ECLI:NL:RBGEL:2015:2037

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
05/720193-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor afpersing in vereniging met geweld

Op 23 maart 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 19-jarige man uit Druten en een 22-jarige man uit Nijmegen, die zijn veroordeeld voor het medeplegen van afpersing. De rechtbank oordeelde dat de 19-jarige man, onder het adolescentenstrafrecht, 291 dagen jeugddetentie opgelegd kreeg, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, en daarnaast een werkstraf van 200 uur. De 22-jarige man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, eveneens met bijzondere voorwaarden. Beide mannen zijn ook verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 augustus 2014 in Druten, waar de verdachten een afspraak hadden gemaakt met het slachtoffer, [slachtoffer 1], voor de verkoop van een kilo wiet. Tijdens deze afspraak hebben de verdachten, gewapend met geweld, het slachtoffer gedwongen om € 2.000,- af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten samenwerkten en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij ook geweld is gebruikt tegen de vrienden van het slachtoffer, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachten in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan afpersing in vereniging.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de 19-jarige verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank heeft ook de psychologische rapportages in overweging genomen, die wezen op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om jeugddetentie op te leggen, met als doel de verdachte te rehabiliteren en recidive te voorkomen. De schadevergoedingen aan de slachtoffers zijn toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade van [slachtoffer 1] op € 400,- heeft vastgesteld, en de materiële schade op € 1.000,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720193-14
Datum uitspraak : 23 maart 2014
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouw : mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
09 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 2000 Euro, in elk
geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader (die een bivakmuts over zijn hoofd had
getrokken),
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft/hebben gemaakt (voor de levering van 1
kg weed) en/of
-elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het
Drutense Bos en/of
-zich in de struiken heeft verstopt en/of verborgen gehouden en/of
-die [slachtoffer 1] (aldaar) heeft/hebben opgewacht en/of heeft meegenomen naar
een plaats elders in het bos en/of
-(onverhoeds) uit de struiken tevoorschijn is gekomen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of tegen
de grond heeft/hebben gewerkt en/of-tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Waar is je geld, geef me je geld",
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-(vervolgens) duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, althans een
glimmend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en/of de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond
heeft/hebben gewerkt en/of gebracht en/of
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst,
althans tegen het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
-die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of in een sloot en/of in
het moeras heeft/hebben geduwd en/of gegooid en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in/tegen het gezicht
heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus
opliep en/of
- die [slachtoffer 3] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of geduwd en/of gegooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen 2000 Euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader (die een bivakmuts over zijn
hoofd had getrokken),
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft/hebben gemaakt (voor de levering van 1
kg weed) en/of
-elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het
Drutense Bos en/of-zich in de struiken heeft verstopt en/of verborgen gehouden en/of
-die [slachtoffer 1] (aldaar) heeft/hebben opgewacht en/of heeft meegenomen naar
een plaats elders in het bos en/of
-(onverhoeds) uit de struiken tevoorschijn is gekomen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of tegen
de grond heeft/hebben gewerkt en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Waar is je geld, geef me je geld",
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-(vervolgens) duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, althans een
glimmend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en/of de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond
heeft/hebben gewerkt en/of gebracht en/of
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst,
althans tegen het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
-die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of in een sloot en/of inhet moeras heeft/hebben geduwd en/of gegooid en/of
-met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in/tegen het gezicht
heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus
opliep en/of
- die [slachtoffer 3] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of geduwd en/of gegooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 augustus 2014 waren verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte], in Druten. Verdachte en [medeverdachte] hadden het plan opgevat om een bedrag van € 2.000,-- van [slachtoffer 1] afhandig te maken. Om dit te realiseren had verdachte een afspraak gemaakt met [slachtoffer 1] om een kilo weed te verkopen voor € 2.000,--. Verdachte en [slachtoffer 1] zouden elkaar ontmoeten bij het bankje in het Drutense Bos. [medeverdachte] was hier echter ook bij. [medeverdachte] had een bivakmuts op en hield zich verborgen terwijl ze wachtten op [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] kwam met twee vrienden, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [medeverdachte] is op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgerend. Verdachte en [medeverdachte] hebben beide geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1]. Verdachte en [medeverdachte] hebben de € 2.000,-- van [slachtoffer 1] afhandig gemaakt. Verdachte en [medeverdachte] hebben daarvan ieder € 1.000—ontvangen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit te weten afpersing in vereniging gepleegd. Verdachte heeft het geld afhandig gemaakt van [slachtoffer 1] terwijl [medeverdachte] het meeste geweld gebruikte tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Er was immers een afspraak tussen partijen voor de levering van drugs tegen betaling, alleen de levering heeft niet plaatsgevonden.
