ECLI:NL:RBGEL:2015:2038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
05/720225-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met geweld door twee verdachten in Druten

Op 23 maart 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 19-jarige man uit Druten en een 22-jarige man uit Nijmegen, die samen verantwoordelijk werden gehouden voor het medeplegen van afpersing. De feiten vonden plaats op 24 augustus 2014, toen de verdachten een afspraak maakten met het slachtoffer, [slachtoffer 1], onder het voorwendsel dat zij hem een kilo weed zouden verkopen voor € 2.000. Tijdens deze ontmoeting in het Drutense Bos gebruikten de verdachten geweld om het geld van het slachtoffer af te nemen. De 19-jarige verdachte werd veroordeeld volgens het adolescentenstrafrecht tot 291 dagen jeugddetentie, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uur. De 22-jarige verdachte kreeg een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Beide verdachten zijn ook verplicht schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers, die letsel hebben opgelopen tijdens de overval. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, en dat het geweld dat werd gebruikt tegen het slachtoffer en zijn vrienden voldoende bewijs bood voor de veroordeling. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de 19-jarige verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en andere gedragsproblemen, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om hem de kans te geven zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720225-14
Datum uitspraak : 23 maart 2014
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Colombia), wonende te [adres], [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
raadsman : mr. A.M. Smetsers, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 december 2014 en 09 maart 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 2000 Euro, in elk
geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte (die een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken) en/of zijn
mededader,
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft/hebben gemaakt (voor de levering van 1
kg weed) en/of
-elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het
Drutense Bos en/of
-zich in de struiken heeft verstopt en/of verborgen gehouden en/of
-die [slachtoffer 1] (aldaar) heeft/hebben opgewacht en/of heeft meegenomen naar
een plaats elders in het bos en/of
-(onverhoeds) uit de struiken tevoorschijn is gekomen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of tegen
de grond heeft/hebben gewerkt en/of-tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Waar is je geld, geef me je geld",
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-(vervolgens) duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, althans een
glimmend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en/of de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond
heeft/hebben gewerkt en/of gebracht en/of
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst,
althans tegen het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
-die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of in een sloot en/of in
het moeras heeft/hebben geduwd en/of gegooid en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in/tegen het gezicht
heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus
opliep en/of
- die Krupinksi tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of geduwd en/of gegooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 2000 Euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (die een bivakmuts over
zijn hoofd had getrokken) en/of zijn mededader,
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft/hebben gemaakt (voor de levering van 1
kg weed) en/of
-elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het
Drutense Bos en/of
-zich in de struiken heeft verstopt en/of verborgen gehouden en/of
-die [slachtoffer 1] (aldaar) heeft/hebben opgewacht en/of heeft meegenomen naar
een plaats elders in het bos en/of
-(onverhoeds) uit de struiken tevoorschijn is gekomen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of tegen
de grond heeft/hebben gewerkt en/of
-tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Waar is je geld, geef me je geld",
althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-(vervolgens) duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, althans een
glimmend voorwerp heeft/hebben vastgehouden en/of
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en/of de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond
heeft/hebben gewerkt en/of gebracht en/of
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft/hebben
geschopt en/of getrapt en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst,
althans tegen het lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in/tegen het gezicht
heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus
opliep en/of
