ECLI:NL:RBGEL:2015:2509

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
272568
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en bewijsopdracht bij misleiding bij overname van activa

In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Eiser, een ondernemer in de installatietechniek, heeft op 16 januari 2013 een koopovereenkomst gesloten met Rome Energy Solutions B.V. voor de overname van activa. Eiser stelt dat hij is misleid door de bestuurders van Rome Energy, gedaagden, over het aantal lopende onderhoudscontracten en de verwachte omzet. Hij vordert een verklaring voor recht dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld en vergoeding van de schade die hij heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser moet bewijzen dat hij is misleid en dat gedaagden wisten dat Rome Energy geen verhaal zou bieden voor de schade. De rechtbank heeft eiser opgedragen bewijs te leveren van de misleiding en de omstandigheden waaronder hij de overeenkomst is aangegaan. De zaak is aangehouden voor het leveren van bewijs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/272568 / HA ZA 14-597 / 172
Vonnis van 25 maart 2015
in de zaak van
[eiser],
h.o.d.n.
[naam bedrijf eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.C.T. Papeveld te Waalwijk,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.A.A. Voermans te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] . genoemd worden. Afzonderlijk worden [gedaagden] . aangeduid met [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 december 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 12 februari 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een onderneming op het gebied van installatietechniek en bedient zowel de particuliere als de zakelijke markt. [eiser] is zijn onderneming per 1 januari 2012 gestart.
2.2.
[gedaagde sub 1] was enig bestuurder en aandeelhouder van Rome Energy Solutions B.V., verder Rome Energy te noemen. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn bestuurders van [gedaagde sub 1] .
2.3.
Op 16 januari 2013 heeft [eiser] met Rome Energy een koopovereenkomst inzake activa gesloten (verder: de overeenkomst). Bij de totstandkoming van deze overeenkomst werden [eiser] en Rome Energy begeleid door hun wederzijdse accountant, FSV Accountants & Adviseurs B.V. (verder: FSV). De overeenkomst is ondertekend aan de ene zijde door [eiser] en aan de andere zijde door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] namens [gedaagde sub 1] namens Rome Energy. Bij deze overeenkomst kocht [eiser] van Rome Energy per 1 januari 2013 voor de koopsom van € 65.000,00 een gedeelte van de onderneming van Rome Energy, te weten het elektrotechnisch advies en installatiebureau op het gebied van GWL en CV. [eiser] kocht niet het gedeelte, gericht op de import en export in zonne-energie producten.
2.4.
Artikel 1 van de overeenkomst luidt:
Artikel 1 – Overdracht Activa/passiva
1. Koper koopt hierbij de navolgende tot de onderneming behorende activa (en bij de overdracht van de activa c.q. overname van het personeel behorende passiva), hierna gezamenlijk te noemen “de activa”, gelijk verkoper de activa aan koper verkoopt en vastgelegd en nader is gedetailleerd en toegelicht in bijlage 2 van de overeenkomst:
a. de voorraad grondstoffen (installatiematerialen);
b. de voorraad gereed product (inclusief apothekerskasten, handgereedschap van het personeel en stellingen);
c. de drie bedrijfswagens van het merk Opel (met hun verzekeringen);
d. de lopende onderhoudscontracten;
e. het klantenbestand;
f. orderportefeuille;
g. vaste telefoonnummer (0418-664220) en GSM nummers van de heer R. [gedaagde sub 2] en de werknemers;
h. website;
i. ziekteverzuimverzekering personeel.
Artikel 3 lid 1 luidt:
Artikel 3 – Contractsoverneming
1. Verkoper zal al het mogelijke verrichten teneinde te bewerkstelligen dat koper per de overnamedatum, of indien zulks niet haalbaar is zo spoedig mogelijk daarna, in de plaats treedt van verkoper als partij bij alle overeenkomsten die zijn gesloten in directe relatie met de overgenomen onderneming, althans de rechten en verplichtingen van genoemde (onderhouds)overeenkomsten door koper van verkoper zullen worden overgenomen.
Voorzover tussen verkoper en derden geen overeenkomst maar slechts een zakelijke relatie met betrekking tot de onderneming bestaat, zal verkoper naar beste vermogen bevorderen dat deze derden die zakelijke relatie met koper voortzetten.
