ECLI:NL:RBGEL:2015:2211

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
266786
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van de curator in faillissement en de gevolgen van onzorgvuldige taakuitoefening

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 18 maart 2015, is de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator aan de orde. De eiseressen, concurrente crediteuren in het faillissement van een vennootschap onder firma, vorderden schadevergoeding van de curator, die in haar hoedanigheid van curator in het faillissement had gehandeld. De eiseressen stelden dat de curator onrechtmatig had gehandeld door geen nakoming te verlangen van een overeenkomst tot verkoop van activa, die was gesloten vóór het faillissement. De rechtbank oordeelde dat de curator niet in staat was om de overeenkomst na te komen, omdat de boedel niet in staat was de activa te leveren zoals overeengekomen. De curator had zich gericht naar het belang van de boedel en had geen onzorgvuldige taakuitoefening gepleegd. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie, waaronder de arresten Maclou en Prakke/Gips, om de norm voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator te verduidelijken. Uiteindelijk werd de vordering van de eiseressen afgewezen, en werden zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/266786 / HA ZA 14-365
Vonnis van 18 maart 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOTARISPRAKTIJK G.P. HOOGENBOOM B.V.,
gevestigd te Eck en Wiel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THE HYPOTHEEKCOMPANY B.V.,
gevestigd te Enschede,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CANTOR ADMINISTRATEURS B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OTTEVANGER ACCOUNTANCY B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
VOLKSWAGEN BANK GMBH,
statutair gevestigd te Braunschweig, Duitsland, mede gevestigd te Amersfoort,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PSA FINANCE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. H. Reitsma te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Utrecht en kantoorhoudende te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. R.F. Hofstede te Rotterdam.
Partijen zullen hierna eiseressen en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 september 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 2015
- de doorhaling op de rol van de procedure tussen eiseressen en mr. [gedaagde], in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de vennootschap onder firma [naam], voorheen gevestigd te Eck en Wiel, en haar twee vennoten, de heer [naam] en de heer [naam].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 14 mei 2013 zijn uitgesproken de faillissementen van de vennootschap onder firma [naam], voorheen gevestigd te Eck en Wiel, en haar twee vennoten, de heer [naam], wonende te Culemborg en de heer [naam], wonende te Herten, hierna te noemen de vof en haar vennoten. Mr. [gedaagde] is aangesteld tot curator.
2.2.
De vof en haar vennoten dreven een assurantiekantoor. Haar activiteiten bestonden uit het bemiddelen in assurantiën, hypotheken, pensioenen en kredieten en overige financiële producten.
2.3.
Eiseressen zijn concurrente crediteuren in de faillissementen van de vof en haar vennoten.
2.4.
Voorafgaand aan de faillissementen hebben de vof en haar vennoten getracht de door de vof gedreven onderneming, bestaande uit enerzijds een assurantieportefeuille en anderzijds een hypothekenportefeuille, te verkopen.
2.5.
Op 6 mei 2013 hebben de vof en haar vennoten een koopovereenkomst gesloten met Hans Hiele, hierna Hiele, namens Raad op Maat B.V., hierna Raad op Maat, die, kort gezegd, inhield dat de vof en haar vennoten de assurantieportefeuille en cliëntenportefeuille, alsmede een aantal genoemde activa per 1 juni 2013 overdroegen, tegen een totale koopprijs van € 154.724,00 , waarvan € 127.224,00 zou worden betaald bij levering op 1 juni 2013. Op 1 maart 2014 en op 1 maart 2015 zouden nog twee nabetalingen volgen, ter grootte van elk € 13.750,00. Deze overeenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
Artikel 1 Onderwerp van de overeenkomst(…)
- De portefeuillerechten, bestaande uit het recht op provisie en recht op beheer (waaronder het recht op premie-incasso), verbonden aan de verzekeringen, bancaire- beleggings- en aanverwante producten, welke verkoper in beheer heeft.
- Alle cliënt en contactgegevens (...)
- Alle boeken, correspondentie en andere bescheiden (…)
- vergunningen, ontheffingen, aanschrijvingen in de ruimste zin van het woord (…)
Artikel 7 Gevolgen van de overdracht
Alle lusten en lasten van de in artikel 1 genoemde over te dragen activa zijn vanaf de datum van levering voor rekening en risico van koper, met uitzondering van het hierna in deze overeenkomst bepaalde. (…)
Artikel 8 Garanties verkoper
Verkoper garandeert aan koper:
- Dat verkoper volledig bevoegd is tot overdracht van de te verkopen activa, waaronder begrepen de cliëntenportefeuille.
