ECLI:NL:RBGEL:2015:102

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
05/720114-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Gerbranda
  • A. van Apeldoorn
  • M. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor oplichting met valse hoedanigheid en verduistering

Op 13 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

De zaak kwam voort uit meerdere aangiften van oplichting door de verdachte, die zich voordeed als medewerker van de Europese Unie en geld leende van verschillende slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat slechts in één geval oplichting kon worden bewezen, wat leidde tot een lagere straf dan geëist. De verdachte had in totaal duizenden euro's geleend van een slachtoffer, maar had dit bedrag nooit terugbetaald. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die volgens deskundigen leed aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

De rechtbank verklaarde de verdachte niet schuldig aan de meeste tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij samen met een medeverdachte de slachtoffers had opgelicht. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte, die het geld bij de slachtoffers had opgehaald, niet de intentie had om hen te benadelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat de verdachte was vrijgesproken voor de feiten die hen betroffen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720114-14
Uitspraak d.d.: 13 januari 2015
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats hier te lande.
Raadsvrouw: mr. L. Özsüren-Thomson, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 december 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na meerdere wijzigingen van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012, in de gemeente(s) Epe en/of Haarlemmermeer en/of Diemen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels:
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9],
(telkens) heeft bewogen tot afgifte van (een) geld(bedrag)(en) (tot een totaal(bedrag) van ongeveer 539.276 Euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voornoemde personen voorgedaan als bonafide lener en/of als (voormalig) universitair student, welke in het bezit was van een universitair diploma en/of als bezoldigd medewerker op Europees niveau en/of als medewerker van/bij de EU en/of van/bij de NAVO en/of
(daarbij) (telkens) voornoemde personen meegedeeld:
- dat hij, [verdachte], geld nodig had voor betaling van zijn ziektekosten en/of (om reizen te maken) om zijn baan bij de EU en/of de NAVO en/of op Europees niveau te kunnen krijgen of behouden en/of dat hij, [verdachte], het geld niet anders/op een andere manier kon verkrijgen, aangezien zijn bankrekening was geblokkeerd en/of dat het niet mogelijk was om een bankrekening of lening op eigen naam te openen, vanwege (onder andere) een (negatieve) BKR-registratie en de schulden van die [verdachte] en/of
- dat indien hij, [verdachte], zijn baan bij de EU en/of NAVO en/of op Europees niveau niet kon krijgen/behouden, die [verdachte] op straat zou moeten slapen en/of
(daarbij) (telkens) voornoemde personen voorgehouden:
- dat hij, [verdachte], gelet op zijn veelbelovende/bliksem carrière en (toekomstige) hoge salaris/aanzienlijke financiële middelen en/of door middel van het opmaken en overleggen van schuldbekentenissen, het doen van mondelinge toezeggingen, het versturen van sms-berichten, het (valselijk) opmaken en versturen/overleggen van e-mailberichten, voornoemde personen, op een zo'n kort mogelijke termijn zou (gaan) terug betalen,
waardoor voornoemde personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012, in de gemeente(s) Epe en/of Haarlemmermeer en/of Diemen en/of Amsterdam
en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) geld(bedrag)(en) (tot een totaal(bedrag) van ongeveer 539.276 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
- [benadeelde 1] en/of
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6] en/of
- [benadeelde 7] en/of
- [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9],
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk(e) geld(bedrag)(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan door misdrijf, te weten (telkens) door (middel van) het verstrekken van (zogenaamde) (geld)leningen door voornoemde personen, onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 mei 2014, in de gemeente(s) Amstelveen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]),
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (een) geld(bedrag(en), (tot een (totaal)bedrag van ongeveer 20.000 Euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]) voorgedaan als bonafide lener en/of als hulpbehoevend(e) patient en/of
(daarbij) (telkens) voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]) meegedeeld:
- dat hij, [verdachte], (dringend) geld nodig had voor de betaling van/het ondergaan van (enkele) (speciale) medische behandelingen/injecties, welke hij, [verdachte], (in een (speciale) kliniek in (onder andere) Bussum) (in verband met een (hele) slechte/pijnlijke knie) moest ondergaan/zou krijgen en/of