In artikel 8 worden door verkoper aan koper bepaalde garanties gegeven, waaronder sub c:
c. De activa bevinden zich in goede staat, werken naar tevredenheid en zijn deugdelijk en bruikbaar voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. (…)
Artikel 9 luidt, voor zover hier van belang:
Artikel 9 – Gevolgen van niet-nakoming terzake van de garanties
1. Ingeval dat enige aangelegenheid die valt onder de garanties als bedoeld in artikel 8 of enig ander artikel van deze overeenkomst, hierna gezamenlijk te noemen “de garanties”, is verkoper verplicht aan koper de schade te vergoeden van de door koper tengevolge van of in verband met zulk een niet-nakoming van de garanties met als maximum de door verkoper aan koper betaalde koopsom.
(…)
3. Vorderingen voortvloeiende uit de niet-nakoming van de garanties moeten worden ingesteld binnen één jaar na de overnamedatum.
Artikel 10 luidt:
Artikel 10 – Onderzoek
Koper verklaart dat hij onderzoek heeft uitgevoerd met betrekking tot de onderneming en de activiteiten en koper verklaart vervolgens
a. dat hij in kader van dit onderzoek de mogelijkheid heeft gehad om de informatie te onderzoeken, die aan hem ter beschikking is gesteld;
b. dat hij voorts de gelegenheid heeft gehad om alle voor hem van belang zijnde vragen te stellen aan verkoper en voorts dat koper alle overige informatie heeft ontvangen, die hij nodig of wenselijk acht om de beslissing te nemen om deze overeenkomst aan te gaan; en
c. dat hij alle specifieke onderwerpen, die hij van belang acht met betrekking tot de overname in deze overeenkomst bij verkoper aan de orde heeft gesteld.
Artikel 11 behelst een boetebeding ten bedrage van € 10.000,00 per overtreding en € 500,00 per dag van voortduren.
2.5.
Er is een lijst, getiteld ‘Service- en Onderhoud – Gepland preventief onderhoud’ waarop 648 namen en adressen van (voormalige) klanten van Rome Energy staan vermeld met een korte omschrijving van het soort contract, de installatiegroep en het jaarbedrag. Het betreft CV-ketels, gasboilers, badgeisers, gashaarden e.d.
2.6.
Rome Energy heeft op 7 maart 2013 haar naam gewijzigd in ABC Energy Solutions B.V. en is bij vonnis van 4 juli 2013 in staat van faillissement verklaard. Dit faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten.
2.7.
[eiser] heeft [gedaagden] . bij brieven van 14 juli en 31 juli 2014 aansprakelijk gesteld voor de aan zijn zijde verschenen en nog te verschijnen schade vanwege het feit dat geen sprake was van 648, doch slechts 126, lopende onderhoudsovereenkomsten. [eiser] schrijft dat hij de koopovereenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten indien hij dit geweten had. Voorts schrijft [eiser] dat de garantieafspraken waardeloos zijn in verband met het faillissement van Rome Energy. [eiser] houdt [gedaagden] . ter zake aansprakelijk wegens onrechtmatig handelen als (middellijk) bestuurders.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat -
1) een verklaring voor recht dat [gedaagden] . onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld;
2) veroordeling van [gedaagden] . tot vergoeding van de schade die [eiser] daardoor heeft geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3) hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] . in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagden] . voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De grondslag van de vorderingen op [gedaagden] . is die van de zogenoemde bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. [eiser] houdt [gedaagden] . als (middellijk) bestuurders van Rome Energy aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van de tekortkomingen en/of onrechtmatige daad van Rome Energy.
Voor die aansprakelijkheid zal - in grote lijnen - eerst moeten komen vast te staan dat Rome Energy contractuele verbintenissen niet is nagekomen en/of jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [eiser] daardoor schade heeft geleden die aan Rome Energy toerekenbaar is, vervolgens dat Rome Energy daarvoor geen verhaal biedt en dan bovendien nog dat [gedaagden] . ter zake persoonlijk een ernstig verwijt treft. Recent heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 5 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2627) de maatstaf nog eens verwoord als volgt:
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (vgl. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21).
Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt als zojuist bedoeld kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van die verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt (zie onder meer HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, NJ 1990/286 (Beklamel) en HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006/659 (Ontvanger/[C]), geval (i)). In de kern houdt dit zogenoemde “Beklamelcriterium” de eis in dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden.