- Dat niemand enig pand- of zekerheidsrecht, nog enig recht van genot heeft op één of meer van de verkochte activa, of kan verlangen dat hem een zodanig recht wordt verschaft en dat geen beslag op één of meer van de activa is gelegd.
- Dat de gegevens betreffende de cliënten zoals verstrekt door verkoper van deze overeenkomst en de gegevens omtrent de verzekeringsportefeuille zoals aan koper medegedeeld juist zijn.
- Dat hij alle hem bekende gegevens die betrekking hebben op de onderlinge transactie aan koper heeft verstrekt en dat hij niets heeft achtergehouden dat van belang zou kunnen zijn voor de koper. Op de overgedragen verzekeringsportefeuille zijn, voor zover hem bekend, geen verplichtingen van toepassing waarvan koper door verkoper niet in kennis is gesteld. Verkoper is niet verantwoordelijk voor gegevens aan koper verstrekt door andere partijen dan verkoper.
- Dat verkoper onverwijld na ontvangst van koopsom zijn inschrijving in het AFM register zal laten doorhalen. Deze inschrijving betreft zowel de inschrijving van de verkoper als privépersoon als de inschrijving van ondernemingen waarin hij enig belang heeft als bestuurder.
- Verkoper garandeert koper dat hij zich gedurende een periode van 5 jaar na overdracht op geen enkele wijze beroepshalve bezig zal houden met bemiddeling in financiële diensten danwel onder de vlag van Raad op Maat op basis van free Lance adviseur met een verdeling op de in rekening gebrachte fee van 50/50.
- Dat de administratie van de portefeuille op de dag van levering geheel up to date is en voldoet aan de maatschappelijke en wettelijke normen.
Artikel 9 Schulden, vorderingen claims
De koper neemt geen schulden of vorderingen over van de verkoper, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Alle kosten, crediteuren en terugboekingen, geboekt in een rekening-courant tot het overnametijdstip komen voor rekening van verkoper en na het overnametijdstip voor rekening van de koper.
De koper is op geen enkele wijze aansprakelijk voor claims van derden betreffende de ondernemingsuitoefening van de verkoper voor het overnametijdstip. Eventuele claims worden door de koper doorgestuurd naar de verkoper.
Verkoper beschikt ten tijde van de overdracht over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Een afschrift van deze verzekering is aan koper ter hand gesteld. Verkoper garandeert dat deze beroepsaansprakelijkheidsverzekering een zogenaamd ‘uitlooprisico’ tot aan, zie (…)., einddatum uitlooprisico. (…)
Artikel 11 Bijzondere bepalingen
(…)
Verkoper zal aan koper een overzicht verstrekken van de lopende schadegevallen.
Indien koper van de met verkoper samenwerkende verzekeringsmaatschappijen geen agentschap verkrijgt heeft koper het recht bij deze overeenkomst verkregen verzekeringscontracten over te doen aan een hem passende derde partij tegen een door hem te bepalen vergoeding. Koper garandeert dat het niet verkrijgen van dergelijke agentschappen geen nadelige financiële gevolgen voor verkoper zal hebben.
Artikel 12 Ontbindende voorwaarde
Voor deze overeenkomst geldt als ontbindende voorwaarde dat de koper terzake van de in deze overeenkomst genoemde overname geen financiering kan verkrijgen, tegen normale rente en voorwaarden. (…)
Artikel 17 Concurrentie- en relatiebeding
Verkoper garandeert koper dat hij na overdracht van de portefeuille op geen enkele wijze, noch direct, noch indirect zijn medewerking zal verlenen aan de overvoer van cliënten en of individuele financiële diensten welke ten tijde van de overdracht behoorden tot de overgedragen portefeuille naar een andere bemiddelaar of adviseur in financiële diensten dan koper.
Het is verkoper verboden om op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, enige informatie omtrent de relaties die tot de door hem overgedragen portefeuille behoren en waarvan de verkoper weet of kan vermoeden dat deze de belangen van koper kan schaden, over te dragen of anderszins kenbaar te maken. Onder informatie wordt mede begrepen de NAW gegevens en adresbestanden van de overgedragen portefeuille.
(…)
2.6.
Het op diezelfde dag ondertekende Addendum bij de overeenkomst luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
Ook is er door de verkopende partij aangegeven dat in deze portefeuille van het zogenaamde terugboekrisico geen sprake is.
2.7.
Op het moment van uitspreken van de faillissementen van de vof en haar vennoten op 14 mei 2013 was de overeenkomst nog niet nagekomen.
2.8.
