ECLI:NL:RBGEL:2015:1998

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
23 maart 2015
Zaaknummer
05/720327-14 en 05/901318-10 (herr. vi.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • M.A. Bijl
  • W.L.J.M. Duijst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor oplichting en diefstal d.m.v. valse sleutel; herroeping v.i.

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en diefstal. De verdachte heeft zich op 29 december 2014 voorgedaan als bankmedewerker en heeft, door middel van valse voorwendselen, een ouder echtpaar in Arnhem weten te misleiden. Hij heeft hen telefonisch benaderd en hen overtuigd om hun bankpassen en pincodes af te geven, onder het mom van een noodzakelijke vernieuwing van hun bankpassen. Na het verkrijgen van deze informatie heeft de verdachte met de bankpassen geld gepind van de rekeningen van de slachtoffers, in totaal ongeveer 1230 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van een valse hoedanigheid en door het opzettelijk verstrekken van onware informatie aan de slachtoffers. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan diefstal, omdat hij de bankpassen onder valse voorwendselen heeft verkregen en vervolgens geld heeft weggenomen. Tevens is de verdachte niet voldaan aan de identificatieplicht, wat ook ten laste is gelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een geldboete van 100 euro, die kan worden omgezet in hechtenis bij niet-betaling. Bovendien is de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen, omdat hij tijdens de proeftijd opnieuw soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720327-14 en 05/901318-10 (herr. vi.)
Datum uitspraak : 20 maart 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman : N. Hendriksen, advocaat te Purmerend.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 6 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of omstreeks 29 december 2014 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
heeft bewogen tot de afgifte van een of meer bankpas(sen) en/of bijbehorende
pincode(s), in elk geval van enig goed,
hierin bestaande dat verdachte en/of zijn medededader(s) met vorenomschreven
oogmerk opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
genoemde benadeelde(n) heeft/hebben gebeld en/of contact heeft/hebben gezocht
met die benadeelde(n) en/of die benadeelde(n) (thuis) heeft/hebben bezocht,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) heeft/hebben
voorgedaan als bankmedewerker(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) genoemde benadeelde(n) (telkens) leugenachtigheden en
onwaarheden heeft/hebben voorgehouden en/of heeft/hebben voorgehouden dat het
noodzakelijk was om hun bankpas(en) en/of bijbehorende pincode(s) af te staan.
en/of- misbruik makend van de hoge leeftijd en/of het vertrouwen van genoemde
benadeelde(n) - die benadeelde(n) zodanig in verwarring heeft/hebben gebracht
en/of geïntimideerd, dat genoemde benadeelde(n) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
hij op of omstreeks 29 december 2014 te Elst en/of in de gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, twee bankpassen (Rabobankpasjes van rekeningnummer [nr 1]
, met pasnummers [nr 2] en [nr 3] ten name van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2]
) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
bankpassen en/of dat geldbedrag wist - dan wel redelijkerwijs had moeten
vermoeden - dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)/geld betrof;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2014 te Elst en/of in de gemeente Overbetuwe
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag (ongeveer 1230,= Euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2014 te Elst in de gemeente Overbetuwe,, niet
(op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een
identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op
de identificatieplicht en/of het Wetboek van Strafrecht;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 december 2014 tussen 14.00 en 15.00 uur werd er gebeld naar het telefoonnummer van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] door een man die zich voorstelde als iemand van de buitendienst van de Rabobank. Hij vertelde dat de Rabobank begin 2014 brieven zou hebben verzonden, met daarin de mededeling dat onze bankpasjes vernieuwd zouden worden en dat de Rabobank hen meerdere keren had gebeld. De man zei verder dat er die dag iemand aan de deur zou komen om de bankpasjes op te halen. Volgens hem moest dit namelijk aan het eind van het jaar gebeuren.