Het verwijt dat (...) de bestuurder (...) namens de vennootschap(..) een verplichting is aangegaan (…), waarvan hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap(..) deze niet zou(..) kunnen nakomen (…) leidt (…) pas tot aansprakelijkheid van de bestuurder indien deze wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser als gevolg van het niet nakomen van de verplichting schade zou lijden.
4.2.
In de dagvaarding stelt [eiser] dat hij heeft gedwaald ten aanzien van het aantal door hem overgenomen lopende onderhoudscontracten, omdat dit aantal 530 stuks lager lag dan Rome Energy had voorgespiegeld, te weten circa 118 in plaats van circa 648. [eiser] stelt dat Rome Energy heeft verzuimd om hem dit feit voor te houden, hetgeen tevens kwalificeert als onrechtmatig handelen jegens hem. Voorts is Rome Energy volgens [eiser] haar garantieverplichting ten aanzien van het aantal lopende onderhoudscontracten niet nagekomen en heeft zij tevens de contractuele boetes verbeurd. [eiser] houdt [gedaagden] . als (middellijk) bestuurders van Rome Energy aansprakelijk voor zijn schade omdat Rome Energy geen verhaal biedt en [gedaagden] . ter zake persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.3.
In de conclusie van antwoord en ter comparitie is [eiser] erop gewezen dat in de overeenkomst geen aantal lopende onderhoudscontracten staat vermeld en dat de lijst met circa 648 adressen, waarop [eiser] zich beroept, uitgedraaid en gedateerd is op 19 januari 2013, dus ná de totstandkoming van de koopovereenkomst. Voorts, belangrijker nog, staat op die lijst bij de meeste adressen (circa 475) dat het jaarbedrag 0,00 is. Gezien het feit dat het in de optiek van [eiser] een lijst van lopende onderhoudscontracten zou zijn, waarbij moet worden uitgegaan van periodiek, doorgaans jaarlijks, onderhoud, duidt dat jaarbedrag van € 0,00 erop dat bij die circa 475 adressen, dus bij ruim 73% van de lijst, daarvan geen sprake (meer) was.
4.4.
Hiermee ontvalt aan [eiser] de grondslag onder zijn stelling dat die lijst misleidend was omdat hij op grond van die lijst mocht verwachten dat er 648 vaste klanten en lopende onderhoudscontracten waren.
4.5.
Hiermee geconfronteerd heeft [eiser] ter comparitie zijn stellingen aangepast. [eiser] stelt nu dat hem bij de onderhandelingen over de koop op basis van de jaarcijfers over 2009 tot en met 2011 en de voorlopige cijfers over 2012 is voorgehouden dat uit de over te nemen onderhoudscontracten inclusief daaruit voortvloeiend meerwerk een omzet van € 200.000,00 per jaar werd behaald. Het zou gaan om de omzet uit het soort contracten, genoemd in de later verstrekte lijst, en niet om de omzet uit de zonnepanelen e.d., welk deel van de onderneming van Rome Energy niet door [eiser] werd overgenomen.
4.6.
[gedaagden] . hebben deze nadere stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist. Dit brengt mee dat eerst op dit onderdeel bewijs moet worden geleverd, waarbij op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast rust op [eiser] . [eiser] zal eerst moeten bewijzen dat [gedaagden] . hem bij de onderhandelingen over de koop hebben misleid en hem hebben voorgespiegeld dat uit de historische jaarcijfers van Rome Energy volgde dat uit de over te nemen onderhoudscontracten inclusief daaruit voortvloeiend meerwerk een jaaromzet van € 200.000,00 werd behaald.
4.7.
De rechtbank licht bij deze bewijsopdracht toe dat het moet gaan om misleiding van [eiser] door [gedaagden] . zelf.
De misleiding moet hebben bestaan uit een onjuiste voorstelling van de in de voorgaande jaren gerealiseerde omzet. Het kan, wil de vordering van [eiser] kunnen slagen, in het bijzonder niet gaan om een omzetgarantie voor de toekomst op grond van bijvoorbeeld een verwachte groei. Op grond van het derde lid van artikel 9 van de overeenkomst was immers het vorderingsrecht inzake het niet gestand (kunnen) doen van de garanties reeds vervallen, toen [eiser] voor het eerst klachten uitte over het achterblijven van de door hem verwachte omzet. Indien vanwege dat verval van recht geen vordering meer kan worden ingesteld tegen de vennootschap dan is er ook geen plaats voor een afgeleide aansprakelijkheid ter zake van de bestuurders van de vennootschap.