(daarbij) (telkens) voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]) voorgehouden/beloofd:
- dat hij, [verdachte], op een zo'n kort mogelijke termijn voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]) zou (gaan) terug betalen,
waardoor voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]) (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 mei 2014, in de gemeente(s) Amstelveen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) geld(bedrag)(en) (tot een totaal(bedrag) van ongeveer 20.000 Euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]), in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) geld(bedrag)(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders
dan door misdrijf, te weten (telkens) door (middel van) het verstrekken van (een) (zogenaamde) (geld)lening door voornoemde [benadeelde 10] (wv [benadeelde 10]), onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de dagvaarding/niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft betoogd dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig is en daarom nietig zou moeten worden verklaard. Bij bewezenverklaring van de oplichting kan immers geen sprake meer zijn van verduistering omdat het daarbij moet gaan om goederen die iemand anders dan door misdrijf onder zich heeft. Daarnaast heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie deels niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard met betrekking tot de ten laste gelegde verduistering omdat sprake is van verjaring (zes jaar). Verdachte is op 12 mei 2014 aangehouden en derhalve kan slechts tot 12 mei 2008 worden teruggekeken.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding niet innerlijk tegenstrijdig is. Bij een eventuele bewezenverklaring van de oplichting ligt een bewezenverklaring van daarnaast ook de verduistering niet voor de hand, zoals de raadsvrouw terecht heeft opgemerkt, maar dit maakt niet dat de dagvaarding nietig zou moeten verklaard, mede gelet op de daarin gekozen vermelding van ‘en/of’. De rechtbank begrijpt de dagvaarding zo, dat de officier van justitie bij een aantal aangevers de oplichting bewezen acht en bij een aantal andere aangevers de verduistering. De tenlastelegging is innerlijk cumulatief.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat er ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde verduistering sprake is van verjaring voor zover ten laste is gelegd dat deze voor 22 juli 2008 zou hebben plaatsgevonden. Zij hanteert daarbij een andere datum dan de raadsvrouw omdat de verjaring slechts wordt gestuit door een daad van vervolging (in casu de eerste dagvaarding die tegen verdachte is uitgebracht; de aanhouding van verdachte is geen daad van vervolging). Nu op verduistering een gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld, vervalt het recht op strafvordering door verjaring voor dit feit in zes jaar, ingevolge artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de tenlastegelegde periode voor 22 juli 2008 is het openbaar ministerie dan ook niet-ontvankelijk in de vervolging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2, met dien verstande dat geen sprake is geweest van medeplegen. Hij heeft aangegeven ‘medeverdachte’ [medeverdachte] als een zogenaamd willoos werktuig in de handen van verdachte te beschouwen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit. Het is op zich juist dat verdachte de afgelopen jaren gelden heeft ontvangen van mevrouw [medeverdachte] die kennelijk werden geleend bij de verschillende aangevers in dit dossier. Van enig strafbaar handelen van verdachte daarbij is echter geen sprake geweest. Het betrof in alle gevallen leningen. Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij het aangaan van de leningen, dat deed [medeverdachte]. Verdachte heeft zich dan ook niet anders of onjuist voorgedaan tegenover de aangevers, niet als bonafide lener en niet als hulpbehoevend persoon. Van medeplegen is voorts geen sprake geweest, verdachte had immers geen opzet op de onderlinge samenwerking en evenmin op het realiseren van het grondfeit. Verdachte heeft wel onzinverhalen tegen [medeverdachte] verteld en zij ging daarmee kennelijk bij kennissen langs om geld voor verdachte op te halen. Dat kan niet aan verdachte worden verweten. Voorts is verdachte altijd van plan geweest de bedragen terug te betalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de kern van het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, zoals dat is opgenomen in de tenlastelegging, erin is gelegen dat hij en/of zijn mededader zich tegenover verschillende aangevers (veelal mensen op leeftijd) valselijk heeft voorgedaan als – onder meer – medewerker van een internationale organisatie of als iemand die medische hulp nodig had. Verdachte en/of zijn mededader zou tegen aangevers verteld hebben geld nodig te hebben en daar zelf tijdelijk niet aan te kunnen komen, zo begrijpt de rechtbank de tenlastelegging.
