ECLI:NL:RBGEL:2015:101

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
05/840817-14 en 05/055195-14 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. Gerbranda
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens opzetheling, verduistering en handelen in strijd met de Opiumwet

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 januari 2015 uitspraak gedaan tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van opzetheling, verduistering en het handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte een auto had verworven die door misdrijf was verkregen en dat hij brandstof had getankt zonder te betalen. De rechtbank achtte de recidive van de verdachte hardnekkig, aangezien hij in het verleden niet aan opgelegde voorwaarden had voldaan en eerder behandelingen had afgebroken. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde maatregel noodzakelijk was om de negatieve spiraal van recidive te doorbreken en de samenleving te beschermen. De verdachte had in de periode van 14 tot 16 september 2014 een auto verworven en brandstof gestolen, en op 16 september 2014 had hij amfetamine in zijn bezit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging van een slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was. De vordering tot schadevergoeding van V.V.O. Tankstations werd gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 55,92, het bedrag waarvoor de verdachte benzine had getankt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/840817-14 en 05/055195-14 (gev. ttz)[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Uitspraak d.d.: 13 januari 2015
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
thans gedetineerd in het huis van bewaring [adres 1].
Raadsvrouw: mr. A. Foppen, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 december 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/840817-14, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 16 september 2014 in de gemeente Heerde en/of in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, een auto (Honda, Civic, kenteken [kenteken])) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 417bis wetboek van strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 september 2014 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan V.V.O. Tankstations, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 16 september 2014 te Klarenbeek, enig goed (brandstof), toebehorend aan V.V.O. Tankstations of een ander dan verdachte, onder zich had anders dan door misdrijf, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, immers heeft verdachte deze brandstof getankt onder voorbehoud dat hij deze brandstof zou betalen, hetgeen verdachte heeft nagelaten;
3.
hij op of omstreeks 16 september 2014 te Heerde en/of in de gemeente Apeldoorn opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Onder parketnummer 05/055195-14 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juli 2013 in de gemeente Epe[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, voor die [slachtoffer] gestaan en/of (daarbij) deze dreigend meermalen, althans éénmaal de woorden toegevoegd :
"Ik zou niks proberen, ik steek je neer, ik doe het echt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten van parketnummer 05/840817-14. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Van de bedreiging die onder parketnummer 05/055194-14 ten laste is gelegd, moet verdachte worden vrijgesproken wegens het ontbreken van overtuigend bewijs, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd voor zover het gaat om parketnummer 05/840817-14. Verdachte zelf heeft ontkend geweten te hebben dat de auto, waarin hij is aangehouden, was gestolen.
Met betrekking tot parketnummer 05/055195-14 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verklaringen van [slachtoffer], [getuige 1] en [getuige 2] zijn onvoldoende betrouwbaar om het feit, dat door verdachte wordt ontkend, overtuigend te bewijzen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/840817-14
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn auto, een Honda Civic met kenteken
[kenteken]. De auto is op 13 september 2014 in Den Haag geparkeerd en bleek op
14 september 2014 te zijn weggenomen. [2]
[benadeelde 2] heeft namens V.V.O. Tankstations aangifte gedaan van diefstal van brandstof op
16 september 2014 bij tankstation ‘[adres 2]. Bij het vrijgeven van pompnummer acht zag zij een rode auto staan. Een paar minuten later keek zij weer en bleek het voertuig te zijn verdwenen. Op de foto die het systeem bij iedere tankbeurt maakt, heeft zij gezien dat het ging om een Honda met kenteken [kenteken]. Naast de auto stond een blonde jongen met een blanke huidskleur. Op de bon zag aangeefster dat voor een bedrag van € 55,92 aan benzine was getankt. [3]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 16 september 2014 de melding ontvangen dat de bestuurder van een Honda Civic met kenteken [kenteken] zich schuldig had gemaakt aan tanken van brandstof zonder te betalen bij het Shell tankstation aan de A50 bij Klarenbeek. Het voertuig stond daarnaast als gestolen geregistreerd. Verbalisanten hebben post gevat op de A50 bij Vaassen en zagen de Honda Civic op zeker moment rijden in de richting van Zwolle. Verdachte, bestuurder van de auto, is vervolgens op verzorgingsplaats Kolthoorn, gelegen in de gemeente Heerde, aangehouden. [4]