Voorts moet, in beginsel, de misleiding zijn gepleegd door [gedaagden] . zelf en bijvoorbeeld niet door de accountant of zijn gebaseerd op het eigen boekenonderzoek of de persoonlijke interpretaties van [eiser] . Dit is een vereiste om ter zake [gedaagden] . persoonlijk een ernstig verwijt te kunnen maken.
4.8.
Verder overweegt de rechtbank dat de te bewijzen voorstelling van zaken onjuist moet zijn geweest. Dit betekent dat moet komen vast te staan dat de voorgehouden omzet uit de onderhoudscontracten c.a. feitelijk niet gerealiseerd was in de voorgaande jaren. Dit is een lastig thema, omdat tot nog toe in dit geding geen stellingen en stukken zijn gepresenteerd inzake de daadwerkelijk gerealiseerde omzet van Rome Energy, waarbij een complicatie is dat slechts een deel van de in het verleden gerealiseerde omzet kon worden toegeschreven aan het door [eiser] overgenomen gedeelte van de onderneming. De rechtbank overweegt op dit punt dat het eerst aan [eiser] is om te bewijzen dat hem concreet een behaald resultaat van € 200.000,00 per jaar is voorgespiegeld en dat het dan vervolgens aan [gedaagden] . is om te laten zien dat het voorgespiegelde resultaat ook daadwerkelijk gerealiseerd werd. Dit zullen [gedaagden] . moeten aantonen, omdat, gezien hun stellingname in dit geding en de door [eiser] in 2013 gerealiseerde omzet ter zake, door [eiser] onweersproken gesteld op € 35.008,63 inclusief btw, vermoed kan worden dat die omzet in 2012 en voorgaande jaren ook bij lange na geen € 200.000,00 was.
[gedaagden] . hoeven dit alleen aan te tonen indien [eiser] slaagt in zijn bewijsopdracht. [gedaagden] . kunnen dit desgewenst doen aan de hand van door hen bij conclusie na enquête in het geding te brengen uitgesplitste jaarcijfers. Dit kan ook aan de orde worden gesteld in de (contra-)enquête.
4.9.
[gedaagden] . hebben nog een beroep gedaan op artikel 10 van de overeenkomst, de verklaring van [eiser] inzake de uitoefening van zijn eigen onderzoeksplicht. Dit verweer wordt relevant indien komt vast te staan dat [eiser] aan de hand van de hem ter beschikking gestelde (cijfermatige) informatie aanstonds en op eenvoudige wijze had kunnen en moeten constateren dat uit de over te nemen onderhoudscontracten c.a. geen omzet van € 200.000,00 per jaar werd gerealiseerd. Dan is sprake van eigen schuld. [gedaagden] . kunnen bij conclusie na enquête hierop terug komen en specificeren welke informatie voorafgaand aan de koopovereenkomst aan [eiser] is verstrekt en wat daaruit bleek. Verder kan ook dit aan de orde worden gesteld bij de (contra-)enquête.
4.10.
Hetzelfde geldt voor de tegenwerping van [gedaagden] . dat Rome Energy [eiser] zou introduceren als opvolger bij de klanten, hetgeen overigens ook is vastgelegd in artikel 3 van de overeenkomst, maar dat dit slechts zeer ten dele is gelukt omdat [eiser] steeds niet beschikbaar was en er kennelijk geen belang meer bij had. Indien dit juist is, dan kan ook op grond hiervan worden gesproken van eigen schuld aan zijn schade.
4.11.
In dit verband is ook van belang het beroep van [gedaagden] . op schending van de klachtplicht ex artikel 7:23 BW. De rechtbank overweegt dat uit de eigen stellingen van [eiser] volgt dat hij pas meer dan een jaar na de overname is gaan klagen over het achterblijven van de omzet. Intussen was Rome Energy failliet en waren, naar kan worden aangenomen, klanten met onderhoudscontracten voor jaarlijks onderhoud aan hun CV-ketels e.d., die niet waren benaderd over de opvolging door [eiser] , overgestapt naar een ander installatiebedrijf. Rome Energy is pas een half jaar na de overname in staat van faillissement verklaard. Indien [eiser] eerder zou hebben geklaagd en bij Rome Energy zou hebben aangedrongen op de effectuering van de contractsovernemingen, waarvoor de medewerking van die klanten nodig was (zie artikel 6:159 BW), dan had de schade van [eiser] beperkt kunnen worden door tijdig die klanten te benaderen en over te halen om hun medewerking aan de contractsoverneming te verlenen.