Uit het dossier blijkt dat de aangevers (op één uitzondering na) steeds zijn benaderd door [medeverdachte], een goede kennis van verdachte, bij wie verdachte enige tijd heeft verbleven. Zij heeft mensen uit haar kennissenkring gevraagd om verdachte financieel te ondersteunen. Daarbij heeft zij meerdere dingen over verdachte verteld, zoals dat hij werkzaam was bij de Europese Unie dan wel de NAVO, voor die baan veel moest reizen en hij niet over zijn geld kon beschikken omdat zijn rekening was geblokkeerd dan wel vanwege een registratie bij het BKR. Vast staat dat al die over verdachte vertelde verhalen ‘verzinsels’ van verdachte betroffen. Aangevers zijn vervolgens overgegaan tot het geven van geld aan [medeverdachte] ten behoeve van verdachte, mogelijk mede ook omdat zij vertrouwen hadden in [medeverdachte]. [medeverdachte] leidde dit geld telkens door naar verdachte en hield hier een nauwkeurige administratie over bij. Zij beloofde aangevers ook dat zij hun geld terug zouden krijgen. Zij heeft verklaard dat verdachte haar voormelde verhalen vertelde en dat zij daar volledig in geloofde. Verdachte heeft erkend dat hij onzin vertelde tegen [medeverdachte] en dat zij een indruk van hem heeft gekregen die niet klopte. Kennelijk was het dus zo, dat [medeverdachte] geloof hechtte aan de onzinverhalen van verdachte, zij zich zorgen om hem maakte en nadat haar eigen financiële mogelijkheden waren uitgeput zij haar kennissenkring aansprak om hem tijdelijk financieel te ondersteunen. Vrijwel zonder uitzondering nemen de aangevers [medeverdachte] niets kwalijk, ook verdachte heeft aangegeven dat [medeverdachte] volledig te goeder trouw was en geen kwaad in de zin heeft gehad.
Gelet op het voorgaande, kan niet bewezen worden dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte] de aangevers heeft opgelicht, nu bij [medeverdachte] ten ene male het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling ontbrak. Nu voorts [medeverdachte] degene is die ten aanzien van de meeste aangevers praktisch alle uitvoeringshandelingen heeft verricht zoals opgenomen in de tenlastelegging, en niet verdachte zelf, kunnen deze niet in deze vorm met betrekking tot verdachte worden bewezenverklaard. Dit ware mogelijk anders geweest indien de officier van justitie “doen plegen” ten laste had gelegd, doch nu dit niet het geval is, laat de rechtbank verdere overwegingen hierover achterwege.
In een aantal gevallen heeft verdachte achteraf wel zelf contact met aangevers opgenomen doch in die gevallen was het geld al via [medeverdachte] aan hem ter beschikking gesteld. Dit handelen van verdachte kan dan ook niet bijdragen tot een bewezenverklaring.
Naar het oordeel van de rechtbank kan enkel worden bewezen dat verdachte zelf aan aangever [benadeelde 2] heeft gevraagd om geld en daarbij op enig moment zelf ook onwaarheden heeft verteld. De rechtbank wijst daarbij op de volgende bewijsmiddelen.
Aangever [benadeelde 2], woonachtig in Amsterdam, heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij aanvankelijk op 14 december 2008 is benaderd door [medeverdachte] met de vraag of hij verdachte wilde helpen. Verdachte vertelde hem vervolgens dat hij werkte voor de EU in Brussel en voortdurend moest reizen naar het buitenland. Hij had geld nodig voor logies en transport en omdat zijn rekening geblokkeerd was vanwege een rechterlijke uitspraak, moest verdachte dit uit eigen zak betalen. Op 22 december 2008 heeft aangever op Schiphol persoonlijk
€ 1000,00 aan verdachte gegeven, dit omdat verdachte zogenaamd meteen moest doorvliegen naar Londen. Op 3 januari 2009 heeft aangever [medeverdachte] € 500,00 voor verdachte gegeven. Daarna heeft aangever op 6 januari 2009 € 1.000,00 aan verdachte gegeven op station Sloterdijk en ten slotte heeft hij op 11 januari 2009 ten behoeve van verdachte wederom geld gegeven aan [medeverdachte]. In totaal heeft aangever € 7000,00 verstrekt. Aangever is in het bezit van een schuldbekentenis, getekend door verdachte en gedateerd op 18 januari 2009, waarin de volgende data en bedragen staan vermeld: 15 december 2008: € 2500,00; 22 december 2008: € 1000,00; 3 januari 2009: € 500,00; 6 januari 2009: € 1000,00 en 11 januari 2009:
€ 2000,00. Vermeld is dat het totaalbedrag van € 7000,00 per omgaande zal worden terugbetaald. [2] [benadeelde 2] heeft nooit een cent teruggezien van het geld dat hij aan verdachte had uitgeleend. Als hij had geweten dat verdachte geen baan had bij de EU, of überhaupt geen baan had, had hij nooit geld uitgeleend, aldus [benadeelde 2]. [3]
Verdachte heeft verklaard dat [benadeelde 2] hem op Schiphol geld heeft gegeven en dat dat nog drie of vier keer via [medeverdachte] is gebeurd. Nadat hem een kopie van de schuldbekentenis is getoond, heeft verdachte verklaard dat dit zijn handtekening is. Verdachte heeft verklaard in totaal € 7000,00 van [benadeelde 2] te hebben ontvangen. [4]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij [benadeelde 2] heeft gezien op Schiphol en hij toen ook geld heeft gekregen van [benadeelde 2]. [5]
Verdachte heeft voorts verklaard nooit voor de EU te hebben gewerkt [6] . Ook heeft hij bekend te hebben gezegd dat zijn rekeningen waren geblokkeerd en hij om die reden niet zelf dingen kon betalen. [7]
De rechtbank overweegt dat [benadeelde 2] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft verteld dat hij werkte voor de EU in Brussel en veel moest reizen naar het buitenland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee een valse hoedanigheid aangenomen. Ook is sprake van een samenweefsel van verdichtsels, nu verdachte niet alleen een valse hoedanigheid heeft gebruikt, maar daarbij ook nog heeft aangegeven dat hij voor zijn fictieve baan veel moest reizen en hij geen geld had om zelf zijn logies en transport te bekostigen. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheden niet alleen een rol hebben gespeeld bij het op 22 december 2008 op Schiphol persoonlijk verstrekken van € 1000,00 door [benadeelde 2] aan verdachte, maar ook hebben doorgewerkt na deze ontmoeting. [benadeelde 2] verkeerde, als gevolg van hetgeen verdachte hem had verteld, immers in de onjuiste veronderstelling dat verdachte bij de EU werkte en hij niet bij zijn geld kon. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [benadeelde 2] ook tot het afgeven van geld op 3 januari 2009 (€ 500,00 aan [medeverdachte]), 6 januari 2009 (€ 1000,00 aan verdachte) en 11 januari 2009 (€ 2000,00) is bewogen door voormelde oplichtingsmiddelen. Nu met betrekking tot het eerste bedrag dat [benadeelde 2] aan [medeverdachte] heeft gegeven, te weten de € 2500,00 op 15 december 2008, niet bewezen kan worden dat verdachte daartoe verdichtsels aan aangever heeft verteld, kan dit niet meegenomen worden in de bewezenverklaring.
[benadeelde 2] heeft verklaard nooit een cent te hebben teruggezien van het geld dat hij verdachte had uitgeleend. Als hij had geweten dat verdachte geen baan had bij de EU, of überhaupt geen baan had, dan had hij het geld nooit uitgeleend. Dat verdachte nimmer de intentie had met zijn leugens geld van [benadeelde 2] te krijgen, acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de combinatie van verklaringen die verdachte tegenover [benadeelde 2] heeft gedaan (moeten reizen en zelf geen geld hebben) en de omstandigheid dat verdachte ook niet heeft geweigerd geld in ontvangst te nemen.
Gelet op de bewezenverklaring van dit feit, als gevolg waarvan verdachte het van [benadeelde 2] ontvangen bedrag wederrechtelijk onder zich had, kan het tweede feit zoals opgenomen onder feit 1 (verduistering), voor zover het ziet op [benadeelde 2], niet bewezen worden verklaard, reeds nu daarvoor vereist is dat verdachte het geldbedrag anders dan door misdrijf onder zich had.