Subsidiair stelt de verdediging dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Immers, [medeverdachte] had deze slachtoffers meegenomen naar een andere plek, verdachte was niet op de hoogte van wat daar gebeurde. [medeverdachte] was de agressor, ook ten aanzien van [slachtoffer 1]. Er was geen sprake van een rolverdeling. Ook kan het mes niet wettig en overtuigend worden bewezen, onduidelijk is wat het ‘glimmende’ voorwerp was.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard. Hij kreeg omstreeks 21.45 uur een Whatsapp bericht van verdachte waarin stond dat hij naar het moerasbankje in het Drutense Bosje moest komen. [slachtoffer 1] was op dat moment samen met twee vrienden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 1] wilde niet alleen gaan dus vroeg hij zijn vrienden mee. Omstreeks 22.00 uur kwamen ze aan bij het bankje. Na 10 minuten kwam verdachte aanlopen. Hij vroeg: ‘Heb je het geld bij?’ [slachtoffer 1] zei dat hij het geld bij zich had. Daarop moest hij met verdachte meelopen. [slachtoffer 1] zag ineens iemand op zijn hurken zitten naast de struiken. Deze persoon had een bivakmuts. Op dat moment zei verdachte tegen [slachtoffer 1]: ‘Waar is je geld, geef me je geld.’ [slachtoffer 1] zag de man met de bivakmuts richting de [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] lopen. [slachtoffer 1] voelde dat verdachte hem vast pakte en begon te duwen en te trekken. Ook tastte hij de kleding af. Hij bleef maar roepen: ‘Waar is je geld, geef je geld?’ [slachtoffer 1] schrok hier heel erg van.
Na ongeveer 10 of 20 seconden zag [slachtoffer 1] de man met de bivakmuts terugkomen. Hij zag dat deze persoon iets in zijn handen had dat glinsterde. [slachtoffer 1] dacht dat dit een mes was. Hij schrok hiervan. Vervolgens zag hij dat de man met zijn rechterarm met gebalde vuist richting zijn borst sloeg. Hij voelde een harde klap op zijn borst. Daarna sloeg hij met zijn linkerarm en voelde [slachtoffer 1] een harde klap op zijn rug. De klappen deden pijn. Hierop werd [slachtoffer 1] tegen de grond gegooid. Toen hij op de grond lag, voelde hij dat hij nog drie of vier trappen tegen zijn bovenlichaam en zijn been kreeg. [slachtoffer 1] voelde pijn. Hij kon niet zien wie dit deed want hij had zijn handen voor zijn gezicht ter bescherming. [slachtoffer 1] zei hierop dat ze het geld konden krijgen maar dat ze moesten stoppen. Daarop stopte de mannen. [slachtoffer 1] gaf de € 2.000,-- aan verdachte. [slachtoffer 1] riep zijn vrienden maar er kwam geen reactie. Enige tijd later zag [slachtoffer 1] [slachtoffer 3]. Hij had een dik oog en zijn neus stond scheef. [slachtoffer 3] vertelde dat hij klappen had gekregen van de man met de bivakmuts. Ook vertelde hij dat hij gezien had dat de man met de bivakmuts [slachtoffer 2] in het water had geslagen/geduwd. De € 2.000,-- was van [slachtoffer 1]. [3]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 2] mee gingen met [slachtoffer 1] naar het bankje. Verdachte kwam aanlopen en vroeg [slachtoffer 1] of hij het geld bij zich had. Daarop liepen ze een bochtje om. Er zat iemand gehurkt op de grond met een bivakmuts op. De persoon liep direct naar [slachtoffer 3] toe. Hij sloeg met zijn rechtervuist op het linkeroog en de neus van [slachtoffer 3]. Dit deed heel veel pijn en [slachtoffer 3] viel op de grond. Hij zag dat verdachte [slachtoffer 1] aanviel en hoorde dat verdachte tegen [slachtoffer 1] zei: ‘Waar is je geld?’ Hij zag dat verdachte in de zakken van [slachtoffer 1] ging voelen. Hij hoorde [slachtoffer 2] ‘Au, Au ’roepen. [slachtoffer 3] zag dat de man met de bivakmuts [slachtoffer 2] aanviel. Hierop rende [slachtoffer 3] weg. [slachtoffer 3] is later die avond/nacht naar het ziekenhuis gegaan. Daar werd een neusfractuur en een lichte hersenschudding geconstateerd. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op het bankje ging zitten. Verdachte kwam ongeveer een kwartier later naar het bankje. Verdachte vroeg aan [slachtoffer 1] of hij het geld bij zich had. [slachtoffer 1] zei dat hij dit bij zich had. Verdachte liet [slachtoffer 1] mee lopen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] liepen ook mee. Ineens zag [slachtoffer 2] een man van de grond komen. Deze man stond gedeeltelijk in de struiken. De man liep naar [slachtoffer 3] en sloeg hem hard in het gezicht. [slachtoffer 2] zag dat de man een mes in zijn handen vasthield.