Verdachte, die cocaïne in bezit bleek te hebben, heeft desgevraagd tegenover verbalisant[verbalisant 3] verklaard dat hij nog meer bij zich had, namelijk in de zak van zijn jas, die in de auto lag. Verbalisant heeft de jas die hij op de passagiersstoel van de auto zag liggen, doorzocht. Hij vond daarbij een gripzakje en een ander plastic zakje, met in allebei wit poeder. [5]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft onderzoek gedaan naar twee gripzakken met inhoud.
Een van de gripzakjes met inhoud woog in totaal 34,7 gram, het gripzakje zelf woog 2,3 gram. De inhoud is getest met een amfetamine/xtc test en kreeg een positief resultaat.
Het andere gripzakje bevatte een witte natte substantie en woog in totaal 1,3 gram. Verbalisant heeft een soortgelijk gripzakje leeg gewogen en dat woog 0,7 gram. Ook deze inhoud is getest met een amfetamine/xtc test en kreeg een positief resultaat. [6]
Verdachte heeft bekend dat hij voor ongeveer € 50,00 benzine heeft getankt bij een benzinestation in de buurt van Apeldoorn zonder te betalen. Hij reed op dat moment in een rode Honda Civic, die hij had geleend van iemand uit Den Haag, [betrokkene]. Deze vertelde dat er wel een probleem met de auto was, omdat hij geen sleutel meer had en hij het contact aan het vervangen was. De auto moest met een mes worden gestart. Verdachte vond het wel vreemd en heeft nog gevraagd naar de autopapieren, maar [betrokkene] zei dat hij deze ergens anders had liggen. Verdachte heeft € 125,00 betaald voor 50 gram speed waarvan hij 15 gram had opgemaakt. [7]
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 als volgt.
Verdachte heeft van iemand, over wie hij niet veel meer kan vertellen dan dat deze man [betrokkene] heet, een auto geleend. Er zat geen sleutel bij de auto. Verdachte heeft verklaard dat hij toen wel het idee kreeg dat het niet goed zat. [8] Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte dan ook dat de auto van misdrijf afkomstig was. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de Honda Civic met kenteken [kenteken] heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze door misdrijf verkregen was.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft bekend brandstof te hebben getankt zonder deze te hebben betaald. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer precies weet wanneer hij bedacht om zonder te betalen weg te rijden bij het tankstation. Wel realiseerde verdachte zich tijdens het tanken dat hij € 25,00 bij zich had, terwijl hij al voor € 50,00 had getankt, zo heeft hij ter zitting verklaard. Hij bedacht toen dat hij zijn ID-card kon achterlaten en later betalen, doch bleek deze niet bij zich te hebben waarop hij besloot weg te rijden. [9] Gelet op de verklaringen van verdachte en de namens V.V.O. Tankstations gedane aangifte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 16 september 2014 in Klarenbeek wederrechtelijk brandstof heeft toegeëigend die hij, anders dan door misdrijf, onder zich had.
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de uitkomsten van het onderzoek naar de in de auto aangetroffen zakjes poeder.
Parketnummer 05/055195-14
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer], getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] hebben verklaard verdachte met een mes (of soortgelijk voorwerp) heeft staan zwaaien en daarbij [slachtoffer] heeft bedreigd. Echter, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [getuige 3], die verdachte niet met een mes heeft gezien en ook geen bedreigingen heeft gehoord, is de rechtbank van oordeel dat, hoewel wettig bewijs voorhanden is, niet buiten redelijke twijfel vast staat dat verdachte zich daadwerkelijk dreigend heeft opgesteld in de richting van [slachtoffer]. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/840817-14 als feiten 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij in de periode van 14 september 2014 tot en met 16 september 2014 in Nederland een auto (Honda, Civic, kenteken [kenteken]) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2 subsidiair
hij op 16 september 2014 te Klarenbeek, enig goed (brandstof), toebehorend aan V.V.O. Tankstations, dat hij onder zich had anders dan door misdrijf, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend, immers heeft verdachte deze brandstof getankt onder voorbehoud dat hij deze brandstof zou betalen, hetgeen verdachte heeft nagelaten;
3
hij op 16 september 2014 te Heerde opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/840817-14 levert op de misdrijven:
1: opzetheling