Ongeveer een half uur à driekwartier na dit telefoontje kwam er een blanke Nederlandse man aan de deur van tussen de 45 en 50 jaar oud, tussen de 1.90 en de 2.00 meter lang met een fors en gezet postuur, kort, kalend, lichtbruin haar en een glad geschoren, bol gezicht. Hij droeg een bril met een normaal montuur en heldere glazen en een driekwart donkerblauwe winterjas van stof. Die man vertelde dat hij bankpasjes op kwam halen van de Rabobank. Aangever [benadeelde 1] gaf hem hun bankpasjes (Rabobankpasjes van rekeningnummer [nr 1], met pasnummers [nr 2] en [nr 3]). Ongeveer een half uur nadat de man weg was, werd er weer gebeld naar het telefoonnummer van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. Dit keer belde dezelfde man als die de eerste keer belde. Hij vertelde dat hij de passen niet kon blokkeren zonder pincode en vroeg aangever om de pincode. [benadeelde 1] gaf zijn pincode [code 1]. Ongeveer een kwartier later belde de man weer en moest toen de pincode van [benadeelde 2] hebben. Omdat [benadeelde 1] die moest opzoeken of aan zijn vrouw moest vragen, belde de man 10 minuten later terug. [benadeelde 1] gaf hem toen de pincode van [benadeelde 2] [code 2]. De volgende dag hoorde [benadeelde 1] van een medewerkster van de Rabobank dat er in totaal 1230 euro van de rekening was afgeschreven. [2]
Verdachte heeft op 29 december 2014 tussen 16.23 en 16.32 uur € 1.230,- gepind van de rekening van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dat hij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gebeld en bij hen aan de deur is geweest. Volgens verdachte werd hij door een man gebeld die hem had gevraagd of hij met de betreffende passen geld wilde pinnen. Verdachte zou daar geld - € 250,00 - voor krijgen. Verdachte ontkent dat de blauwe Samsung telefoon die in de auto is aangetroffen van hem is; hij had alleen een iPhone.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank, vindt dit alternatieve scenario onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[benadeelde 1] heeft een duidelijk signalement gegeven van de persoon die bij hen aan de deur kwam om de bankpassen op te halen. Dat signalement past bij verdachte, met dien verstande dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding geen bril op had. Maar er is wel een bril in de auto aangetroffen. [4] De jas van verdachte zoals te zien op de foto op pagina 80 van het dossier kan zeer wel worden aangezien voor een blauwe jas.
De verbalisant die de auto waarin verdachte reed onderzocht, was op zoek naar een identiteitsbewijs. In de auto waarin verdachte reed, werd een blauwe Samsung telefoon in het dashboardkastje aangetroffen. [5] De verbalisant vroeg aan verdachte of dit zijn telefoon was. Verdachte bevestigde dit, waarop de verbalisant de telefoon aan verdachte overhandigde. [6] Tijdens de fouillering van verdachte op het politiebureau is een blauwe Samsung telefoon aangetroffen bij verdachte. [7]
De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid van deze processen-verbaal te twijfelen. Ze zijn op ambtseed opgemaakt en uit niets blijkt dat er iets is vermeld dat niet klopt. De processen-verbaal zijn ook niet tegenstrijdig met elkaar.
De rechtbank overweegt voorts dat geen andere telefoon is aangetroffen dan de blauwe Samsung telefoon.
De blauwe Samsung telefoon is onderzocht. Geconstateerd werd dat er geen juiste datum en tijd waren ingesteld. In de telefoon stonden geen ontvangen of gemiste oproepen. Wel was er gebeld met 10 verschillende telefoonnummers. Van die 10 telefoonnummers zijn er in het kader van het strafrechtelijk onderzoek 6 gebeld door de verbalisant. Alle gebelde personen gaven aan dat zij vlak voor Oud en Nieuw waren gebeld door iemand die zich voordeed als medewerker van de bank. Ze waren niet ingegaan op het voorstel van de zogenaamde medewerker van de bank omdat ze het niet vertrouwden. Het nummer van aangevers is 5 keer gebeld met deze telefoon. [8] Verder stond op de simkaart die in te telefoon zat een sms-bericht ontvangen op 29 december 2014 om 15.23 uur, inhoudende: “[benadeelde 1], [tel.nl.]”. [9]
De rechtbank constateert dat er slechts een uur tijdsverschil zit tussen het moment waarop het sms-bericht met daarin het telefoonnummer van [benadeelde 1] op de telefoon werd ontvangen en het moment waarop de laatste pintransactie door verdachte plaatsvond. In de tussentijd heeft het eerste door [benadeelde 1] genoemde telefoongesprek plaatsgevonden, zijn de bankpassen opgehaald bij [benadeelde 1] en is daarna nog twee maal gebeld om de pincodes te verkrijgen en moest verdachte zich nog naar de pinautomaat begeven.