- die Krupinksi tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of geduwd en/of gegooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 augustus 2014 waren verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte], in Druten. Verdachte en [medeverdachte] hadden het plan opgevat om een bedrag van € 2.000,-- van [slachtoffer 1] afhandig te maken. Om dit te realiseren had [medeverdachte] een afspraak gemaakt met [slachtoffer 1] om een kilo weed te verkopen voor € 2.000,--. [medeverdachte] en [slachtoffer 1] zouden elkaar ontmoeten bij het bankje in het Drutense Bos. Verdachte was hier echter ook bij. Verdachte had een bivakmuts op en hield zich verborgen terwijl ze wachtten op [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] kwam met twee vrienden, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Verdachte heeft geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. Verdachte en [medeverdachte] hebben de € 2.000,-- van [slachtoffer 1] afhandig gemaakt. Verdachte en [medeverdachte] hebben daarvan ieder € 1.000,-- ontvangen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit te weten afpersing in vereniging gepleegd. Verdachte heeft geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] terwijl [medeverdachte] het geld afhandig maakte van [slachtoffer 1].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een mes bij zich had. Voorts is niet vast komen te staan dat verdachte geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Ook kan niet bewezen worden dat verdachte [slachtoffer 1] heeft getrapt.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard. Hij kreeg omstreeks 21.45 uur een Whatsapp bericht van [medeverdachte] waarin stond dat hij naar het moerasbankje in het Drutense Bosje moest komen. [slachtoffer 1] was op dat moment samen met twee vrienden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 1] wilde niet alleen gaan dus vroeg hij zijn vrienden mee. Omstreeks 22.00 uur kwamen ze aan bij het bankje. Na 10 minuten kwam [medeverdachte] aanlopen. Hij vroeg: ‘Heb je het geld bij?’ [slachtoffer 1] zei dat hij het geld bij zich had. Daarop moest hij met [medeverdachte] meelopen. [slachtoffer 1] zag ineens iemand op zijn hurken zitten naast de struiken. Deze persoon had een bivakmuts. Op dat moment zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1]: ‘Waar is je geld, geef me je geld.’ [slachtoffer 1] zag de man met de bivakmuts richting de [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] lopen. [slachtoffer 1] voelde dat [medeverdachte] hem vast pakte en begon te duwen en te trekken. Ook tastte hij de kleding af. Hij bleef maar roepen: ‘Waar is je geld, geef je geld?’ [slachtoffer 1] schrok hier heel erg van.
Na ongeveer 10 of 20 seconden zag [slachtoffer 1] de man met de bivakmuts terugkomen. Hij zag dat deze persoon iets in zijn handen had dat glinsterde. [slachtoffer 1] dacht dat dit een mes was. Hij schrok hiervan. Vervolgens zag hij dat de man met zijn rechterarm met gebalde vuist richting zijn borst sloeg. Hij voelde een harde klap op zijn borst. Daarna sloeg hij met zijn linkerarm en voelde [slachtoffer 1] een harde klap op zijn rug. De klappen deden pijn. Hierop werd [slachtoffer 1] tegen de grond gegooid. Toen hij op de grond lag, voelde hij dat hij nog drie of vier trappen tegen zijn bovenlichaam en zijn been kreeg. [slachtoffer 1] voelde pijn. Hij kon niet zien wie dit deed want hij had zijn handen voor zijn gezicht ter bescherming. [slachtoffer 1] zei hierop dat ze het geld konden krijgen maar dat ze moesten stoppen. Daarop stopte de mannen. [slachtoffer 1] gaf de € 2.000,-- aan [medeverdachte].
[slachtoffer 1] riep zijn vrienden maar er kwam geen reactie. Enige tijd later zag [slachtoffer 1] [slachtoffer 3]. Hij had een dik oog en zijn neus stond scheef. [slachtoffer 3] vertelde dat hij klappen had gekregen van de man met de bivakmuts. Ook vertelde hij dat hij gezien had dat de man met de bivakmuts [slachtoffer 2] in het water had geslagen/geduwd. De € 2.000,-- was van [slachtoffer 1]. [3]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 2] mee gingen met [slachtoffer 1] naar het bankje. [medeverdachte] kwam aanlopen en vroeg [slachtoffer 1] of hij het geld bij zich had. Daarop liepen ze een bochtje om. Er zat iemand gehurkt op de grond met een bivakmuts op. De persoon liep direct naar [slachtoffer 3] toe. Hij sloeg met zijn rechtervuist op het linkeroog en de neus van [slachtoffer 3]. Dit deed heel veel pijn en [slachtoffer 3] viel op de grond. Hij zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 1] aanviel en hoorde dat [medeverdachte] tegen [slachtoffer 1] zei: ‘Waar is je geld?’ Hij zag dat [medeverdachte] in de zakken van [slachtoffer 1] ging voelen. Vervolgens zag [slachtoffer 3] dat de man met de bivakmuts [slachtoffer 2] aanviel. Hij hoorde [slachtoffer 2] ‘Au, Au ’roepen. [slachtoffer 3] zag dat de man met de bivakmuts [slachtoffer 2] aanviel. Hierop rende [slachtoffer 3] weg. [slachtoffer 3] is later die avond/nacht naar het ziekenhuis gegaan. Daar werd een neusfractuur en een lichte hersenschudding geconstateerd. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op het bankje ging zitten. [medeverdachte] kwam ongeveer een kwartier later naar het bankje. [medeverdachte] vroeg aan [slachtoffer 1] of hij het geld bij zich had. [slachtoffer 1] zei dat hij dit bij zich had. [medeverdachte] liet [slachtoffer 1] mee lopen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] liepen ook mee. Ineens zag [slachtoffer 2] een man van de grond komen. Deze man stond gedeeltelijk in de struiken. De man liep naar [slachtoffer 3] en sloeg hem hard in het gezicht. [slachtoffer 2] zag dat de man een mes in zijn handen vasthield.