2 subsidiair: verduistering

3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte
Door drs. [psycholoog 1], GZ-psycholoog, is op 24 december 2014 een rapport uitgebracht. Daarin is vermeld dat sprake is van afhankelijkheid van cocaïne en andere middelen en van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis en een post-traumatische stress-stoornis. Het gaat om jarenlange problematiek. Geadviseerd wordt de feiten, indien bewezen, in enigszins verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar gevorderd.
De raadsvrouw heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel, met als bijzondere voorwaarde opname in de Piet Roorda kliniek, bepleit. Verdachte wil daar graag een eerder afgebroken behandeling afmaken. Voor zover de rechtbank toch een ISD-maatregel oplegt, wordt verzocht bij het bepalen van de duur daarvan rekening te houden met de periode die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling, diefstal en het bezit van amfetamine. Hiermee heeft hij schade en overlast veroorzaakt.
De rechtbank weegt ook het niet geringe strafblad van verdachte mee en de omstandigheid dat hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De reclassering heeft in het rapport van 21 oktober 2014 aangegeven dat verdachte bekend is met een jarenlange verslavingsgeschiedenis waardoor op vrijwel alle leefgebieden een problematisch beeld te zien is. Het ontbreekt verdachte de laatste jaren aan een stabiele, veilige huisvestingssituatie, dagbesteding en een legale vorm van inkomsten. Hij gebruikt diverse soorten harddrugs en een steunend, positief sociaal netwerk is afwezig. Tegen het advies in heeft verdachte een klinische behandeling bij de Piet Roorda kliniek voortijdig afgebroken. Kort daarna is hij gerecidiveerd. Hoewel de motivatie van verdachte extrinsiek is, is positief te noemen dat hij wel medewerking wil verlenen aan een klinische behandeling, echter niet binnen een ISD-maatregel.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte ervaart zelf nauwelijks problemen en is weinig gemotiveerd om tot gedragsverandering te komen. Volgens de reclassering lijkt een fors juridisch kader nodig te zijn. Indien dit niet wordt opgelegd, wordt de kans van slagen als gering gezien gelet op de eerder opgelegde toezichten en behandelingen, die alle negatief zijn geretourneerd.
Concluderend wordt geadviseerd de ISD-maatregel op te leggen. Mogelijk dat binnen dat strakke en lange juridische kader gedragsverandering teweeg kan worden gebracht. Alleen dan zal het recidivegevaar mogelijk kunnen verminderen.
In eerder vermeld rapport van 24 december 2014 heeft psycholoog [psycholoog 2] aangegeven dat een langdurige klinische behandeling geïndiceerd is om tot de gewenste gedragsverandering te komen. Het is wenselijk dat verdachte zo snel mogelijk wordt opgenomen in een forensische verslavingskliniek. Uit het verleden is gebleken dat de aangeboden behandelingen en opnames niet het gewenste resultaat hebben gehad. Verdachte kan zich moeilijk houden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Het opnieuw opleggen van bijzondere voorwaarden zal naar alle waarschijnlijkheid voor verdachte niet voldoende zijn om een behandeling af te maken. Een strak justitieel kader, zoals een ISD-maatregel, zal daarvoor nodig zijn.
Aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, is voldaan. De bewezenverklaarde diefstal en opzetheling zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van 21 november 2014 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige vermogensmisdrijven meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld en dat het onderhavige feit is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen. Ter zitting is door de officier van justitie aangegeven dat de nog openstaande straffen normaal gesproken niet meer ten uitvoer zullen worden gelegd na de ISD-maatregel en dat er plek is in een ISD-inrichting.
De rechtbank acht oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals is verzocht door de raadsvrouw, niet voldoende waarborg bieden. Hierbij acht de rechtbank van belang dat verdachte zich in het verleden niet (altijd) heeft gehouden aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden en hij recent nog een behandeling bij de Piet Roorda kliniek voortijdig heeft afgebroken. De rechtbank acht het niet wenselijk om verdachte wederom een mogelijkheid te geven zelf te bepalen of hij zich wel of niet aan voorwaarden houdt. Oplegging van de ISD-maatregel is daarom aangewezen, waarbij de rechtbank heeft gelet op de hardnekkige recidive van verdachte op het terrein van de vermogenscriminaliteit, waardoor er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan. Eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Een ISD-maatregel kan een methode voor verdachte zijn om de negatieve spiraal te doorbreken en heeft in ieder geval tot gevolg dat de samenleving gedurende een langere tijd is gevrijwaard van de criminele recidive van verdachte. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan het oplossen van zijn (verslavings)problematiek alle kansen te geven en voorts de maatschappij optimaal te beschermen, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht hiervan af te trekken, zoals door de raadsvrouw is verzocht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij VVO Tankstations BV heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 211,92 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit van parketnummer 05/840817-14.
De rechtbank zal deze vordering toewijzen tot een bedrag van € 55,92, het bedrag waarvoor verdachte benzine heeft getankt. De gevorderde administratiekosten, een bedrag van € 56,00, zijn niet onderbouwd en voor smartengeld bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen juridische grondslag. In zoverre wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 57, 91, 321 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder parketnummer 05/055195-14 en het onder parketnummer 05/840817-14 als feit 2 primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder
parketnummer 05/840817-14 als feiten 1,
2 subsidiair en 3tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde (parketnummer 05/840817-14) strafbaar, kwalificeert dit als:

1: opzetheling

2 subsidiair: verduistering

3: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

 verklaart verdachte strafbaar;
 legt op de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van
feit 2 subsidiair van parketnummer 05/840817-14tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij VVO Tankstations, van een bedrag van
€ 55,92, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van VVO Tankstations een bedrag
te betalen van € 55,92met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal één dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Gerbranda en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna met betrekking tot parketnummer 05/840807-14 verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600-2014126738, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Apeldoorn Binnenstad, gesloten en ondertekend op 18 september 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1], met bijlage goederen, pagina’s 13-15
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] namens V.V.O. Tankstations, pagina’s 16-17
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 18-20
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 25
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina’s 41-42
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 3436
8.Proces-verbaal van inverzekeringstelling, pagina 30
9.Verklaring van verdachte ter zitting van 30 december 2014