ECLI:NL:RBGEL:2015:2210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
267240
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen curator in faillissement met betrekking tot onbehoorlijk bestuur en faillissementspauliana

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij de curator, mr. Christopher John Diks Q.Q. Stevozu B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de besloten vennootschap Afbouwgroep Gelderland B.V. en een gedaagde. De curator baseerde zijn vorderingen op het bewijsvermoeden van artikel 43 lid 5 van de Faillissementswet (Fw) en op onbehoorlijk bestuur door de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de curator op het bewijsvermoeden faalde, omdat hij zich niet op artikel 42 Fw had beroepen. Hierdoor waren de vorderingen van de curator niet toewijsbaar. Daarnaast werd vastgesteld dat er geen sprake was van bestuursaansprakelijkheid, omdat niet was komen vast te staan dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld of dat zij als bestuurders van Stevozu wisten dat hun handelen de schuldeisers zou benadelen. De rechtbank verwierp ook het beroep van de curator op de artikelen 47 Fw en 2:245 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor de vorderingen van de curator voor afwijzing gereed lagen. De curator werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Afbouwgroep Gelderland en de gedaagde werden begroot op € 3.680,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F.M.Th. Quaadvliet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/267240 / HA ZA 14-386 397/892
Vonnis van 18 maart 2015
in de zaak van
MR. CHRISTOPHER JOHN DIKS Q.Q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
STEVOZU B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiser,
advocaat mr. B.M.H. van Bilsen te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFBOUWGROEP GELDERLAND B.V.,
2.
[gedaagde],
gevestigd respectievelijk wonende te Doesburg,
gedaagden,
advocaat mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen.
Partijen zullen hierna de curator, Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 januari 2015
- het bericht van de curator op de rol van 4 februari 2015 dat hij afziet van bewijslevering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 21 januari 2015 is ten aanzien van de primair door de curator gestelde grondslag voor zijn vorderingen overwogen dat de managementovereenkomst een onderhandse akte is die dwingend bewijs oplevert van onder meer de datering daarvan. De curator is toegelaten tegenbewijs te leveren tegen de in de managementovereenkomst vermelde datum van totstandkoming van 27 mei 2008.
Nu de curator heeft afgezien van het leveren van dat tegenbewijs geldt dat ervan uitgegaan moet worden dat de managementovereenkomst op 27 mei 2008 tot stand is gekomen en niet, zoals de curator heeft betoogd, op of omstreeks 18 januari 2010. Dat betekent dat de curator zich niet kan beroepen op het bewijsvermoeden van artikel 43 lid 1 sub 5 van de Faillissementswet. Nu hij zich overigens niet op artikel 42 Fw beroept (zie r.o. 4.6. van het tussenvonnis van 21 januari 2015) kan hetgeen de curator heeft aangevoerd niet leiden tot de conclusie er sprake is geweest van faillissementspauliana als bedoeld in de artikelen 42 en 43 Fw. De primaire gestelde grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van het gevorderde.
2.2.
De curator heeft tevens aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zijn taak als middellijk bestuurder onbehoorlijk heeft verricht, althans dat Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] onrechtmatig hebben gehandeld door als middellijk bestuurders van Stevozu mee te werken aan benadeling van schuldeisers in de door de curator geschetste omstandigheden. Het oordeel daarover is in het vonnis van 21 januari 2015 aangehouden tot na de (tegen-) bewijslevering. Nu niet is komen vast te staan dat Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] bij het sluiten van de managementovereenkomst wisten of behoorden te weten dat daarmee de schuldeisers van Stevozu zouden worden benadeeld, moet ook de stelling van de curator dat er sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur dan wel van onrechtmatig handelen verworpen worden. Niet is komen vast te staan dat Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] als (middellijk) bestuurders van Stevozu een ernstig persoonlijk verwijt treft en dat zij hebben gehandeld zoals geen redelijk weldenkend bestuurder in een dergelijke situatie zou hebben gedaan. Ook deze door de curator gestelde grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vorderingen.
2.3.
In het vonnis van 21 januari 2015 is al het beroep van de curator op het bepaalde in de artikelen 47 Fw en 2:245 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verworpen, zodat de vorderingen van de curator thans voor afwijzing gereed liggen.
2.4.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.892,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.680,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Afbouwgroep Gelderland en [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.680,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.
ap/fq