Ook ten aanzien van de overige genoemde benadeelde partijen kan het verduisteren van gelden niet worden bewezen, nu, nog losgezien van de onderhavige kwestie, het aangaan van een geldlening naar zijn aard nooit verduistering kan opleveren; zodra het geleende geld in de macht komt van de lener, behoort het tot zijn vermogen en is er dus geen sprake van “gelden die een ander toebehoren”. Er ontstaat op dat moment slechts een terugbetalingsverplichting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen, gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2012, in Amsterdam althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde 2] telkens heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag tot een totaalbedrag van € 4.500,00 hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voornoemde persoon voorgedaan als bonafide lener en als medewerker van de EU en
daarbij voornoemde persoon meegedeeld:
- dat hij, [verdachte], geld nodig had om reizen te maken en dat hij, [verdachte], het geld niet anders/op een andere manier kon verkrijgen, aangezien zijn bankrekening was geblokkeerd
waardoor voornoemde persoon telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Uit het rapport van prof. dr. [psychiater], psychiater, van 7 augustus 2014 komt het volgende naar voren. Verdachte is een bovengemiddeld intelligente man die affectief en pedagogisch ernstig is verwaarloosd. Er is sprake van een duurzaam patroon van een stoornis in het gevoelsleven, het interpersoonlijk functioneren en in de impulsbeheersing. Verdachte voldoet aan de criteria voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis: vanaf het vijftiende jaar is een patroon aanwezig van het zich niet conformeren aan de maatschappelijke normen, het aannemen van een andere naam ten behoeve van eigen voordeel, impulsief gedrag, het niet in staat zijn werk te behouden, het niet nakomen van financiële verplichtingen en het vrijwel ontbreken van spijtgevoelens. Daarnaast zijn er trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis: een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid, een preoccupatie met onbeperkte successen, het anderen exploiteren voor eigen doeleinden en een gebrek aan empathie. Dit heeft er mede toe geleid dat verdachte een jarenlang bestaand patroon vertoont van het vertellen van leugens. Het liegen gaat vrijwel ‘automatisch’ en is er steeds op gericht zich als een belangrijk persoon voor te doen. Daarbij worden anderen voor eigen doeleinden gebruikt, waaronder in financiële zin. Het geld dat werd ‘geleend’ werd gebruikt om een schijnleven te realiseren waarin verdachte zich kon voordoen als een belangrijk persoon. Dit grootse schijnleven heeft voor een belangrijk deel de functie van het bestrijden van innerlijke onlustgevoelens. Voor een deel geloofde verdachte in zijn zelf gecreëerde wereld en geschapen identiteit, hierdoor werd hij weinig in zijn handelen afgeremd. Ook leidde dit ertoe dat verdachte niet stilstond bij de consequenties van het geld ‘lenen’ op de lange termijn; hij leefde alleen voor de gratificatie in het hier-en-nu en het ontbrak aan een lange termijn planning van zijn leven waar een corrigerende werking van uit had kunnen gaan. Ook werd verdachte door de gebrekkige gewetensfunctie en het vrijwel ontbreken van affectieve empathie niet afgeremd in het exploiteren van anderen.
Verdachte heeft enig probleembesef maar er kan nauwelijks worden gesproken van probleeminzicht. Hij beseft dat hij steeds in de problemen komt maar heeft nauwelijks zicht op de mechanismen die hierbij spelen. Er is sprake van impulsief en antisociaal gedrag.
Geadviseerd wordt verdachte, bij bewezenverklaring, verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, gevorderd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zouden de door de reclassering vermelde bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat bij verdachte gesproken kan worden van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Er wordt aangestuurd op een lange intensieve behandeling van verdachte. De reclassering deelt de mening van de psychiater. Ook verdachte zelf wil graag hulp. De raadsvrouw heeft aangegeven dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het blanco strafblad van verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft viermaal geld ontvangen van aangever [benadeelde 2] en daarbij onwaarheden verteld. Hij heeft daarbij ook beloofd het geld te zullen terugbetalen, maar heeft dat nooit gedaan. Verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het goede vertrouwen dat [benadeelde 2] in hem stelde. Hoewel meer feiten niet bewezen konden worden, heeft verdachte het vertrouwen van nog veel meer mensen beschaamd, niet alleen van aangevers, maar zeker ook van [medeverdachte]. Mensen die dachten een goede daad te verrichten, zijn bedrogen uitgekomen.
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat verdachte een blanco strafblad heeft en hij volgens psychiater [psychiater] verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
[psychiater] heeft nog het volgende in het rapport van 7 augustus 2014 opgenomen. Er bestaan ernstige beperkingen in de coping-vaardigheden: bij onlustgevoelens bestaat er een sterke neiging tot het nastreven van directe gratificatie door onder meer impulsief gedrag, fantaseren en het vertellen van leugens. Het zal voor verdachte niet eenvoudig zijn afstand te doen van deze sterke gratificatie en zich te schikken in een bestaan van een gewone burger. Als beschermende factor kan de goede intelligentie worden genoemd. Al met al is sprake van een hoog recidiverisico.
Behandeling van de stoornis van verdachte zal niet eenvoudig zijn. In het verleden is gebleken dat verdachte weinig intrinsieke motivatie kan opbrengen voor het in behandeling gaan. Alhoewel verdachte thans aangeeft dat hij behandeld wil worden voor zijn persoonlijkheidspathologie, is er vooral sprake van een extrinsiek bepaalde motivatie in de zin dat hij zich pas nu hij strafrechtelijk wordt vervolgd, wil laten behandelen. Alhoewel er twijfels kunnen bestaan ten aanzien van de vraag of verdachte wel voldoende behandelbaar is, wil onderzoeker toch een behandeling van verdachte adviseren. Zonder behandeling zal het recidiverisico zeker hoog blijven en ook wanneer de behandeling beperkt zou blijven tot resocialisatiedoelen (en de persoonlijkheidspathologie niet kan worden beïnvloed) zal dit toch een reductie van het recidiverisico kunnen opleveren.
