In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiser) en twee gedaagden, die als bestuurders van een andere vennootschap betrokken waren bij een voorgenomen koop van een pand met een tandartsenpraktijk. Eiser, eigenaar van het pand, had gesprekken gevoerd met de gedaagden over de verkoop van het pand en de daarin gevestigde tandartsenpraktijk. Er was enige overeenstemming over de koopprijs, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er een perfecte koopovereenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank stelde vast dat er nog belangrijke voorwaarden en afspraken ontbraken, zoals de leveringsdatum en de financiering, en dat er geen boekenonderzoek had plaatsgevonden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de potentiële koper, DHC, toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
De rechtbank ging verder in op de vraag of de gedaagden als bestuurders van DHC aansprakelijk konden worden gehouden voor de schade die eiser zou hebben geleden door het niet nakomen van de overeenkomst. De rechtbank concludeerde dat, aangezien er geen perfecte koopovereenkomst was, er ook geen sprake kon zijn van bestuurdersaansprakelijkheid. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de gedaagden persoonlijk aansprakelijk waren voor de schade. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde haar in de proceskosten van de gedaagden.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en voorwaarden bij de totstandkoming van koopovereenkomsten, vooral wanneer het gaat om de verkoop van onroerend goed en ondernemingen.