Na uitspreken van de faillissementen zijn door BLG Wonen (SNS Bank) en Onderlinge ’s Gravenhage alsmede door Nationale Nederlanden samenwerkingsovereenkomsten met de vof opgezegd. Ook ASR Nederland B.V. en WoonNexxt hypotheken (ABN AMRO) hebben zich op het standpunt gesteld dat door het faillissement van de vof de samenwerkingsovereenkomsten waren beëindigd.
2.9.
Na het uitspreken van het faillissement is de curator de op 6 mei 2013 gesloten overeenkomst niet nagekomen en heeft zij ook Raad op Maat niet verzocht de overeenkomst na te komen. Raad op Maat heeft de curator evenmin gesommeerd binnen een redelijke termijn te verklaren of zij de overeenkomst gestand wil doen, zoals bepaald in art. 37 Fw.
2.10.
De curator heeft na datum faillissement mogelijk gegadigden voor overname van de activa gesproken. Zij is vervolgens ook weer met Hiele in onderhandeling getreden over overname van de activa.
2.11.
Op 21 mei 2013 heeft Hiele een nieuw bod gedaan ter hoogte van € 100.000,00, met een financieringsvoorbehoud voor de duur van twee en een halve week. Hiele had voor de financiering van de aankoop een daartoe strekkend verzoek ingediend bij ASR. Nadat de curator per mail van 21 mei 2013 inhoudelijke vragen had gesteld over het bod en voorts had laten weten niet te kunnen instemmen met een bieding onder ontbindende voorwaarde heeft Hiele op 22 mei 2013 een bod uitgebracht ter hoogte van € 80.000,00, zonder ontbindende voorwaarde.
2.12.
Uit een emailbericht van 29 mei 2013 van [naam], hierna [naam], teammanager Financieel Intermediair Beheer (FIB) blijkt dat ASR een financieringsaanvraag van Hiele ten behoeve de aankoop van de portefeuille heeft afgewezen. In deze mail staat onder meer:
In het kredietoverleg is de aanvraag inderdaad afgewezen. De afwijking van onze normen is te groot. Negatieve solvabiliteit en de ambitieuze omzetprognose 2013 zijn de voornaamste afwijkingen. Daar komt bij dat eerder gemaakte begrotingen 2011 en 2012 veel afwijken van de werkelijkheid.
2.13.
Na toestemming van de rechter-commissaris heeft de curator op 7 juni 2013 de assurantie- en hypotheekportefeuille en goodwill overgedragen aan Un Buen Idea B.V., hierna UBI, van welke vennootschap Hiele bestuurder was, voor een koopsom van
€ 80.000,00 exclusief btw.
2.14.
Eiseressen hebben zich op het standpunt gesteld dat zowel de curator pro se als de curator in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de vof en haar vennoten onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld.
2.15.
Na de comparitie is op eenparig verzoek de zaak tussen eiseressen en mr. [gedaagde] in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de vennootschap onder firma [naam], voorheen gevestigd te Eck en Wiel, en haar twee vennoten, de heer [naam], wonende te Culemborg en de heer [naam], kort gezegd, de curator q.q., doorgehaald.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen, samengevat, na doorhaling van de zaak tussen eiseressen en de curator q.q., dat de rechtbank voor recht verklaard dat de curator in privé aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade van eiseressen en haar te veroordelen tot betaling als voorschot op de door hen geleden schade van een bedrag van € 57.500,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen voorschot, alsmede haar te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken (zo begrijpt de rechtbank) in een schadestaatprocedure, met veroordeling van haar tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de kosten van de onderhavige procedure.
3.2.
Eiseressen leggen aan hun vordering ten grondslag dat de curator pro se onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door geen nakoming te verlangen van de door gefailleerde met een derde, Raad op Maat, reeds gesloten, maar op datum faillissement nog niet uitgevoerde overeenkomst tot verkoop van de assurantie- en hypotheekportefeuille van de vof, maar, zonder dat haar een termijn ex artikel 37 Fw. was gesteld, uit eigen beweging jegens Raad op Maat te bevestigen dat zij de overeenkomst niet gestand zou doen.
3.3.
De gevorderde schade bestaat uit uit het door eiseressen mis te lopen verschil in uitkering op hun toegelaten vorderingen in vergelijking met de situatie waarin zij zouden hebben verkeerd als de overeenkomst van 6 mei 2013 gestand was gedaan door de curator,
€ 74.724,00. Eiseressen vorderen in deze procedure 77% van dat bedrag bij wijze van voorschot, nu zij dat percentage vertegenwoordigen aan concurrent passief, derhalve
€ 57.500,00.
3.4.
De curator voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of de curator persoonlijk aansprakelijk is dient te worden getoetst aan de norm die inhoudt dat de curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht (HR 19 april 1996, NJ 1966, 727, Maclou).