liep terug naar het bankje om zich te verstoppen. De jongen met bivakmuts kwam naar hem toe. Hij haalde uit en sloeg hem hard op zijn borst. Dit veroorzaakte een enorme pijn. Als gevolg van de klap viel [slachtoffer 2] in het moeras. Hij zat daar ongeveer 20 minuten vast. Toen hij uit het moeras kwam, zag hij dat iedereen weg was. Later op de avond ging hij naar het ziekenhuis alwaar bleek dat hij gekneusde ribben had. [5]
Planning
Aan de overval ging vooraf dat verdachte en [medeverdachte] samen “fantaseerden” over hoe ze [slachtoffer 1] geld, afkomstig uit een erfenis, afhandig konden maken. [6] [medeverdachte] verklaart daarover dat de planning was om geld te stelen, ze wisten alleen nog niet hoe. Op enig moment vertelde [slachtoffer 1] dat hij weed wilde hebben. [medeverdachte] heeft toen verteld dat hij dat kon regelen. [medeverdachte] verklaart dat toen hij begreep dat [slachtoffer 1] geld [voor de drugs] bijeen had, contact had gelegd met de jongen met wie hij de overval zou plegen [verdachte]. Ze hebben besproken hoe en waar ze het zouden gaan doen en hoe ze het gingen aanpakken. [7] Het idee van de overval kwam van verdachte, maar de plannen heeft [medeverdachte] uitgewerkt. De dag van de overval hebben ze de details besproken. Verdachte zou een bivakmuts dragen en [medeverdachte] zou de koop en overdracht regelen. [medeverdachte] verklaart dat hij samen met verdachte door het bos is gewandeld om te kijken waar ze [slachtoffer 1] konden overvallen/rippen. [8] Verdachte heeft bevestigd dat hij van tevoren naar de betreffende plek bij het bankje is gaan kijken. [9]
Wederrechtelijke bevoordelingGelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer 1] hebben gedwongen om € 2.000,-- af te geven door middel van geweld. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte met [medeverdachte] gepland hebben [slachtoffer 1] door middel van een overal/ripdeal geld afhandig te maken en dat ze dit plan samen hebben uitgevoerd. Het oogmerk van de wederrechtelijke bevoordeling is derhalve gegeven.
Nauwe en bewuste samenwerking
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de overval in vereniging is gepleegd. Tussen verdachte en [medeverdachte] was immers sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ze hebben de overval samen beraamd, samen uitgevoerd en samen de buit verdeeld.
Geweldshandelingen
Ten aanzien van de geweldshandelingen overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [slachtoffer 1] is vastgepakt en naar de grond is gewerkt. Ook is [slachtoffer 1] tegen de borst en rug gestompt. Hoewel de verdediging heeft betwist dat verdachte [slachtoffer 1] heeft getrapt terwijl deze op de grond lag, overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer 1] op essentiële punten ondersteund wordt door andere redengevende verklaringen, zoals hierboven weergegeven. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van dit deel van de verklaring. Derhalve zal de rechtbank ook deze handelingen wettig en overtuigend bewezen achten.
