ECLI:NL:RBGEL:2015:1844

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4886
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule door de korpschef in het kader van de functie toekenning binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als NIM-specialist/Veiligheidsanalist, en de korpschef van politie. Eiseres had in 2013 een besluit ontvangen tot toekenning van en overgang naar een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Dit besluit werd in 2014 door de korpschef ongegrond verklaard, waarop eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 13 november 2014 en 6 februari 2015 hervat, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de korpschef door twee vertegenwoordigers.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet bevoegd was om het bestreden besluit te nemen, omdat dit in mandaat was gedaan door de programmadirecteur HRM, die niet bevoegd was om beslissingen op bezwaar te nemen. Desondanks werd dit gebrek gepasseerd omdat de korpschef het besluit later had bekrachtigd, zonder dat eiseres in haar belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de korpschef met toepassing van de hardheidsclausule had afgeweken van de transponeringstabel, maar dat de keuze voor de LFNP functie Operationeel Specialist A niet in redelijkheid kon worden gemaakt.

Eiseres had redelijkerwijs mogen begrijpen dat haar werkzaamheden als NIM-specialist/Veiligheidsanalist op schaal 10 waren ingeschat, en de rechtbank oordeelde dat de korpschef haar niet met ingang van 1 december 2010 een functie van een lager schaalniveau had kunnen toekennen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waarbij eiseres met terugwerkende kracht de LFNP functie Operationeel Specialist B (schaal 10) werd toegekend. Tevens werd de korpschef veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.217,50.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/4886

