ECLI:NL:RBGEL:2015:1753

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
16 maart 2015
Zaaknummer
05/760344-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de militaire kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige militair. De verdachte werd beschuldigd van het valselijk opmaken van een mutatie, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 16 januari 2011 te IJmuiden, waar de verdachte samen met een medeverdachte een mutatie valselijk had opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS). De militaire kamer heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte de mutatie hebben vervalst met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.

Tijdens de zitting op 2 maart 2015 heeft de verdachte bekend, wat leidde tot een vereenvoudigde bewijsvoering. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde, namelijk medeplegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de achtergrond van de verdachte en de lange periode tussen het feit en de uitspraak.

De officier van justitie had een geldboete geëist, maar de militaire kamer oordeelde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf rechtvaardigde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De rechtbank benadrukte dat dergelijke feiten het vertrouwen in opsporingsambtenaren ondermijnen en dat het van groot belang is dat de integriteit van de rechtshandhaving gewaarborgd blijft. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit een voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/760344-13
TEGENSPRAAK
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman : S.M. Diekstra, advocaat te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 02 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 januari 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een mutatie ([nr], 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) - zijnde een
geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes
mededader(s) valselijk die mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem
(BPS) waarin -onder meer- het volgende werd verwoord: "Op ddtp reden wij op de
A10 vanuit de richting van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een
voertuig in de verte slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de
bestuurder mogelijk alcohol had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te
voeren om het voertuig in te halen om een stopteken te geven. Tijdens het
inhalen zagen wij een grote flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk
geflitst door een flitspaal. Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de
bestuurder van het voertuig met zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken
gegeven en laten blazen. Persoon blaasde een P. Wij hebben geen kenteken
genoteerd daarom niet in BPS ingevoerd", zulks met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 januari 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans
in Nederland, een mutatie ([nr], 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) -
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft die Roest valselijk die
mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) waarin -onder meer-
het volgende werd verwoord: "Op ddtp reden wij op de A10 vanuit de richting
van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een voertuig in de verte
slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de bestuurder mogelijk alcohol
had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te voeren om het voertuig in
te halen om een stopteken te geven. Tijdens het inhalen zagen wij een grote
flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk geflitst door een flitspaal.
Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de bestuurder van het voertuig met
zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken gegeven en laten blazen.
Persoon blaasde een P. Wij hebben geen kenteken genoteerd daarom niet in BPS
ingevoerd", zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door bijstand te verlenen bij het opstellen van
genoemde mutatie en/of toe te staan dat haar, verdachtes, naam -als een van
de rapporteurs- in de mutatie werd vermeld;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het schriftelijke bescheid zijnde de mutatie van 16 januari 2011, 03.56 uur, p. 42;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 16;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 16 januari 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander een mutatie ([nr], 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt immers hebben verdachte en verdachtes mededader valselijk die mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) waarin -onder meer- het volgende werd verwoord: "Op ddtp reden wij op de A10 vanuit de richting van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een voertuig in de verte slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de bestuurder mogelijk alcohol had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te voeren om het voertuig in te halen om een stopteken te geven. Tijdens het inhalen zagen wij een grote flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk geflitst door een flitspaal. Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de bestuurder van het voertuig met zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken gegeven en laten blazen. Persoon blaazde een P. Wij hebben geen kenteken genoteerd daarom niet in BPS ingevoerd", zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Medeplegen van valsheid in geschrift.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,-, te vervangen door 10 dagen hechtenis. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de omstandigheden, dat verdachte een transactie van € 500,- is aangeboden, dat haar werkgever besloten heeft om haar niet te ontslaan maar te volstaan met een ambtsbericht, dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen, dat sprake is van een lange periode tussen het moment waarop het feit aan het licht is gekomen en het moment waarop uitspraak zal worden gedaan en de omstandigheid dat verdachte niet de initiatiefnemer was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat bij militairen van de Koninklijke Marechaussee bij in principe elke veroordeling voor een misdrijf over wordt gegaan tot intrekking van de Verklaring van Geen Bezwaar.
Verdachte en de officier-raadsman hebben nog aangegeven dat verdachte ten tijde van haar opleiding te maken heeft gehad met seksuele intimidatie en machtsmisbruik bij de eenheid waar zij toen een periode heeft gediend, waardoor zij onzeker was geworden en niet het gevoel had dat zij melding kon maken van het gepleegde feit bij haar leidinggevende.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 21 januari 2015.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft, samen met haar medeverdachte, valsheid in geschrift gepleegd door, in hun hoedanigheid van opsporingsambtenaren, valselijk een mutatie op te maken om te voorkomen dat de medeverdachte een geldboete wegens het begaan van een snelheidsovertreding zou moeten betalen.
De militaire kamer acht dit een dusdanig ernstig feit dat in beginsel alleen oplegging van een gevangenisstraf op zijn plaats is. Niet alleen wordt door dergelijke feiten het vertrouwen dat de maatschappij heeft en moet kunnen stellen in geschriften en gegevensbestanden, ondermijnd, maar ook het vertrouwen dat de maatschappij heeft in opsporingsambtenaren van politie of de Koninklijke Marechaussee loopt door dergelijke feiten ernstige schade op. Ook schaadt het doen opnemen van valse informatie in het daarvoor bestemde systeem het vertrouwen dat (medewerkers van) het openbaar ministerie en de rechterlijke macht moeten kunnen hebben in door opsporingsambtenaren aangeleverde stukken, die immers dienen als basis voor interventies door justitie. Indirect komt daarmee de rechtsstatelijke gedachte in gevaar.
Weliswaar heeft verdachte op enig moment openheid van zaken gegeven - waarmee de militaire kamer ook in haar voordeel rekening houdt - maar zij heeft dit pas gedaan op het moment dat zij over het feit als verdachte gehoord werd, bijna drie jaar nadat dat feit is gepleegd. De militaire kamer wil wel aannemen dat verdachte onzeker was geworden doordat zij eerder tijdelijk heeft gefunctioneerd binnen een omgeving waar volgens haar sprake was van seksuele intimidatie en machtsmisbruik en daardoor makkelijker mee is gegaan in het plan de mutatie op te maken en het moeilijk vond hiervan melding te maken, maar dit disculpeert haar geenszins.
Ten voordele van verdachte houdt de militaire kamer ook rekening met het feit dat zij niet de initiatiefnemer is geweest, dat zij niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen en met de lange tijd die gelegen is tussen het moment dat het feit aan het licht is gekomen en het moment van uitspraak.
Gelet op het voorgaande acht de militaire kamer een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Dit vonnis is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. H.G. Eskes (rechter) en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Kabinet/Cluster Integriteit, Interne Onderzoeken, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27AZ/13-000264, gesloten op 12 november 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.