ECLI:NL:RBGEL:2015:1677

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
C/05/277157 / JE RK 15-74
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met verzoek tot gedeeltelijke uitoefening van gezag door de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 maart 2015 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 21 maart 2015 en de kinderrechter heeft nu besloten deze te verlengen tot 21 maart 2016. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening verlengd tot dezelfde datum. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om deze verlengingen en om gedeeltelijke uitoefening van gezag over [naam minderjarige] toe te kennen aan de GI, specifiek voor de aanmelding bij een onderwijsinstelling, toestemming voor medische behandeling en aanvraag van een verblijfsvergunning. De moeder van [naam minderjarige] heeft zich akkoord verklaard met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing en de verzoeken van de GI inzake het gezag. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI om het gezag gedeeltelijk toe te kennen aan de GI afgewezen, omdat de noodzaak hiervan niet voldoende was onderbouwd. De kinderrechter heeft benadrukt dat verzoeken tot uithuisplaatsing goed onderbouwd moeten zijn, gezien de ingrijpendheid van deze maatregelen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en aangegeven dat hoger beroep mogelijk is binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team Jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
zaakgegevens : C/05/277157 / JE RK 15-74
datum uitspraak: 2 maart 2015

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Nidos,

gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI).
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna te noemen [naam minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats],

Fam. [naam pleegouders], hierna te noemen de pleegouders,

wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 januari 2015, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2015,
- het faxbericht van mr. J.W.C. Giebels namens de moeder van 26 februari 2015,
- het faxbericht van de GI van 26 februari 2015 met als bijlage het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen de Raad) van 29 januari 2015.
Op 2 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.W.C. Giebels, advocaat te Nijmegen,
- een vertegenwoordiger van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordig(st)er van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam minderjarige] woont bij pleegouders.
Bij beschikking van 7 maart 2014 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] verlengd tot 21 maart 2015.
Tevens heeft de kinderrechter bij voormelde beschikking de machtiging tot uithuisplaasing van [naam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 21 maart 2015.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van [naam minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Voorts heeft de GI op grond van artikel 1:265e lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht te bepalen dat het gezag over [naam minderjarige] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding bij een onderwijsinstelling, de toestemming van een medische behandeling en de aanvraag van een verblijfsvergunning toegekend wordt aan de GI met ingang van heden.

Het standpunt van belanghebbende

Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de moeder zich kan vinden in verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft zich evenmin verzet tegen verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige], maar wel tegen de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. Aangezien de moeder het van belang acht dat er thans met de nodige voortvarendheid wordt gewerkt aan een uitbreiding van het contact tussen [naam minderjarige] en haar en dat wordt onderzocht welke rol de moeder kan gaan spelen in het leven van [naam minderjarige], wenst de moeder dat er lopende de machtiging een rechterlijke toets zal plaatsvinden. Om die reden verzoekt de moeder de duur van de machtiging te beperken tot een half jaar en de beslissing voor het overige aan te houden.
Voorts verzoekt de moeder de verzoeken van de GI ingevolge artikel 1:265 e, lid 1 BW af te wijzen nu de GI de noodzaak hiervan niet heeft onderbouwd. Bovendien blijkt niet dat de moeder niet bereid is om haar medewerking te verlenen en de benodigde toestemming te geven. [naam minderjarige] heeft bovendien al een verblijfsvergunning.

