ECLI:NL:RBGEL:2015:2619

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
281923 KG KV 15-365
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak tegen verzoeker

Op 13 april 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. E.H. Bokhorst. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters T.P.E.E. van Groeningen, H.G. Eskes en J.M.C. Schuurman-Kleijberg, die in een strafzaak tegen verzoeker als verdachte optraden. Verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren, omdat in de strafzaak van een medeverdachte een negatieve beslissing was genomen op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Verzoeker was van mening dat de rechters hierdoor niet onpartijdig konden oordelen in zijn zaak.

De wrakingskamer overwoog dat wraking van een rechter alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer stelde vast dat er in de strafzaak van verzoeker inhoudelijk nog niets was besproken, aangezien het een pro forma zitting betrof. Bovendien was er geen bewijs dat de beslissing in de zaak van de medeverdachte evident onjuist was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen (schijn van) vooringenomenheid was en wees het verzoek tot wraking af.

De beschikking werd gegeven door mr. P.J. Wiegman, voorzitter, en mrs. F.M.Th. Quaadvliet en N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechters, en werd in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. T. de Munnik. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
Zaaknummer: 05/880254-14
Rechtbanknummer: 281923 KG KV 15-365
Beschikking van 13 april 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst,
verder te noemen: verzoeker,
tegen
mrs. T.P.E.E. van Groeningen, H.G. Eskes en J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in hun hoedanigheid van rechter,
verder te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1
Ter terechtzitting op 13 april 2015 heeft verzoeker een wrakingsverzoek tegen de rechters ingediend. De gronden voor de wraking zijn opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting. De rechters hebben niet in de wraking berust en hebben een verweerschrift ingediend.
1.2
Op 13 april 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechters zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
1.3
Nadat de behandeling van het wrakingsverzoek is gesloten, heeft de wrakingskamer na een korte schorsing direct mondeling uitspraak gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de gewraakte rechters als rechters in de zaak tegen verzoeker als verdachte.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de gewraakte rechters vooringenomen zijn, omdat in de strafzaak van een medeverdachte een negatieve beslissing is genomen op een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dat samenhing met een niet-ontvankelijkheids-verweer. Hetzelfde verzoek wilde verzoeker ook in deze zaak doen. Aangezien het verzoek in de zaak van de medeverdachte is afgewezen, is verzoeker van mening dat de rechters in deze zaak voorgenomen zijn. Ter zitting heeft verzoeker nog verklaard dat de zaken voor wat betreft de feiten exact hetzelfde zijn.
2.3
Het verweer van de rechters wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De wrakingskamer overweegt, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, dat als uitgangspunt geldt dat in het algemeen geen wrakingsgrond aanwezig is wanneer een rechter al heeft geoordeeld in de zaak tegen een medeverdachte. In dit concrete geval stelt de wrakingskamer vast dat er in de strafzaak van verzoeker inhoudelijk nog niets is besproken. De terechtzitting betrof een pro forma zitting. Er is evenmin gesteld of gebleken dat de beslissing in de strafzaak van de medeverdachte evident onjuist is.
3.2
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat niet is gebleken van (schijn van) vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Wiegman, voorzitter en mrs. F.M.Th. Quaadvliet en N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier, op 13 april 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.