ECLI:NL:RBGEL:2015:1455

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
C/05/276172 / HA RK 14-176 /902/ 721/ma
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap opengevallen in België

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt een verzoek behandeld tot benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van een in België overleden erflaatster. De verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M.W. Werker, hebben de rechtbank verzocht om een vereffenaar te benoemen, omdat de nalatenschap van de erflaatster, die in Brussel is overleden, moet worden vereffend volgens de Nederlandse wetgeving. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de aanvulling daarop, en heeft vastgesteld dat de erflaatster bij testament haar schoondochter als enig erfgenaam heeft benoemd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de rechtsmacht van de Nederlandse rechter onderzocht, gezien de nalatenschap in België is opengevallen. Op basis van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat ten minste één van de verzoekers in Nederland woont. Echter, de rechtbank Gelderland kan geen relatieve bevoegdheid ontlenen aan de laatste woonplaats van de erflaatster, die in België was gevestigd. De rechtbank verwijst naar de parlementaire geschiedenis van artikel 268 Rv, waarin is gesteld dat zaken betreffende een specifieke nalatenschap bij één rechter moeten worden geconcentreerd om tegenstrijdige beslissingen te voorkomen.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat, bij gebrek aan een andere bevoegde rechter, de rechtbank te ’s-Gravenhage bevoegd is. De verzoekers worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze voorgenomen verwijzing, en verdere beslissingen worden aangehouden tot na deze gelegenheid.

Uitspraak

tussenbeschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/276172 / HA RK 14-176 /902/ 721/ma
tussenbeschikking van 23 februari 2015
in de zaak van

1.[verzoekster sub 1],

wonende te [plaats],
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [plaats],
verzoekers,
advocaat mr. J.M.W. Werker te Arnhem.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift van 15 december 2014;
  • de aanvulling op het verzoekschrift van 23 december 2014.

2.De feiten

2.1.
Op [1964] is overleden [erflaatster], geboren te [plaats] op [1876], laatst wonende te [plaats] (Brussel-België), hierna: erflaatster.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van [1961] over haar uiterste wil beschikt.
2.3.
In voormeld testament heeft erflaatster haar schoondochter[naam 1], geboren te [plaats] op [1922], benoemd tot haar enig erfgenaam bij wijze van fideï-commis.
2.4.
Het testament van erflaatster waarin [naam 1] tot enige erfgename werd benoemd, vermeldt dat zulks geschiedt “onder de last hetgeen zij van mijn nalatenschap onvervreemd en onverteerd zal nalaten, uit te keren aan de wettige aankomelingen van mijn broers en mijn schoonzuster, mevrouw[naam 2], staaksgewijze, met dien verstande dat deze afstammeling in mijn nalatenschap gerechtigd zullen zijn op de wijze en voor de delen als voor iedere staak bij wettelijke erfopvolging is bepaald voor de nalatenschappen van mijn genoemde broers en mevrouw[naam 2].”
2.5.
Op [2014] is [naam 1], bezwaarde erfgename van erflaatster, in haar laatste woonplaats [plaats] overleden. Zij heeft bij testament over haar uiterste wil beschikt en een tweetal executeurs aangewezen, welke beiden hun benoeming als executeur hebben aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank Gelderland:
  • een vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van [erflaatster], opdat deze nalatenschap volgens de regels van afdeling 4.6.3 van het Burgerlijk Wetboek wordt vereffend;
  • tot vereffenaar te benoemen [naam 3], oud-notaris, wonende te [plaats],
  • de beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Verzoekers hebben hun verzoek schriftelijk onderbouwd. Met betrekking tot de bevoegdheid van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen stellen verzoekers dat deze rechtbank bevoegd is dit verzoek in behandeling te nemen omdat de nalatenschap van de bezwaarde erfgename van erflaatster in [plaats] is opengevallen. Tevens bevinden de vermogensbestanddelen die de bezwaarde erfgename van erflaatster heeft ontvangen, zich in ons rechtsgebied, aldus verzoekers. Om die reden zou deze rechtbank tevens bevoegd zijn kennis te nemen van dit verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats dient de rechtbank ambtshalve de vraag te beantwoorden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, gelet op het feit dat de nalatenschap waarvoor een vereffenaarsbenoeming wordt verzocht, is opengevallen in België.
4.2.
Bij gebreke van op deze zaak van toepassing zijnde internationale verdragen dient de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft beantwoord te worden aan de hand van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Omdat sprake is van een verzoekschriftprocedure en ten minste één van de verzoekers woonplaats heeft in Nederland, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 Rv rechtsmacht.
4.3.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welke Nederlandse rechter relatief bevoegd is dit verzoek te behandelen. Ingevolge artikel 268, eerste lid Rv is, voor zover hier van belang, in zaken betreffende nalatenschappen bevoegd de rechter van de laatste woonplaats van de overledene. Nu de laatste woonplaats van erflaatster in België is gelegen, kan de rechtbank Gelderland geen relatieve bevoegdheid ontlenen aan artikel
268 Rv.
4.4.
Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 268 Rv (Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1999/00, 27 245, nr. 3, p. 27-28 bij de behandeling van de Wijzigingswet Rechtsvordering en invoeringswet boek 4 van het Burgerlijk Wetboek) blijkt dat de wetgever met de invoering van het huidige artikel 268 Rv heeft beoogd te bewerkstelligen dat – ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen – zaken betreffende een specifieke nalatenschap worden geconcentreerd bij één rechter. Deze wens van de wetgever verzet zich ertegen om bij gebreke van het bestaan van relatieve bevoegdheid van deze rechtbank op grond van de laatste woonplaats van erflaatster, de relatieve bevoegdheid op een andere grond te construeren. Een andersluidend oordeel zou er immers toe kunnen leiden dat alsnog meerdere rechters beslissingen zouden moeten nemen in zaken betreffende de nalatenschap van erflaatster.
4.5.
Wat overblijft is de restbepaling van artikel 269 Rv, waarin – kort gezegd – is bepaald dat bij gebreke van een andere bevoegde rechter, de rechter te ’s-Gravenhage bevoegd is. De rechtbank is gelet op deze bepaling voornemens om de zaak in de stand waarin zij zich bevindt te verwijzen naar de rechtbank te ’s-Gravenhage.
4.6.
Verzoekers zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over dit voornemen.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt verzoekers in de gelegenheid om zich
vòòr 24 maart 2015bij akte uit te laten over de voorgenomen verwijzing van de behandeling van het verzoek naar de rechtbank te
’s-Gravenhage;
5.2.
houdt iedere verder beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op
23 februari 2015.