4.2.
In aanvulling daarop heeft ingevolge het arrest van de Hoge raad van 16 december 2011, NJ 2012, 515 (Prakke / Gips) te gelden dat de faillissementscurator wegens een onzorgvuldige uitoefening van zijn wettelijke taak tot beheer en vereffening van de boedel persoonlijk aansprakelijk kan zijn jegens degenen in wier belang hij die taak uitoefent, te weten de (gezamenlijke) schuldeisers, en jegens derden met de belangen van wie hij bij de uitoefening van die taak rekening heeft te houden, zoals de gefailleerde. Voor zover de faillissementscurator bij de uitoefening van zijn taak niet is gebonden aan regels, komt hem in beginsel een ruime mate van vrijheid toe. De curator dient zich te richten naar het belang van de boedel, maar het is in beginsel aan zijn inzicht overgelaten op welke wijze en langs welke weg dat belang het beste kan worden gediend. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop hij rekening houdt met andere bij het beheer en de afwikkeling van de boedel betrokken belangen en voor de wijze waarop hij bij dat beheer of die afwikkeling uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen tegen elkaar afweegt. Bij het te gelde maken van het actief van de boedel, waarop de verwijten zagen die Gips de curator in deze zaak maakte, komt de faillissementscurator de hier bedoelde vrijheid toe.
4.3.
In het arrest Prakke / Gips is voorts opgenomen dat de norm van het Maclou-arrest ziet op genoemde persoonlijke aansprakelijkheid van de curator wegens een onjuiste taakuitoefening in een geval dat in voorgaande rechtsoverweging bedoelde vrijheid voor hem bestond. Bij de toepassing van deze norm heeft de rechter ingevolge dit arrest de vraag te beantwoorden of, uitgaande van bedoelde vrijheid, een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, in de gegeven omstandigheden in redelijkheid tot de desbetreffende gedragslijn zou hebben kunnen komen. Bij deze toetsing past terughoudendheid. Voor persoonlijke aansprakelijkheid is immers vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij gehandeld heeft terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijze behoorde in te zien.
4.4.
Eiseressen verwijten de curator dat door de verkoop op 7 juni 2013 de opbrengst voor de boedel € 74.724,00 lager is dan wanneer de overeenkomst van 6 mei 2013 over en weer geheel zou zijn nagekomen. Ter comparitie hebben zij hun standpunt in zoverre aangevuld dat de curator ook wordt verweten dat zij de portefeuille voor een te laag bedrag heeft verkocht.
4.5.
Ten aanzien van het eerste verwijt dat eiseressen de curator maken, inhoudende dat de curator nakoming van de overeenkomst van 6 mei 2013 had kunnen en moeten verlangen overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat in de eerste plaats dat de overeenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat Raad op Maat geen financiering verkreeg. Gesteld noch gebleken is dat Raad op Maat die financiering heeft verkregen, zoals nader omschreven in art. 12 van de overeenkomst. Uit het emailbericht van 29 mei 2013 van [naam] kan worden afgeleid dat ASR een financieringsaanvraag van Hiele ten behoeve van de aankoop van de portefeuille heeft afgewezen. Raad op Maat heeft, zoals art. 37 Fw veronderstelt, de curator geen termijn voor nakoming gesteld zodat art. 37 Fw hier niet van toepassing is. Voor zover Raad op Maat wel in staat zou zijn het overeengekomen bedrag te voldoen, dan wel, zoals eiseressen aanvoeren, het aan de curator is te wijten dat zij Raad of Maat niet aan de overeenkomst heeft gehouden, overweegt de rechtbank het volgende.
4.6.
Juist is de stelling van eiseressen dat er een schriftelijke en door gefailleerde en de koper getekende overeenkomst lag, die zijn gelding ondanks faillissement behield. De curator heeft hierover verklaard te hebben onderzocht of de boedel de overeenkomst kon nakomen. De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat de boedel daartoe niet in staat was. De boedel kon immers, ten gevolge van de verschillende opzeggingen en beëindigingen, niet alle in de overeenkomst genoemde portefeuillerechten leveren, voor zover deze bestonden uit het recht op provisie. Ook de specifieke garanties
zoals opgenomen in artikel 8, 9 en 10 van de overeenkomst kon de boedel niet geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator juist gehandeld. Zij kon, gezien het pandrecht dat ING Bank op de portefeuille stelde te hebben immers niet garanderen dat niemand enig pand- of zekerheidsrecht, nog recht van genot had op één of meer van de verkochte activa. Zij kon ten gevolge van het uitgesproken faillissement evenmin garanderen dat Wijnants bevoegd was activa te verkopen, op grond van art. 23 Fw. verloren de gefailleerden immers hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid. De curator kon ook niet garanderen dat de gegevens met betrekking tot de verzekeringsportefeuille juist waren, noch doorhaling garanderen van de AFM registratie door de heren Wijnants. Een garantie dat Wijnants zich gedurende 5 jaar niet zou bezighouden met bemiddeling in financiële diensten kon zij evenmin geven. Zij ontbeerde tot slot de kennis en wetenschap over het verkochte zoals de garantie van art. 18 van de overeenkomst veronderstelt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij daarmee op juiste gronden geen nakoming verlangd van de overeenkomst; de boedel was eenvoudigweg niet in staat de overeenkomst ten volle na te komen. Zij heeft zich gericht naar het belang van de boedel. Van onzorgvuldige taakuitoefening door de curator is in het licht van vorenstaande niet gebleken.
