ECLI:NL:RBGEL:2015:1829

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3457
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WGA-vervolguitkering aan transgender met genderdysphorie en psychische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een transgender eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser, die lijdt aan sterke genderdysphorie en gerelateerde psychische klachten, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om zijn WGA-vervolguitkering te verlagen. Eiser stelt dat hij door zijn psychische problemen en genderproblematiek niet in staat is om arbeid te verrichten, en verzoekt de rechtbank om hem een IVA-uitkering of een WGA-uitkering toe te kennen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 april 2005 ziek is gemeld en dat hij in het verleden een WGA-uitkering ontving. De verzekeringsartsen hebben eiser onderzocht en geconcludeerd dat hij, ondanks zijn klachten, in staat is om bepaalde functies te vervullen, mits rekening wordt gehouden met zijn beperkingen, waaronder het dragen van vrouwenkleding. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen goed zijn onderbouwd. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank concludeert dat eiser in staat is om arbeid te verrichten die in overeenstemming is met zijn medische belastbaarheid, en dat het (willen) dragen van vrouwenkleding geen belemmering vormt voor het verrichten van arbeid. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. A.C.A. Dennissen-Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
3 augustus 2013 (hierna: datum in geding) aan eiser een WGA-vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Bij besluit van 22 april 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M. Diekema.

Overwegingen

1. Eiser was werkzaam als […]. Eiser heeft zich op 21 april 2005 ziek gemeld met psychische problemen. Op 4 januari 2007 heeft eiser een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. Eiser ontving laatstelijk een WGA-loonaanvullingsuitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eiser is ongeschikt bevonden voor zijn oorspronkelijk werk. Bij besluit van 15 oktober 2012 heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 16 december 2012 vastgesteld op minder dan 35% en de WGA-uitkering van eiser beëindigd. Bij besluit van 20 februari 2013 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 november 2013 heeft de rechtbank Gelderland, onder registratienummer ARN 13/1709, het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
Op 20 augustus 2013 heeft de gemachtigde van eiser hem per 3 augustus 2013 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Bij besluit van 15 november 2013 is aan eiser weer een WIA-uitkering toegekend, berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van meer dan 35% maar minder dan 80%. Verweerder heeft deze beslissing bij bestreden besluit gehandhaafd.
2. Eiser vecht in beroep de medische grondslag aan. Eiser stelt in dat verband dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Eiser meent dat hij met name forser beperkt is dan door verweerder is aangenomen, met name ten aanzien van zijn psychische problematiek. Eiser meent dat zijn klachten door verweerder worden gebagatelliseerd. Elke dag heeft eiser te maken met genderproblematiek met als gevolg dat sprake is van een onstabiele medische situatie waardoor eiser niet tot loonvormende arbeid in staat is. Ter onderbouwing van zijn standpunten verwijst eiser naar verklaringen van dr. I.P. Peeters,
GZ-psycholoog/psychotherapeut, zijn behandelaar GZ-psycholoog M.J. Linsen en van ervaringsdeskundigen. Daarnaast ondervindt eiser beperkingen door medicijngebruik. Eiser meent dat van een werkgever niet verwacht mag worden dat hij eiser aanneemt in de geduide functies. Bijna alle functies betreffen productiefuncties waarbij het lopen in vrouwenkleding hoewel feitelijk wel mogelijk, in de praktijk niet zal worden geaccepteerd. Eiser verzoekt de rechtbank te beslissen dat hij op en na 3 augustus 2013 recht had op een IVA-uitkering danwel een WGA-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en vergoeding van geleden schade, bestaande uit de wettelijke rente over de opengevallen termijn van uitkering.
3. Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts G. Kurris-Niewold van 5 november 2013 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep S. Gommers. De verzekeringsarts heeft eiser tijdens haar spreekuur op 7 oktober 2013 onderzocht. In haar rapport van 5 november 2013 is door de verzekeringsarts aangegeven dat de behandelaar heeft bevestigd dat er sprake is van een toename van medische psychomentale problematiek. Als datum van toename kan 3 augustus 2013 worden gehanteerd. Er worden dan ook beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Voorts wordt op preventieve gronden een urenbeperking aangenomen van ongeveer 20 uur per week. Vervolgens heeft G. Kurris-Niewold de daaruit voortvloeiende medische belastbaarheid van eiser verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van datum 6 november 2013. De belangrijkste beperkingen in de belastbaarheid zijn: voorspelbare werksituatie, deadlines/productiepieken, hoog handelingstempo in werk, conflicthantering, werktijden. De verwachting is dat de medische situatie op lange termijn zal verbeteren en dat de functionele mogelijkheden op lange termijn zullen toenemen. Ook is de verwachting dat op langere termijn er geen volledig herstel van de psychomentale belastbaarheid zal optreden.
Naar aanleiding van de bezwaargronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 april 2014 aangegeven dat na ontvangen informatie van de behandelende psycholoog M. Linssen van eiser, er geen medische reden is om af te wijken van het oordeel van de verzekeringsarts. De psychische klachten van eiser zijn als serieus beoordeeld en de informatie van de psycholoog van Indigo van 25 oktober 2013 is betrokken bij het belastbaarheidsoordeel. Er zijn duidelijke arbeidsrelevante beperkingen aangenomen met een aanvullende urenbeperking. In de FML is de wens van eiser opgenomen om in vrouwenkleren te lopen. Bij de duiding van passende functies is hiermee rekening gehouden. De omstandigheden van eiser wijzen niet op een situatie van “Geen Benutbare Mogelijkheden”. Met betrekking tot het medicatiegebruik van eiser(es) wijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep er op dat eiser alleen naar het spreekuur is gekomen, een helder bewustzijn presenteert met intacte waarneming en oriëntatie. Eiser reageert adequaat op vragen. Dit alles wijst niet in de richting van bijwerking van medicatie in de vorm van versuft zijn.
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze is verricht. Zo zijn alle naar voren gebrachte klachten, de onderzoeksbevindingen en de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Voorts is niet gebleken dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. In de rapporten is de medische belastbaarheid op inhoudelijk overtuigende wijze gemotiveerd.
6. Naar aanleiding van de overgelegde medische informatie in beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 24 juni 2014 gesteld dat er geen nieuwe medische gegevens naar voren zijn gebracht die tot een ander oordeel aanleiding moeten geven. Eiser wordt, ondanks zijn sterke genderdysphorie gevoelens en daaraan gerelateerde klachten, in staat geacht te werken waarbij wel rekening wordt gehouden met de aangenomen beperkingen en aanvullende urenbeperking. Het (willen) dragen van vrouwenkleding is niet verdergaand beperkend voor het verrichten van arbeid, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De rechtbank stelt vast dat eiser in bezwaar noch in beroep niet heeft kunnen concretiseren dat verweerders aanname ten aanzien van zijn genderproblematiek als onjuist moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen. Voorts biedt het door eiser bij brief van 10 februari 2015 in het geding gebrachte overzicht van zorg- en hulpverlening geen aanknopingspunten voor een ander oordeel.
7. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 6 november 2013.
8. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in het rapport van arbeidsdeskundige A.G.J. Henken van 13 november 2013. Uitgaande van de FML van 6 november 2013 wordt eiser op de datum in geding in staat geacht de volgende functies te verrichten:
- machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk), sbc-code: 264122;
- productiemedewerker textiel (geen kleding (excl. patroontekenen, in- en verkoop), sbc-code: 272043; en
- medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten), sbc-code: 111010.
De werkzaamheden kunnen desgewenst in vrouwenkleding uitgevoerd worden, aldus de arbeidsdeskundige. Eiser kan daarmee € 7,79 per uur verdienen en dat is 58,47% minder dan in zijn maatgevende werk. Op grond daarvan wordt eiser voor 35-80% arbeidsongeschikt geacht voor de Wet WIA.
Het is de rechtbank ook niet gebleken dat niet in redelijkheid van een werkgever is te vergen om te accepteren dat eiser verschijnt in dameskleding.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de onderbouwing van Henken voldoende gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Nu eiser daar niets tegenover heeft gesteld, heeft de rechtbank geen reden om aan de conclusies van de arbeidsdeskundigen te twijfelen.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van H. de Groot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.