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] eiseres

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Op 16 december 2013 (het primaire besluit) is ten aanzien van eiseres een besluit tot toekenning van en overgang naar een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) genomen.
Bij besluit van 4 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2014. Eiseres is daar verschenen, bijgestaan door mr. M. Wegerif, werkzaam bij ACP. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B.H. Willems-Holshof en R.M.M. Paulssen.
De rechtbank heeft het onderzoek op 15 januari 2015 heropend en het beroep verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 6 februari 2015. Op deze zitting zijn dezelfde personen verschenen als bij de eerste zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat de korpschef het bevoegd gezag is (ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel j onder 1, van het Besluit bezoldiging politie, hierna: Bbp). Het bestreden besluit is in mandaat genomen door de programmadirecteur Human Resources Management (HRM). De rechtbank is van oordeel dat deze daartoe niet bevoegd is op grond van het Mandaat directeur HRM overgang LFNP, nu de directeur HRM daarin specifiek gemandateerd is om primaire besluiten tot toekenning van en overgang naar een LFNP functie te nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat daarmee niet tevens een mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar is verleend. De beslissingsbevoegdheid voor het bestreden besluit is evenmin af te leiden uit het Mandaatbesluit politie januari 2014, nu niet is gebleken dat het LFNP als werkterrein aan de directeur HRM is toebedeeld. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet valt af te leiden uit het Mandaat directeur HRM overgang LFNP. Aan het bestreden besluit kleeft derhalve een bevoegdheidsgebrek. Nu echter de korpschef het bestreden besluit op 4 november 2014 heeft bekrachtigd, wordt dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd, omdat eiseres door dit gebrek niet in haar belangen is geschaad.
2. De onderhavige besluitvorming is gebaseerd op artikel 5 van de Regeling overgang naar een LFNP functie (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie op 8 mei 2013 en gepubliceerd in de Staatscourant van 22 mei 2013, nr. 13141. Hierin is bepaald dat voor de toekenning van en overgang naar een LFNP functie de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn (tweede en derde lid), zij het met een mogelijkheid voor verweerder om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - daarvan af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (vierde lid, hierna: de hardheidsclausule). De transponeringstabel is als bijlage gevoegd bij de Regeling.
3. Bij uitspraak van 14 oktober 2014 (ECLI:NL:RBGEL:2014:6447) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank geoordeeld dat de transponeringstabel een algemeen verbindend voorschrift is en dat deze aan de LFNP besluitvorming ten grondslag kan worden gelegd.
4. In de onderhavige besluitvorming is verweerder met toepassing van de hardheidsclausule afgeweken van de transponeringstabel. Eiseres komt daar in beroep op zichzelf niet tegen op, maar wel tegen verweerders keuze van LFNP functie. Het geschil spitst zich dan ook toe op de vraag of verweerder in redelijkheid tot de gekozen invulling van de hardheidsclausule heeft kunnen komen.
5.1
De rechtbank acht in dat verband de volgende feiten van belang.
5.2
Eiseres is met ingang van 1 december 2008 aangesteld in de functie Professional Informatievoorziening bij het Bureau Regionale Informatie, CIE-IVBE van de Divisie Centrale Recherche (schaal 9). Daarbij is vermeld dat deze functie voor eiseres een aanloopfunctie is naar haar toekomstige functie Veiligheidsanalist en dat zij na het succesvol afronden van haar opleiding zal worden aangewezen in de functie Veiligheidsanalist (Specialist B).
5.3
Met ingang van 1 januari 2010 heeft eiseres een vaste aanstelling gekregen en is zij wederom geplaatst in de functie Professional Informatievoorziening, waarbij is aangegeven dat de afspraken die met eiseres zijn gemaakt, dat deze functie een aanloopfunctie is naar de toekomstige functie van eiseres als Veiligheidsanalist, evenals alle overige arbeidsvoorwaarden onverkort van toepassing blijven.
5.4
Bij besluit van 23 november 2010 is eiseres met ingang van 1 december 2010 aangewezen in de functie NIM-analist/veiligheidsanalist bij de Criminele Inlichtingeneenheid, Regionaal Informatie Knooppunt, van de Divisie Informatie en Opsporing. Omdat de functie waarin eiseres is aangewezen geen formele functie is, is eiseres in afwachting van het landelijk functiehuis voorlopig formeel geplaatst in de functie Professional Informatievoorziening en is zij ingedeeld in schaal 10.
5.5
Bij besluit van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiseres vastgesteld op de functie Professional Informatievoorziening met als bijzondere situatie:
”De persoonlijke afspraken blijven van kracht. U voert de werkzaamheden uit van de NIM-specialist/Veiligheidsanalist. Deze werkzaamheden zijn beschreven in het document “De Handdruk, de rol van de Analist Veiligheidsinformatie” van april 2010 en zullen voor het matchingsproces als uitgangspunt dienen.”
5.6
De korpsfunctie Professional Informatievoorziening is in de transponeringstabel gematcht met de LFNP functie Operationeel Expert Intelligence in het vakgebied Intelligence (schaal 9).
6. In de onderhavige besluitvorming is aan eiseres de LFNP functie Operationeel Specialist A in het vakgebied Operationeel Specialismen (schaal 9) toegekend en is bepaald dat zij daarnaar per 1 januari 2012 is overgegaan. Daaraan heeft verweerder, zoals ter zitting nader toegelicht, ten grondslag gelegd dat het vakgebied Operationeel Specialismen meer voor de hand ligt dan het vakgebied Intelligence, omdat eiseres niet de coördinerende taken van de LFNP functie Operationeel Expert Intelligence doet. Verweerder heeft binnen het vakgebied Operationeel Specialismen gekozen voor de LFNP functie Operationeel Specialist A (schaal 9), omdat deze functie inhoudelijk het meest vergelijkbaar is en de LFNP functie Operationeel Specialist B (schaal 10) coördinerende taken heeft die eiseres niet verricht, terwijl de coördinerende taken van de Operationeel Expert Intelligence juist de aanleiding vormden om de hardheidsclausule toe te passen. Aangezien de functie NIM-Specialist/Veiligheidsanalist niet is beschreven en gewaardeerd, heeft verweerder geen doorslaggevende betekenis toegekend aan de aanname dat de bij deze functie behorende werkzaamheden op schaal 10 en hoger gewaardeerd zullen worden, zoals vermeld in de 1ste Handreiking versterking analysecapaciteit in het kader van het NIM.
7. Eiseres is van mening dat zij haar de LFNP functie Operationeel Specialist B (schaal 10) had moeten worden toegekend en zij naar deze functie had moeten overgaan. Zij heeft daartoe aangevoerd dat haar in haar uitgangspositie de toezegging is gedaan dat haar persoonlijke afspraken blijven gehandhaafd en dat haar werkzaamheden als NIM-specialist/Veiligheidsanalist, zoals die beschreven zijn in het document “De Handdruk, de rol van de Analist Veiligheidsinformatie” van april 2010, voor het matchingsproces als uitgangspunt zullen dienen. Eiseres heeft erop gewezen dat zij op grond van haar werkzaamheden als NIM-specialist/Veiligheidsanalist is ingedeeld in schaal 10.
8. Deze beroepsgrond slaagt. Eiseres heeft redelijkerwijs mogen begrijpen dat de aan haar opgedragen werkzaamheden als NIM-specialist/Veiligheidsanalist zich op het niveau van schaal 10 bevinden, nu die werkzaamheden in de 1ste Handreiking versterking analysecapaciteit in het kader van het NIM op schaal 10 en hoger zijn ingeschat en eiseres op basis daarvan ook met ingang van 1 december 2010 is ingedeeld in schaal 10. Gelet op eiseres’ uitgangspositie dat haar werkzaamheden als NIM-specialist/Veiligheidsanalist bij de matching tot uitgangspunt dienen en de herhaalde toezegging van verweerder dat alle arbeidsvoorwaarden van kracht blijven, is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres in redelijkheid niet met ingang van 1 december 2010 een LFNP functie van een lager schaalniveau heeft kunnen toekennen en haar daarnaar heeft kunnen laten overgaan.
9. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit dient wegens strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, artikel 5 van de Regeling en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd.
10. Nu dezelfde gebreken kleven aan het primaire besluit, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het primaire besluit van 16 december 2013, voor zover dat ziet op de periode vanaf 1 december 2010, wordt herroepen, dat bepaald wordt dat eiseres met ingang van 1 december 2010 de LFNP functie Operationeel Specialist B (schaal 10) wordt toegekend en dat zij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaat en dat bepaald wordt dat deze uitspraak in de plaatst treedt van het bestreden besluit. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiseres op grond van de in haar uitgangspositie neergelegde toezegging recht heeft op een LFNP functie in schaal 10 en een andere LFNP functie binnen het domein Uitvoering, gelet op het schaalniveau, niet mogelijk is.
11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten in beroep. Van voor vergoeding in aanmerking komende kosten in bezwaar is niet gebleken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten in beroep voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.217,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting met een waarde per punt van
€ 487 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 16 december 2013, voor zover dat ziet op de periode vanaf 1 december 2010;
- bepaalt dat eiseres met ingang van 1 december 2010 de LFNP functie Operationeel Specialist B wordt toegekend en dat zij met ingang van 1 januari 2012 naar deze functie overgaat;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep ten bedrage van € 1.217,50;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 165 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. M.J.P. Heijmans en
mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.