Teneinde voldoende behandeldruk bij verdachte neer te kunnen leggen is een deels klinische behandeling aangewezen. Geadviseerd wordt deze plaats te laten vinden in een forensisch psychiatrische afdeling, bij voorkeur in een afdeling die zich (ook) richt op de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen. De klinische behandeling zat voldoende lang dienen plaats te vinden waarbij gedacht wordt aan een periode van een jaar. Geadviseerd wordt de behandeling daarna ambulant voort te zetten bij een polikliniek die is toegerust voor de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen. Deze behandeling zou ten minste twee jaar moeten duren.
Door de reclassering is gerapporteerd dat sprake is van een maatschappelijk wankele positie. Verdachte heeft geen huisvesting, geen inkomen, geen werk of andere dagbesteding en hij heeft enorme schulden opgebouwd. Het ontbreekt verdachte aan een sociaal netwerk.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Een behandeling binnen een forensisch psychiatrische afdeling wordt noodzakelijk geacht. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de resocialisatie van verdachte.
Verdachte uit zich gemotiveerd voor een klinisch traject. Naar de mening van de reclassering is verdachte extrinsiek gemotiveerd, gezien zijn huidige situatie van hechtenis en het feit dat hij buiten vrijwel niets meer heeft. Een voorwaardelijk strafdeel zou een extra motivatie voor verdachte kunnen zijn om zich te houden aan de regels en afspraken met de kliniek en de reclassering.
Op 28 augustus 2014 heeft het IFZ een indicatieadvies afgegeven voor klinische zorg, waarin is aangegeven dat verdachte geïndiceerd is voor opname in een forensisch psychiatrische afdeling met expertise op het gebied van persoonlijkheidsproblematiek. Het IFZ heeft verdachte aangemeld bij FPA Roosendaal van GGZ Altrecht te Den Dolder. Verdachte is geaccepteerd.
Concluderend heeft de reclassering geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een opname in een zorginstelling - klinische behandeling en reclasseringstoezicht (meldplicht) en om een proeftijd van 3 jaar te verbinden aan de bijzondere voorwaarden.
Al hetgeen is geadviseerd, lijkt van groot belang om recidive te voorkomen, maar past niet bij de beperkte bewezenverklaring die volgt. Gelet op die bewezenverklaring acht de rechtbank een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden. De rechtbank komt tot een veel lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat slechts een klein deel van het tenlastegelegde bewezen is verklaard. Voor een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank bij de huidige bewezenverklaring geen ruimte. De voorlopige hechtenis is daarom reeds bij afzonderlijke beslissing van 31 december 2014 opgeheven.
Vordering tot schadevergoeding
Er zijn vorderingen ingediend door meerdere benadeelde partijen, die allemaal zien op feit 1.
De rechtbank volstaat hier met vermeldingen van de namen en de gevorderde bedragen.
Het gaat om [benadeelde 1] (€ 10.000,00), [benadeelde 3] (€ 419.126,00), [benadeelde 4] (€ 3.000,00), [benadeelde 5] (€ 44.000,00), [benadeelde 6] (€ 16.440,00, te vermeerderen met de wettelijke rente), [benadeelde 7] (€ 400,00) en [benadeelde 9] (€ 600,00).
Alle benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard, nu verdachte is vrijgesproken voor zover de feiten zien op genoemde benadeelde partijen. Zij kunnen hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin zijn strafvervolging voor zover het gaat om de tenlastelegde verduistering in de periode voor 22 juli 2008, zoals genoemd in de tenlastelegging onder feit 1;
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 2 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart
bewezendat verdachte het
onder 1 tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

oplichting, meermalen gepleegd;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee maanden;
 beveelt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de
benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6], [benadeelde 7] en [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Aldus gewezen door mrs. Gerbranda, voorzitter, Van Apeldoorn en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal ‘Bellis’, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Recherche, unit Harderwijk, gesloten en ondertekend op 30 juni 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2], pagina’s 1009-1012 en de schuldbekentenis, pagina 1013-1014
3.Proces-verbaal van aanvullend verhoor [benadeelde 2], pagina’s 1015-1016
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 151-154
5.Verklaring van verdachte ter zitting van 30 december 2014
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 149
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 157