Het standpunt van de GI

De GI heeft haar verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd.
Ter zitting is door de vertegenwoordiger van de GI naar voren gebracht dat het voor [naam minderjarige] belangrijk is om duidelijkheid te krijgen over zijn toekomstperspectief. Het komende jaar zal daarom een gezagsontnemende maatregel worden onderzocht. Visie van de GI is dat [naam minderjarige] blijft wonen bij het huidige pleeggezin. De pleegouders zijn hiertoe bereid.
De GI zal in de komende periode nagaan of meer contact tussen de moeder en [naam minderjarige] mogelijk is en welke vorm van omgang het meest passend is. Het uitgangspunt voor de GI is de wens van [naam minderjarige] hieromtrent. Indien uitbreiding van de omgangsregeling tot de mogelijkheden behoort, is het zaak dat de omgangsregeling op een ontspannen manier wordt uitgebreid. [naam minderjarige] reageert namelijk sterk op onzekerheid en stress.
Ten aanzien van de verzoeken om het gezag over [naam minderjarige] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding bij een onderwijsinstelling, de medische behandeling en de aanvraag van een verblijfsvergunning van [naam minderjarige], toe te kennen aan de GI, wordt naar voren gebracht dat deze verzoeken standaard bij een verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling en verlen(g)ing van de machtiging tot uithuisplaatsing worden ingediend.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming ex artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW)
In de brief van 29 januari 2015 van de Raad is aangegeven dat geadviseerd wordt om de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voor een jaar toe te wijzen. Voor [naam minderjarige] is het van groot belang dat hij duidelijkheid krijgt over zijn woonplek en perspectief. Uit de door de GI verstrekte informatie is voldoende aanleiding om onderzoek te starten naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. Door de grote werkvoorraad kan de Raad echter niet op korte termijn met het onderzoek starten.

De beoordeling

Verzoek verlenging ondertoezichtstelling
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [naam minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden gelegen in de sociaal-emotionele ontwikkeling. [naam minderjarige] laat aangepast gedrag zien en heeft moeite met het uiten van gevoelens. Verder komt naar voren dat [naam minderjarige] het moeilijk vindt om met kritiek om te gaan. Voorts is gebleken dat hij ondersteuning en hulp nodig heeft bij het leren verwerken van nare gebeurtenissen, angsten en trauma’s.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.
Verzoek verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Uit onderzoek in 2010 naar de persoonlijkheidsontwikkeling van [naam minderjarige] en de opvoedingscapaciteiten en opvoedingsmogelijkheden van de ouders is naar voren gekomen dat [naam minderjarige] een angstig-mijdende hechtingsstijl heeft. [naam minderjarige] heeft een opvoedingsomgeving nodig die meer biedt dan gemiddelde opvoedingscapaciteiten. [naam minderjarige] heeft ondersteuning nodig en een duidelijk aanbod van beschikbaarheid en niet een opvoeding waar hij aan bepaalde normen en verwachtingen moet voldoen. Er dient veel verwoord worden en aandacht te zijn voor ruimte voor de binnenwereld van [naam minderjarige]. De moeder en zijn overleden vader hebben [naam minderjarige] dit in het verleden niet kunnen bieden. In het pleeggezin zijn deze voorwaarden wel aanwezig.
De kinderrechter is derhalve van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De kinderrechter deelt het standpunt van de moeder dat in de aankomende tijd moet worden nagegaan of uitbreiding van de omgangsregeling tussen de moeder en [naam minderjarige] tot de mogelijkheden behoort. De kinderrechter ziet echter geen aanleiding tegemoet te komen aan de wens van de moeder de verlengingstermijn van de machtiging tot uithuisplaatsing in duur te beperken en de beslissing voor het overige aan te houden teneinde te bewerkstelligen dat met de nodige voortvarendheid wordt gewerkt aan een uitbreiding van het contact tussen [naam minderjarige] en haar en dat wordt onderzocht welke rol de moeder kan gaan spelen in het leven van [naam minderjarige]. De kinderrechter is van oordeel dat aanhouding met dat doel een oneigenlijk middel is. Als het gaat om contact kan middels de toetsing van een schriftelijke aanwijzing een beoordeling plaatsvinden.
Verzoek op grond van artikel 1:265e lid 1 sub a, b en c BW
De kinderrechter ziet geen aanleiding het gezag over [naam minderjarige] gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft de aanmelding bij een onderwijsinstelling, de toestemming voor de medische behandeling en de aanvraag van een verblijfsvergunning toe te kennen aan de GI nu de noodzaak hiervan niet is onderbouwd. De kinderrechter zal dan ook deze verzoeken afwijzen. Gelet op de ingrijpendheid hiervan, dient het geen automatisme te zijn om dergelijke verzoeken te doen in het kader van een uithuisplaatsing en zullen deze verzoeken vanzelfsprekend goed onderbouwd dienen te worden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] tot 21 maart 2016;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot uiterlijk 21 maart 2016;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken af om het gezag over [naam minderjarige] gedeeltelijk toe te kennen aan de GI.
Deze beschikking is gegeven door G.W. Brands-Bottema, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2015.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden