In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen een eiseres en een gedaagde B.V. over de hoogte van de overnamesom van de wintercollectie 2013/2014 en de CKS zomercollectie. De rechtbank heeft op 25 maart 2015 vonnis gewezen na een eerdere uitspraak op 3 december 2014, waarin de gedaagde was opgedragen om een herberekening van de overnamesom te maken. De eiseres betwistte de berekening van de gedaagde en stelde dat de overnamesom op een hoger bedrag moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de inkoopfacturen als uitgangspunt moest nemen en dat de eiseres niet mocht terugrekenen aan de hand van verkoopprijzen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de overnamesom voor de aanwezige voorraad op € 9.485,13 gesteld moest worden, waarvan de gedaagde al een deel had betaald. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van € 3.370,63, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten van de procedure aan de zijde van de eiseres begroot op € 1.921,80, terwijl de vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de kosten van de reconventie, begroot op € 480,00.