ECLI:NL:RBGEL:2015:1296

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2015
Publicatiedatum
27 februari 2015
Zaaknummer
C/05/278615 / FA RK 15-488
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een bodemzaak met betrekking tot de zorg voor een minderjarige in een klem situatie tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 20 februari 2015, is een verzoek ingediend door de vader van een minderjarige, die na een ernstig ongeluk met blijvend hersenletsel kampt. De vader verzoekt om de benoeming van een bijzondere curator, omdat de minderjarige klem zit tussen de ouders. De ouders zijn gescheiden en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun dochter. De minderjarige verblijft momenteel in een revalidatiecentrum en de vader vreest voor haar veiligheid als zij bij de moeder verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling in de kort geding procedure is door partijen verzocht om mr. J.W. Boeijink als bijzondere curator te benoemen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vader afgewezen, maar heeft met instemming van de ouders besloten dat er een bijzondere curator benoemd zal worden in de bodemprocedure. De rechtbank heeft de bijzondere curator verzocht om advies en verslag uit te brengen over de situatie van de minderjarige, met specifieke vragen over haar ervaringen met het co-ouderschap en de gezamenlijke uitoefening van het gezag door haar ouders. De rechtbank houdt verdere beslissingen in afwachting van de bevindingen van de bijzondere curator, die uiterlijk voor 20 maart 2015 aan de rechtbank moeten worden toegezonden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/278615 / FA RK 15-488
Datum uitspraak: 20 februari 2015

beschikking ex artikel 1:253a BW

in de zaak van

[naam vader] (nader te noemen: de vader),

wonende te [woonplaats],
advocaat mr. C.W. Langereis te Arnhem
tegen

[naam moeder] (nader te noemen: de moeder),

wonende te [woonplaats]
advocaat mr. H.J.M. van Arkel-van Gasselt te Nijmegen

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen ter griffie op 9 februari 2015.

De feiten

Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd.
Bij beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van [datum] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Uit het huwelijk van partijen is geboren de minderjarige [naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. Bij beschikking van de rechtbank van ‘s-Hertogenbosch is bepaald dat de gemaakte afspraken zoals vastgelegd in het echtscheidingsverzoek integraal deel uitmaken van de beschikking. De regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders over [naam minderjarige] houdt in dat het hoofdverblijf in gelijke mate gedeeld zal worden tussen de ouders.
Het co-ouderschap is als volgt uitgewerkt:
- in de oneven weken van woensdagmiddag 12.15 uur tot zondagochtend 10.00 uur verblijft [naam minderjarige] bij haar moeder en
- in de even weken verblijft [naam minderjarige] op zaterdag na 15.00 uur bij haar vader en zal door hem worden opgehaald,
- de moeder haalt [naam minderjarige] iedere woensdag om 12.15 uur van school.
[naam minderjarige] is in de zomer van 2014 van haar paard gevallen. Aanvankelijk dacht men dat zij een hersenschudding had. Later is komen vast te staan dat [naam minderjarige] een hersentumor heeft, welke operabel was. Tijdens de operatie is de tumor geknapt, met als gevolg dat [naam minderjarige] blijvend hersenletsel heeft. Zij is thans nog grotendeels rolstoelgebonden. [naam minderjarige] verblijft op dit moment intern in revalidatiecentrum [locatie en plaats] in verband met het feit dat zij chemotherapie krijgt. De verwachting is dat zij binnen afzienbare tijd naar huis mag en dan dagelijks naar [locatie en plaats] gaat voor revalidatiedagbehandeling en school.
De vader heeft een kort geding aanhangig gemaakt dat op 20 februari 2015 op zitting behandeld is. Hij heeft gevorderd dat [naam minderjarige] voor de duur van de verzoekschriftprocedure tijdens haar interne revalidatieperiode in verband met de chemotherapie, in alle weekenden overnacht bij de vader, terwijl [naam minderjarige] een weekend per twee weken op zaterdag en zondag van 09.00 uur tot 20.00 uur bij de moeder verblijft, alsmede dat [naam minderjarige] voor de periode daarna verblijft bij de vader en gedurende een weekend per twee weken op zaterdag en zondag van 09.00 uur tot 20.00 uur bij de moeder verblijft. De vader heeft aan zijn vorderingen - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de veiligheid van [naam minderjarige] in geding is, indien zij bij de moeder overnacht.
De moeder heeft als eis in reconventie in de kort geding procedure onder meer gevorderd dat als zorgregeling tussen de ouders wordt vastgesteld dat [naam minderjarige] bij de moeder verblijft:
- Week 1: woensdag na school, althans na therapie, tot zondag 16.00 uur;
- Week 2: woensdag na school, althans na therapie, tot en met zaterdag 15.00 uur.
Tijdens de mondelinge behandeling in de kort geding procedure is door partijen verzocht een bijzondere curator te benoemen in de persoon van mr. J.W. Boeijink te Arnhem.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 20 februari 2015 (zaaknummer: C/05/278184 KG ZA 15-69) de vorderingen van de vader afgewezen en de eis in reconventie van de moeder deels toegewezen. Voorts heeft zij met instemming van de ouders besloten dat in de onderhavige verzoekschriftprocedure een bijzondere curator zal worden benoemd. Toen is reeds aangekondigd dat een collega deze zaak verder als bodemrechter zal behandelen.

Het verzoek

De vader verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [naam minderjarige] met onmiddellijke ingang haar hoofdverblijf bij de vader zal hebben;
II. te bepalen dat een contactregeling wordt vastgesteld inhoudende dat [naam minderjarige] een weekend per veertien dagen bij de moeder zal verblijven op zaterdag en zondag van 09.00 uur tot 20.00 uur;
III. te bepalen dat de vader met het eenhoofdige gezag zal worden belast.

De beoordeling

Gelet op het verzoek dat partijen tijdens de zitting in de kort gedingprocedure hebben gedaan en omdat de rechtbank dat in het belang van [naam minderjarige] acht, zal in de onderhavige procedure een bijzondere curator benoemd worden. Het vermoeden is dat [naam minderjarige] klem zit tussen haar ouders. Een gang naar de rechtbank om te worden gehoord over het verzoek, wordt bovendien erg belastend gevonden in haar situatie.
De hierna te noemen persoon heeft zich op verzoek van de rechtbank bereid verklaard om in de onderhavige zaak als bijzondere curator op te treden. Ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Daarom zal als volgt worden beslist.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator advies en verslag uit te brengen op basis van de na te melden vragen:
1. Hoe heeft [naam minderjarige] het co-ouderschap ervaren tot het moment van haar ongeluk? Hoe is het daarna geweest? Is er volgens haar aanleiding om dit te wijzigen en zo ja, heeft zij ideëen over een andere invulling?
2. Hoe ervaart [naam minderjarige] de gezamenlijke uitoefening van het gezag door haar ouders? Heeft zij wensen ten aanzien hiervan, mede in het licht van het verzoek van de vader?
3. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in voornoemde vragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de te nemen beslissingen?

De beslissing

De rechtbank
1. benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige
- [naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
mr. J.W. Boeijink, advocaat te Arnhem;
2. houdt iedere verdere beslissing in afwachting van de bevindingen en het advies en het verslag van de bijzondere curator en verzoekt hem zijn bevindingen zo spoedig mogelijk toe te zenden aan de rechtbank, doch uiterlijk voor 20 maart 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. van de Graaff-Eggink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2015.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.