liep terug naar het bankje om zich te verstoppen. De jongen met bivakmuts kwam naar hem toe. Hij haalde uit en sloeg hem hard op zijn borst. Dit veroorzaakte een enorme pijn. Als gevolg van de klap viel [slachtoffer 2] in het moeras. Hij zat daar ongeveer 20 minuten vast. Toen hij uit het moeras kwam, zag hij dat iedereen weg was. Later op de avond ging hij naar het ziekenhuis alwaar bleek dat hij gekneusde ribben had. [5]
Planning
Aan de overval ging gezamenlijke planning vooraf. Verdachte verklaart daarover dat ze hadden gehoord dat [slachtoffer 1] € 30.000,00 zou hebben. Hij had met de jongen met wie hij de overval zou plegen [[medeverdachte]] al gepland om van hem geld te stelen, ze wisten alleen nog niet hoe. Op enig moment vertelde [slachtoffer 1] dat hij weed wilde hebben. Verdachte heeft toen verteld dat hij dat kon regelen. Verdachte verklaart dat toen hij begreep dat [slachtoffer 1] geld [voor de drugs] bijeen had, hij contact had gelegd met [medeverdachte]. Ze hebben besproken hoe en waar ze het zouden gaan doen en hoe ze het gingen aanpakken. [6] Het idee van de overval kwam van [medeverdachte], maar de plannen heeft verdachte uitgewerkt. De dag van de overval hebben ze de details besproken. [medeverdachte] zou een bivakmuts dragen en verdachte zou de koop en overdracht regelen. Hij is samen met [medeverdachte] door het bos is gewandeld om te kijken waar ze [slachtoffer 1] konden overvallen/rippen. [7]
Wederrechtelijke bevoordeling/drugsdealGelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 1] hebben gedwongen om € 2.000,-- af te geven door middel van geweld. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte met [verdachte] gepland hebben [slachtoffer 1] door middel van een overal/ripdeal geld afhandig te maken en dat ze dit plan samen hebben uitgevoerd. Het oogmerk van de wederrechtelijke bevoordeling is derhalve gegeven. Het oogmerk van de wederrechtelijke bevoordeling is derhalve gegeven. Anders dan de verdediging stelt doet de omstandigheid dat de overval door verdachte en medeverdachte is geconstrueerd rond een gefingeerde drugsdeal aan de bewezenverklaring niet af.
Mes
Ten aanzien van het mes overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij iets glinsterends zag, waarvan hij dacht dat het een mes was. Getuige [slachtoffer 2] heeft eveneens verklaard dat hij een mes zag. Gelet hierop, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte] een mes in zijn handen heeft gehad.
Nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de overval in vereniging is gepleegd. Tussen verdachte en [medeverdachte] was immers sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ze hebben de overval/ripdeal samen beraamd, samen uitgevoerd en samen de buit verdeeld. Het plannen en uitvoeren van een “ripdeal” impliceert het voor lief nemen de aanmerkelijke kans op het gebruik van geweld. Verdachte heeft gezien dat het beoogde slachtoffer [slachtoffer 1] - onverwacht - niet alleen was, heeft vervolgens gezien dat medeverdachte, voorzien van bivakmuts, op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afrende en is doorgegaan met de overval, door [slachtoffer 1] om geld te blijven vragen, waarbij hij zelf ook geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1]. [8] De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze omstandigheden de nauwe en bewuste samenwerking ook het opzettelijke geweld omvat, ook zover dat geweld gericht was op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De enkele omstandigheid dat bij verdachte en zijn medeverdachte van te voren niet bekend was dat deze personen [slachtoffer 1] die avond zouden vergezellen doet daar niet aan af. Verdachte is derhalve, evenals [medeverdachte], verantwoordelijk voor het geheel aan gedragingen zoals opgenomen in de tenlastelegging. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, acht de rechtbank afpersing door twee of meer verenigde personen, wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met
een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 2000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1]
, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader die een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken,
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft gemaakt voor de levering van 1
kg weed en
-elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het
Drutense Bos en
-zich in de struiken heeft verstopt en verborgen gehouden en
-die [slachtoffer 1] (aldaar) heeft opgewacht en heeft meegenomen naar
een plaats elders in het bos en
-(onverhoeds) uit de struiken tevoorschijn is gekomen en
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en geduwd en tegen
de grond heeft gewerkt en
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Waar is je geld, geef me je geld",
en
-(vervolgens) duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, heeft vastgehouden en
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en de rug heeft gestompt en geslagen en
-die [slachtoffer 1] naar de grond heeft gewerkt en
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft geschopt en
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst,
heeft gestompt en
-die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft gewerkt en in het moeras heeft geduwd en
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in het gezicht
heeft gestompt waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus opliep en
- die [slachtoffer 3] tegen de grond heeft gewerkt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het bewezenverklaarde levert op:
‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 9 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering en een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling als de jeugdreclassering dit nodig acht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie geëist dat aan verdachte een werkstraf groot 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie wordt opgelegd. De officier van justitie is bij haar strafeis uitgegaan van het jeugdstrafrecht. Voorts heeft zij rekening gehouden met de conclusie zoals opgenomen in de rapportages omtrent verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de verdediging verzocht om aan verdachte geen behandeling bij Kairos op te leggen gelet op de in het rapport genoemde conclusie. Bij verdachte is geen hulpvraag aanwezig en het recidiverisico is laag. De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, of in elk geval jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Ten aanzien van de werkstraf heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 januari 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Jeugdreclassering Nederland (voorgeleiding RC), gedateerd 28 augustus 2014;
- een voorlichtingsrapportage van Jeugdreclassering Nederland (rechtszitting), gedateerd 29 januari 2015;
- een Pro Justitia rapportage, opgemaakt door [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 7 november 2014.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben een plan gemaakt om een hen bekende jongen in de val te lokken en hem € 2.000,--, afkomstig uit een erfenis, afhandig te maken. Hiertoe heeft verdachte het slachtoffer naar een afgelegen plek gelokt met de smoes dat ze hem een kilo weed konden verkopen voor € 2.000,--. Toen het slachtoffer op de afgesproken plek aan kwam, verscheen de medeverdachte met een bivakmuts op. Beiden hebben geweld uitgeoefend op het slachtoffer. Verdachte bleef om het geld vragen, totdat het slachtoffer dit afgaf. Ook werden de twee vrienden van het slachtoffer, die met hem mee waren gekomen, mishandeld waardoor zij letsel opliepen.
Een dergelijk feit heeft - alleen al vanwege de schrik en het letsel bij de slachtoffers- de nodige gevolgen voor de slachtoffers maar daarnaast zorgt dit voor maatschappelijke onrust.
De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het advies uit het NIFP rapport:
De GZ-psycholoog concludeert dat sprake is van zowel een ziekelijke stoornis als een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een motorische coördinatie stoornis, een sterk disharmonisch capaciteitenprofiel en een identiteitsprobleem. De psycholoog overweegt voorts:
‘Vanuit de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden met name de schakelproblematiek en het identiteitsprobleem (negatief, diffuus zelfbeeld in combinatie met de sociaal-emotionele achterstand) verondersteld een rol te hebben gespeeld in de totstandkoming van het tenlastegelegde. Opportunistische eigenschappen en de gebrekkige empathische vermogens worden beschouwd in het verlengde van zijn gebrekkige sociaal-emotionele ontwikkeling. (..) Gezien voorgaande wordt de rechtbank geadviseerd [verdachte] voor het hem ten laste gelegde (..) als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.’
Verder blijkt onder meer uit genoemd advies dat op het gebied van handelingsvaardigheden vele kwetsbaarheden bij verdachte worden gezien zoals zijn sociaal-emotionele achterstand, gebrekkige probleemoplossingsvaardigheden en inlevingsvermogen.
‘Pedagogische beïnvloeding speelt gezien zijn emotionele en cognitieve achterstanden nog zeker een grote rol in het kunnen bereiken van ontwikkelingstaken door [verdachte]. [verdachte] is nog sterk afhankelijk van zijn ouders. In het NIFP rapport wordt aanbevolen het jeugdstrafrecht toe te passen.’
