Op 13 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.
De zaak kwam voort uit meerdere aangiften van oplichting door de verdachte, die zich voordeed als medewerker van de Europese Unie en geld leende van verschillende slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat slechts in één geval oplichting kon worden bewezen, wat leidde tot een lagere straf dan geëist. De verdachte had in totaal duizenden euro's geleend van een slachtoffer, maar had dit bedrag nooit terugbetaald. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die volgens deskundigen leed aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank verklaarde de verdachte niet schuldig aan de meeste tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij samen met een medeverdachte de slachtoffers had opgelicht. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte, die het geld bij de slachtoffers had opgehaald, niet de intentie had om hen te benadelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat de verdachte was vrijgesproken voor de feiten die hen betroffen.