De rechtbank acht het gelet op het vorenstaande niet aannemelijk dat een ander dan verdachte de telefoongesprekken heeft gevoerd en de bankpassen bij [benadeelde 1] heeft opgehaald, vervolgens de pincodes heeft gevraagd (en daarna verdachte heeft benaderd met de vraag of hij de pintransacties wilde uitvoeren). De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] (mede namens [benadeelde 2]) , p. 32 tot en met 34;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2015.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 december 2014 in Elst voldeed verdachte niet aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op 29 december 2014 te Arnhem,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van bankpassen en bijbehorende
pincodes, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
genoemde benadeelde(n) heeft gebeld en die benadeelde(n) (thuis) heeft bezocht,
waarbij verdachte zich (telkens) heeft voorgedaan als bankmedewerker, waarbij verdachte genoemde benadeelde(n) (telkens) leugenachtigheden en onwaarheden heeft voorgehouden en/of heeft voorgehouden dat het noodzakelijk was om hun bankpas(en) en bijbehorende pincode(s) af te staan, dat genoemde benadeelde(n) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 29 december 2014 te Elst met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 1230,= Euro), toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], waarbij verdachte de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op 29 december 2014 te Elst in de gemeente Overbetuwe, niet
(op eerste vordering) heeft voldaan aan de verplichting om een
identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op
de identificatieplicht;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Oplichting.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Ten aanzien van feit 3:
Niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd krachtens de Wet op de identificatieplicht.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en ter zake van het onder 3 tenlastegelegde tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 100, te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 26 januari 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ouder echtpaar opgebeld en zich voorgedaan als medewerker van de Rabobank. Vervolgens is hij bij hen thuis de bankpassen op gaan halen en heeft hij hen telefonisch nog hun pincodes weten te ontfutselen. Vervolgens is hij met de bankpassen gaan pinnen. Uit onderzoek naar de gegevens in de tijdens het onderzoek aangetroffen telefoon blijkt dat verdachte in ieder geval nog zes andere ouderen op dezelfde wijze heeft benaderd, maar deze ouderen vertrouwden het niet, zo verklaren zij desgevraagd bij de politie. Deze gedragingen zijn niet ten laste gelegd, maar geven wel aan hoe planmatig verdachte te werk is gegaan.
Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk doelbewust oudere mensen benaderde om hen geld afhandig te maken. Verder rekent de rechtbank het verdachte bijzonder aan dat hij deze feiten heeft gepleegd terwijl hij voorwaardelijk in vrijheid was gesteld na een gevangenisstraf die hij kreeg voor soortgelijke feiten.
Verder heeft verdachte niet voldaan aan de identificatieplicht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank acht voor het niet voldoen aan de identificatieplicht een boete, zoals door de officier van justitie geëist, op zijn plaats.
7a. De beoordeling van de vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij de stukken bevindt zich een vordering herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (parketnummer v.i. 05/901318-10). Verdachte is op 10 oktober 2011 bij vonnis van de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 10 maanden. Over deze straf is op 25 april 2014 voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, welke beslissing op 23 april 2014 aan verdachte is betekend. De duur van de v.i.-periode bedraagt 587 dagen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht de vordering tot herroeping af te wijzen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat er nu een concreet plan is voor een hulpverleningstraject dat binnen 4 weken kan starten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling op grond van de algemene voorwaarde toegewezen dient te worden toegewezen nu de veroordeelde ten tijde van de proeftijd opnieuw soortgelijke strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering niet toe te wijzen of de v.i. slechts gedeeltelijk te herroepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 15g, 15j, 23, 24, 24c, 62, 310, 311, 416 en 447e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
Ten aanzien van feit 1 en 2
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van feit 3
 veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 100,- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen
hechtenis;
Ten aanzien van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
(05/901318-10 )
 Gelast dat van het gedeelte van de vrijheidsstraf, dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
587 (vijfhonderd zevenentachtig) dagen gevangenisstraf, moet worden ondergaan.
Dit vonnis is gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. M.A. Bijl en mr. W.L.J.M. Duijst rechters in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 maart 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015046158, gesloten op 27 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] (mede namens [benadeelde 2]) , p. 32 en 33.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2015 en proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2015.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23.
7.Proces-verbaal relaas van onderzoek, p. 7 en kennisgeving van inbeslagneming, p. 97.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54 met bijlage (uitgewerkte sms-berichten), p. 60.
10.Proces-verbaal van aanhouding, p. 12 en 13.