4.7.
Het tweede verwijt dat eiseressen de curator maken ziet op het te lage bedrag waarvoor de curator de activa, uiteindelijk, heeft verkocht aan een vennootschap waarvan dezelfde Hiele bestuurder was. De curator heeft in dit kader aangevoerd dat zij na het uitspreken van het faillissement op 14 mei 2013 heeft onderzocht in hoeverre het mogelijk was de resterende activa voor de best mogelijke prijs te verkopen. Gezien het in de dagen na faillissement toenemende aantal beëindigingen was daarbij volgens de curator enige haast geboden. Daar waar de bestuurder van Raad op Maat, Hiele, nog steeds belangstelling had, is met hem verder onderhandeld en daarnaast gesproken met vier andere geïnteresseerden. Deze andere partijen hebben deels ook biedingen uitgebracht. Na het eerste bod van Hiele, via diens vennootschap UBI, met een financieringsvoorbehoud, is vervolgens op 22 mei 2013 een bod uitgebracht ter hoogte van € 80.000,00 zonder financieringsvoorbehoud. Uit de overgelegde emailcorrespondentie kan worden afgeleid dat de curator zich in het bod en in de door Hiele bij zijn bod gehanteerde factor die tot dat bod had geleid, heeft verdiept. Het bod is door de curator, na toestemming van de rechter-commissaris, op 28 mei 2013 geaccepteerd.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze gang van zaken niet zonder meer worden afgeleid dat de curator de activa tegen een te lage prijs heeft verkocht. Voor zover eiseressen in dit kader hebben aangevoerd dat de activa meer waard zouden zijn, acht de rechtbank die aanname van hypothetisch belang. Wat er immers zij van de intrinsieke waarde van een portefeuille, zowel in als buiten faillissement is het tot stand komen van een overeenkomst, waarvan de koopprijs deel uitmaakt, van vele factoren afhankelijk. Met betrekking tot de door eiseressen gestelde hogere waarde van de portefeuille acht de rechtbank bovendien van belang dat de vof al geruime tijd kampte met liquiditeitsproblemen. Zo heeft de verhuurder van de ruimte waarin de vof was gehuisvest, eiseres sub 1., ter comparitie bevestigd dat al sinds begin 2012, derhalve geruime tijd geen huur meer werd betaald. Het faillissement is bovendien aangevraagd door een werknemer die, zo is ook ter comparitie bevestigd, sinds november 2012, derhalve al zeven maanden, geen salaris meer uitbetaald had gekregen. Gesteld noch gebleken is dat deze informatie bekend was bij Raad op Maat op het moment dat de koopprijs buiten faillissement tot stand kwam, zodat uit het gegeven dat Raad op Maat eerder, buiten faillissement, bereid was een hogere koopsom te betalen, niet kan worden afgeleid dat die te betalen koopsom strookte met de intrinsieke waarde van de in faillissement verkochte activa, laat staan dat de curator de activa tegen een te lage prijs heeft verkocht. Voor het benoemen van een deskundige zoals eiseressen ter zitting hebben voorgesteld, die de waarde dient te bepalen van de portefeuille, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
4.9.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de stellingen van eiseressen evenmin worden afgeleid dat dat de curator de activa niet tegen een reële prijs heeft verkocht. Gezien alle hiervoor beschreven feiten en omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat de curator, door de activa tegen de overeengekomen prijs aan UBI te verkopen, heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.
4.10.
De slotsom is dat van persoonlijke aansprakelijkheid geen sprake is. De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
4.11.
Eiseressen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van curator pro se worden begroot op:
- griffierecht 868,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.656,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eiseressen hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van curator pro se tot op heden begroot op € 2.656,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt eiseressen hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eiseressen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.