In dit verband zal de rechtbank [eiser] nog te bewijzen opdragen dat hij niet tijdig voor het faillissement van Rome Energy heeft kunnen en moeten constateren dat hij uit de overgenomen onderhoudscontracten c.a. geen jaaromzet van € 200.000,00 kon realiseren.
4.12.
Indien alle beschreven hobbels genomen zijn en de conclusie is dat [eiser] wegens misleiding jegens Rome Energy aanspraak zou hebben gehad op vergoeding van zijn schade, dan volgt de vraag hoe hoog die schade is en welk deel daarvan aan [eiser] vergoed had moeten worden. Hoewel [eiser] dit wil laten uitzoeken in een schadestaatprocedure, heeft hij tot nog toe onvoldoende gesteld om vergoeding te kunnen vorderen van het positieve contractsbelang. Partijen hebben in hun overeenkomst in artikel 9 de vergoedbare schade ter zake van de niet-nakoming van alle garanties, niet alleen die van artikel 8, beperkt tot de betaalde koopsom en vooralsnog ligt voor de hand om ook ten aanzien van de mogelijke misleiding inzake de historische omzetcijfers aansluiting te zoeken bij deze tussen partijen overeengekomen schadebeperking. Dat zou betekenen dat [eiser] maximaal € 65.000,00 van Rome Energy had kunnen vorderen en dan heeft [eiser] geen hogere aanspraak op [gedaagden] ., gezien de nevengeschiktheid c.q. subsidiariteit van hun mogelijke aansprakelijkheid.
4.13.
Het in de jurisprudentie ontwikkelde vereiste voor de nevengeschikte aansprakelijkheid van de bestuurders is dat de bestuurders ten tijde van hun gewraakte handelen wisten of behoorden te weten dat de vennootschap zelf geen verhaal zou bieden voor de schade. In dit verband moet worden opgemerkt dat aangenomen kan worden dat Rome Energy de koopsom van [eiser] heeft ontvangen en op haar bankrekening heeft laten bijschrijven. Verder blijkt uit het faillissementsverslag van 5 juli 2013, waarop [eiser] zich beroept, dat Rome Energy per datum faillissement ruim € 233.000,00 te vorderen had van debiteuren. Weliswaar bleken dit volgens de curator (vrijwel) allemaal betwiste en oninbare vorderingen te zijn, maar voor aansprakelijkheid van [gedaagden] . voor de schade van [eiser] zal moeten komen vast te staan dat [gedaagden] . ten tijde van de misleiding, dus rondom 1 januari 2013, wisten of behoorden te weten dat de koopsom van [eiser] zou wegvloeien naar crediteuren van Rome Energy en dat de openstaande debiteuren van Rome Energy zo dubieus en/of oninbaar waren dat Rome Energy geen verhaal zou bieden voor een mogelijke claim van [eiser] van maximaal € 65.000,00.
Ook op dit onderdeel zal [eiser] als de steller van het ontbreken van verhaalsmogelijkheden en wetenschap van [gedaagden] . het bewijs moeten leveren.
4.14.
Het komt erop neer dat [eiser] eerst op een aantal onderdelen bewijs moet leveren. De rechtbank zal dat bewijs nu opdragen en verder iedere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
draagt [eiser] op te bewijzen:
1) dat [gedaagden] . hem bij de onderhandelingen over de koop hebben misleid en hem hebben voorgespiegeld dat uit de historische jaarcijfers van Rome Energy volgde dat uit de over te nemen onderhoudscontracten inclusief daaruit voortvloeiend meerwerk een jaaromzet van € 200.000,00 werd behaald,
2) dat hij, [eiser] , niet tijdig voor het faillissement van Rome Energy heeft kunnen en moeten constateren dat hij uit de overgenomen onderhoudscontracten c.a. geen jaaromzet van € 200.000,00 kon realiseren,
3) dat [gedaagden] . ten tijde van de onderhandelingen over de koop wisten of behoorden te weten dat Rome Energy geen verhaal zou bieden voor de uit de (te bewijzen) misleiding en de koopovereenkomst voortvloeiende schadevergoedingsclaim van [eiser] ,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 april 2015voor uitlating door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiser] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiser] , indien hij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden mei tot en met juli 2015 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2015.