In deze zaak gaat het om een beroep tegen het projectplan "Verdrogingsbestrijding Vossenbroek" dat door het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe is vastgesteld. Eisers, die aan de rand van het gebied wonen, stellen dat er sprake is van bodemvervuiling op hun perceel en dat het projectplan kan leiden tot een verplaatsing en toename van deze vervuiling. Ze betogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder geen onderzoek heeft gedaan naar de bodemvervuiling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van bodemverontreiniging. Het rapport van Boluwa Eco Systems BV, dat door eisers is ingediend, biedt onvoldoende bewijs voor hun stelling. Verweerder heeft daarentegen verwezen naar een rapport van Tauw BV uit 2002, waaruit blijkt dat het perceel vrij is van verontreinigingen, behoudens een lichte overschrijding van de streefwaarde voor EOX. De rechtbank oordeelt dat het rapport van Tauw BV bruikbaar is en dat er geen reden is om aan de uitkomsten te twijfelen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat eisers niet hebben aangetoond dat het projectplan kan leiden tot bodemvervuiling. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.