4.1.De rechtbank overweegt dat ter zitting is gebleken dat eiser eigenaar van het perceel is, dat [naam 2] de belangen van eiser, zijn vader, behartigt en dat hij voor zijn vader de omgevingsvergunning heeft aangevraagd, ook al is dat niet zo op het aanvraagformulier vermeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder tijdig op de aanvraag om omgevingsvergunning heeft beslist. Dat hij de beslissing heeft geadresseerd aan eiser en niet aan de zaakwaarnemer van eiser is niet van belang. Er is geen vergunning van rechtswege zoals bedoeld in artikel 4:20b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan [naam 2] verleend.
5. Eiser betoogt dat een buurtcafé in de omgeving past. De buurt bestaat uit een kerk, sportzaal, school cafetaria/pizzeria, terrein voor garageboxen, seniorencomplex, woningen enz. Eiser stelt dat de meeste bezwaren zien op het verlenen van een horecavergunning. De bezwaren hebben in wezen geen betrekking op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de vestiging van een buurtcafé. Verweerder heeft al in het primaire besluit vastgesteld dat het buurtcafé in deze wijk ruimtelijk aanvaardbaar is.
Door mevrouw [naam 3], de uitbaatster van het buurtcafé, is een lijst met handtekeningen van sympathisanten en brieven overgelegd waaruit blijkt dat er voldoende draagvlak is voor het buurtcafé.
6. Verweerder heeft er op gewezen dat hij geen concreet beleid heeft voor de nieuwvestiging van horeca-instellingen. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van een café in een woonwijk wordt afhankelijk gesteld van de omstandigheden van ieder specifiek geval. Telkens zal een zelfstandige afweging moeten worden gemaakt, waarbij elementen als potentiële hinder, ruimtelijke uitstraling, verhoging van parkeerdruk en draagvlak in de directe omgeving een belangrijke rol spelen, aldus verweerder.
Een café dat gericht is op de directe omwonenden – en waar deze ook actief gebruik van maken – creëert qua gebruik en functie een positief element in een wijk. Dergelijke initiatieven verdienen dan ook de steun en medewerking vanuit planologisch opzicht. Ontmoet een café echter teveel weerstand, dan kan niet worden gesproken over een functie die iets toevoegt aan de wijk. Van vergroting van de sociale cohesie is geen sprake, terwijl dat in dit specifieke geval aanvankelijk het argument was om stedenbouwkundige medewerking te verlenen, aldus verweerder.
7. De rechtbank overweegt dat het een bevoegdheid van verweerder is om al dan niet medewerking te verlenen aan het initiatief om een buurtcafé op het perceel te vestigen. Daarbij komt hem beleidsruimte toe en dient hij belangen af te wegen. Het kader om belangen af te wegen is ruim. Daaronder vallen de belangen van de eigenaar van het perceel en de belangen van de bewoners van de buurt. De rechtbank dient een dergelijke belangenafweging terughoudend te toetsen. Alleen als er sprake is van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur, zal de rechtbank kunnen oordelen dat er een gebrek kleeft aan het bestreden besluit. De rechtbank heeft dat echter niet kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Verweerder heeft beslissend kunnen achten dat het vestigen van het café bij nader inzien tot teveel weerstand in de wijk heeft geleid.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.