De psycholoog acht als matig ingeschat recidive risico aanwezig, waarbij zijn gebrekkige gewetensontwikkeling inlevingsvermogen en zelfbeeld alsmede opportunistische eigenschappen als risicofactoren worden genoemd. De psycholoog acht steunend en therapeutisch contact ten behoeve van identiteitsontwikkeling van belang.
De reclassering heeft zich aangesloten bij de bevindingen van het NIFP en adviseert toepassing van jeugdstrafrecht, het opleggen van verplicht contact met jeugdreclassering, ambulante behandeling door Kairos en voorts een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en met medeverdachte [medeverdachte].
De rechtbank vindt, gelet op vorenstaande, in de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding recht te doen overeenkomstig de in artikel 77c Wetboek van Strafrecht genoemde artikelen van het jeugdrecht. Ten tijde van het plegen van de feiten was verdachte pas net meerderjarig.
De rechtbank neemt de genoemde pedagogische beïnvloeding als uitgangspunt bij de strafoplegging en ziet daarin, alsmede in de positieve ontwikkelingen die verdachte doormaakt, alsmede het belang om het recidive gevaar zoveel mogelijk te beperken reden om jeugddetentie op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met oplegging van de voornoemde door reclassering geadviseerde voorwaarden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.800,-- bestaande uit € 800,-- aan immateriële schade en € 1.000,-- aan materiele schade, te weten het niet terugbetaalde deel van het geld waarvan hij is beroofd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 1.800,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde de psychische schade heeft aangedikt en dat de gevraagde immateriële schadevergoeding moet worden gematigd. De gevraagde € 1.000,-- moet worden afgewezen nu verdachte zijn deel reeds heeft terugbetaald.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.000,-- aan materiele schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar. Dat verdachte al een gedeelte heeft terugbetaald en zijn medeverdachte niet, doet richting het slachtoffer niet ter zake. Hij en zijn medeverdachte zijn jegens het slachtoffer beide verantwoordelijk voor het geheel van het weggenomen geld.
Met betrekking tot het immaterieel gevorderde deel van de vordering overweegt de rechtbank als volgt. Niet is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht wel aannemelijk dat [slachtoffer 1] door de beroving angst en enige psychische problemen heeft ondervonden, maar de omvang daarvan kan zonder nader onderzoek, hetgeen echter een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, niet worden vastgesteld. De rechtbank zal de hoogte van het immaterieel gevorderde bedrag voorshands vaststellen op € 400,--. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 560,-- bestaande uit € 500,-- aan immateriële schade en € 60,-- aan materiele schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen tot het bedrag van € 540,-- waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 560,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde
[slachtoffer 2]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 680,-- bestaande uit € 500,-- aan immateriële schade en € 180,-- aan materiele schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 680,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet eenvoudig vastgesteld kan worden wat de schade is die [slachtoffer 2] heeft geleden. Niet kan vastgesteld worden of hij zelf gevallen is of dat hij met geweld naar de grond is gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 680,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 27, 45, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot 291 dagen jeugddetentie;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot 270 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n);
 stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op uitnodiging melden bij de jeugdreclassering. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Ook zal veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering hem geeft;
- zich gedurende de proeftijd, zulks indien door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, onder behandeling zal stellen van Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, [slachtoffer 1] en de mededader [medeverdachte], zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Heft ophet geschorste bevel voorlopige hechtenis;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd), met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijen- met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] € 1.400,-;

2. [slachtoffer 3] € 560,-;

3. [slachtoffer 2] € 680,-;
vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2014.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 1.400,- 24 dagen;

2. [slachtoffer 3] € 560,- 11 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 680,- 13 dagen.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging
nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J. Barrau en
mr. R. Teekens rechters in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2015.
Mr. R. Teekens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Zuid, District Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0800-2014083944 Z, gesloten op 15 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 12, de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 maart 2015 en een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 115.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 13-14.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 18, laatste alinea en p. 19 en een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt d.d. 30 september 2014, p. 24.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 25-27 en een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt d.d. 25 augustus 2014
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte p. 111, vanaf zesde tekstblok van onderen tot en met p. 112,
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte p. 114, vanaf tweede tekstblok van onderen tot en met p. 115, regel 8.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte p. 115, vanaf alinea 6.