Ten aanzien van het mes overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij iets glinsterends zag, waarvan hij dacht dat het een mes was. Getuige [slachtoffer 2] heeft eveneens verklaard dat hij een mes zag. Gelet hierop, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 augustus 2014, te Druten, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 2000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld hierin bestond dat verdachte die een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken en of zijn mededader,
-met die [slachtoffer 1] een afspraak heeft gemaakt voor de levering van 1 kg weed en -elkaar voor de aflevering en betaling te ontmoeten bij het bankje in het Drutense Bos en
-zich in de struiken heeft verstopt en verborgen gehouden en
-die [slachtoffer 1] aldaar heeft opgewacht en heeft meegenomen naar een plaats elders in het bos en
-onverhoeds uit de struiken tevoorschijn is gekomen en
-vervolgens die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en geduwd en tegen de grond heeft gewerkt en
-tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Waar is je geld, geef me je geld", en
-vervolgens duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer 1], een mes, hebben vastgehouden en
-die [slachtoffer 1] tegen de borst en de rug heeft gestompt en geslagen en
-die [slachtoffer 1] naar de grond heeft gewerkt en
-tegen het lichaam van die op de grond liggende [slachtoffer 1] heeft geschopt en getrapt en
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 2] met kracht tegen de borst, heeft gestompt en
-die [slachtoffer 2] tegen de grond heeft gewerkt en in het moeras heeft geduwd en
-de met die [slachtoffer 1] meegekomen [slachtoffer 3] met kracht in het gezicht heeft gestompt waardoor die [slachtoffer 3] een gebroken neus opliep en/of
-die Krupinksi tegen de grond heeft gewerkt.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden, de voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de strafeis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen gelet op de richtlijnen. Een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel zou passend zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 januari 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting), gedateerd
11 februari 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (voorgeleiding RC), gedateerd
16 september 2014;
- een Pro Justitia rapportage, opgemaakt door [psycholoog], GZ-psycholoog, d.d. 9 december 2014.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben een plan gemaakt om een hen bekende jongen in de val te lokken en hem € 2.000,--, afkomstig uit een erfenis, afhandig te maken. Hiertoe heeft de medeverdachte het slachtoffer naar een afgelegen plek gelokt met de smoes dat ze hem een kilo weed konden verkopen voor € 2.000,--. Toen het slachtoffer op de afgesproken plek aan kwam, verscheen verdachte met een bivakmuts op. Hij mishandelde het slachtoffer. De medeverdachte bleef om het geld vragen, totdat het slachtoffer dit afgaf. Ook werden de twee vrienden van slachtoffer, die met hem mee waren gekomen, mishandeld waardoor zij letsel opliepen.
Een dergelijk feit heeft - alleen al vanwege de schrik en het letsel bij de slachtoffers - de nodige gevolgen voor de slachtoffers maar daarnaast zorgt dit voor maatschappelijke onrust.
De psycholoog [psycholoog] komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stress stoornis en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een gedragsstoornis en daarnaast van alcohol- en drugsmisbruik. Dit uit zich onder anderen in het sterk gericht zijn op genot, een gebrek aan remmingen, het actief opzoeken van prikkels, flashbacks, moeite met concentreren, psychotische episodes. Omdat verdachte bij de psycholoog niet over het tenlastegelegde wilde praten konden geen uitspraken worden gedaan over het verband met het tenlastegelegde feit, de toerekenbaarheid en het recidivegevaar. Wel benoemt de deskundige ook in dit verband het sterk gericht zijn op genot. Ten aanzien van het gebrek aan remmingen en het actief opzoeken van prikkels overweegt de deskundige dat verdachte naar voren komt als een persoon die het ontoelaatbare van zijn handelen inziet maar moeilijk kan doorzetten en volhouden. Zonder adequate sturing zal de gedragsstoornis zich ontwikkelen tot antisociale persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog signaleert veel risicofactoren voor gewelddadige recidive (op jonge leeftijd eerste geweldsdelicten; moeizaam vasthouden van dagbesteding; middelen gebruik; traumatische vroegkinderlijke ontwikkeling en herhaaldelijk recidiveren in proeftijd) en beveelt ambulante behandeling, begeleid wonen en urinecontroles aan ten einde het herhalingsgevaar in te perken. Als positieve factoren ziet de psycholoog dat verdachte inzicht heeft in de risicofactoren, zijn medicatie trouw in neemt en het belang van behandeling in ziet (verslavingszorg) en is bereid zich aan voorwaarden te houden. Dit laatste heeft verdachte ter zitting bevestigd. Ook reclassering adviseert behandeling voor de psychische- en verslavingsproblematiek van verdachte. De psycholoog ziet onvoldoende zwaarwegende factoren om jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij puur uit materiële overweging een overval heeft gepleegd en dat hij kennelijk volstrekt niet heeft stilgestaan bij de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers. Daarbij heeft verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, Justitiële Documentatie. Mede gelet op de adviezen van het NIFP en reclassering vindt de rechtbank het van groot belang dat verdachte wordt behandeld aan zijn verslaving en zijn psychische problemen ten einde recidive en verder afglijden te voorkomen.
Gelet op bovenstaande, alsmede gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, vindt de rechtbank redenen om over te gaan tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur met de voorwaarden zoals genoemd het reclasseringsrapport d.d. 11 februari 2015, waaronder ambulante behandeling, begeleid wonen en urinecontroles.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.800,-- bestaande uit € 800,-- aan immateriële schade en € 1.000,-- aan materiele schade te weten het niet terugbetaalde deel van de geld waarvan hij is beroofd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 1.800,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 1.000,-- aan materiele schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Met betrekking tot het immaterieel gevorderde deel van de vordering overweegt de rechtbank als volgt. Niet is vast komen te staan dat [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht wel aannemelijk dat [slachtoffer 1] door de beroving angst en enige psychische problemen heeft ondervonden, maar de omvang daarvan kan zonder nader onderzoek, hetgeen echter een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, niet worden vastgesteld. De rechtbank zal de hoogte van het immaterieel gevorderde bedrag voorshands vaststellen op € 400,--. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 560,-- bestaande uit € 500,-- aan immateriële schade en € 60,-- aan materiele schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe te wijzen tot het bedrag van € 540,-- waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis en dat de vordering voor het overige wordt afgewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 560,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader(s) is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde
[slachtoffer 2]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 680,-- bestaande uit € 500,-- aan immateriële schade en € 180,-- aan materiele schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 680,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet eenvoudig vastgesteld kan worden wat de schade is die [slachtoffer 2] heeft geleden. Niet kan vastgesteld worden of hij zelf gevallen is of dat hij met geweld naar de grond is gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 680,-- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen rente vanaf 24 augustus 2014 en vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor deduur van 18 (achttien)maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van
de gevangenisstraf groot 9 (negen) maanden,
niet ten
uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet
nakoming van na te melden voorwaarde(n);
 stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van forensische psychiatrische polikliniek Kairos en polikliniek van de Iriszorg in Nijmegen of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische gesteldheid en voor zijn middelengebruik;
- zich gedurende maximaal zeven weken, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een intramurale instelling voor een klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich zal onthouden van het gebruik van softdrugs, harddrugs en alcohol zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- aanwezig zijn op de nader te bepalen locatie van de begeleide woonvorm, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 1],[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijen- met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] € 1.400,-;

2. [slachtoffer 3] € 560,-;

3. [slachtoffer 2] € 680,-;
vermeerderd met
de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2014.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partij(en) te betalen, - met dien verstande dat indien en voor zover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zal zijn gekweten - met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis

1. [slachtoffer 1] € 1.400,- 24 dagen;

2. [slachtoffer 3] € 560,- 11 dagen;
2. [slachtoffer 2] € 680,- 13 dagen.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging
nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J. Barrau en
mr. R. Teekens rechters in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 maart 2015.
Mr. R. Teekens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Zuid, District Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0800-2014083944 Z, gesloten op 15 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 12, de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 maart 2015 en een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], p. 115.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 13-14.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 18, laatste alinea en p. 19 en een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt d.d. 30 september 2014, p. 24.
5.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 25-27 en een schriftelijk bescheid, zijnde een geneeskundige verklaring, opgemaakt d.d. 25 augustus 2014
6.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 maart 2015.
7.Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] p. 111, vanaf zesde tekstblok van onderen tot en met
8.Een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] p. 114, vanaf tweede tekstblok van onderen tot en met
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 maart 2015.