ECLI:NL:RBGEL:2015:2763

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
05/840009-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens diefstal en poging tot afpersing met gevangenisstraf

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 24 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal en poging tot afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2015. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van twee flessen drank uit een winkel in Wehl en het dreigen met geweld om een geldbedrag van 10.000 euro te verkrijgen van een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstal, maar sprak hem vrij van de poging tot afpersing, omdat niet bewezen kon worden dat hij het slachtoffer daadwerkelijk had gedwongen tot betaling.

De rechtbank overwoog dat de verdachte een bekennende verdachte was en dat de verklaringen van het slachtoffer en de inhoud van de brieven en berichten die de verdachte had verstuurd, voldoende bewijs boden voor de diefstal. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een ISD-maatregel geëist, maar de rechtbank oordeelde dat niet aan de voorwaarden voor deze maatregel was voldaan. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, waarbij de rechtbank benadrukte dat de verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking was geweest en dat er een hoog recidiverisico bestond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840009-15
Datum uitspraak : 24 april 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman : M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2015 te Wehl, gemeente Doetinchem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan de [adres]) heeft weggenomen 2 flessen drank (wijn/port), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2013 tot en met 17 december 2014 in de gemeente Doetinchem, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] (telkens) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van 10.000 of 1.000 euro), in elk geval van enig goed/geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hij, verdachte (toen daar) opzettelijk gewelddadig en/of bedreigend
- één of meer brieven met dreigende taal en/of waarin hij, verdachte, aangeeft dat hij
1000 euro moet storten op zijn verdachtes bankrekening heeft gestuurd naar die [naam 1] en/of
- via sociale media (facebook) één of meer berichten heeft gestuurd met de volgende teksten
-zakelijk weergegeven- : "Opkanker nep mafia. Sicila en Napels maken jou dood" en/of "Kanker door snijden jou in stukken en je kut café gaat ook kapot" en/of "[naam 3] wacht hij wil in zijn kont gekont worden door jou en [naam 4]" en/of "zijn rekeningnummer" en/of "dat hij een bedrag van 10.000 euro moet overmaken naar zijn rekeningnummer",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Nu sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2015;
  • het proces-verbaal aangifte (door [naam 2], namens [benadeelde]), p. 28-30 en het daarbij behorende formulier aangifte winkeldiefstal, p. 31-33; en
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 49-52.
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van dit feit is eveneens sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering, zodat ook hier wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 april 2015; en
  • het proces-verbaal aangifte (door [naam 1]), p. 10-11, met het daarbij behorende schriftelijke bescheid, inhoudende kopieën van Facebook berichten, p. 23.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting opgemerkt dat [naam 1] in het chatgesprek met verdachte een smiley heeft gebruikt en verdachte klaarblijkelijk heeft uitgelachen. Voor zover hiermee is beoogd te betogen dat [naam 1] zich niet gedwongen heeft gevoeld geld aan verdachte te betalen, volgt de rechtbank dit betoog niet. Het enkele feit dat [naam 1] op deze manier heeft gerea-geerd en niet heeft betaald, zegt niets over de wijze waarop hij de bedreigende bewoordingen heeft opgevat. Uit de aangifte van [naam 1] volgt dat hij zich wel degelijk bedreigd heeft gevoeld.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat [naam 1] heeft verklaard dat hij rond april/mei 2014 brieven heeft ontvangen van verdachte en daarna Facebook- berichten. De rechtbank heeft, mede gelet op de verklaring van verdachte over de door hem verstuurde Facebookberichten, geen reden om aan deze verklaring te twijfelen, zodat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de berichten in de periode van april 2013 tot 17 december 2014 (het moment van aangifte door [naam 1]) aan [naam 1] heeft gestuurd.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij ook brieven aan [naam 1] heeft gestuurd en hem daarin heeft gevraagd om geld over te maken naar de bankrekening van de [verblijfplaats]. Evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van deze brieven, die deel uitmaken van het dossier, niet volgt dat verdachte aangever [naam 1] door bedreiging met geweld heeft gedwongen enig geldbedrag over te maken. Om die reden zal de rechtbank hem van dat deel van het ten laste gelegde onder feit 2 vrijspreken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 02 januari 2015 te Wehl, gemeente Doetinchem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een winkel op/aan de [adres]) heeft weggenomen 2 flessen drank (wijn/port), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde];
2.
hij in de periode van 2 april 2013 tot en met 17 december 2014 in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam 1] (telkens) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van 10.000), toebehorende aan [naam 1], verdachte (toen daar) opzettelijk bedreigend
- via sociale media (facebook) één of meer berichten heeft gestuurd met de volgende teksten
-zakelijk weergegeven- : "Opkanker nep mafia. Sicila en Napels maken jou dood" en "Kanker door snijden jou in stukken en je kut café gaat ook kapot" en "[naam 3] wacht hij wil in zijn kont gekont worden door jou en [naam 4]" en zijn rekeningnummer en dat hij een bedrag van 10.000 euro moet overmaken naar zijn rekeningnummer,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot afpersing.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) krijgt opgelegd voor de duur van twee jaren. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de justitiële documentatie betreffende verdachte volgt dat verdachte al jaren voor overlast zorgt en dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat tevergeefs is geprobeerd om verdachte op het “goede pad” te krijgen. Nu de reclassering geen andere mogelijkheden ziet dan ISD en verdachte door deze maatregel mogelijk gemotiveerd kan worden een behandeling te ondergaan, acht de officier van justitie oplegging van de ISD-maatregel geboden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel. Volgens hem kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • een reclasseringsadvies van RN Adviesunit 3 Oost, gedateerd 25 maart 2015; en
  • een uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 maart 2015.
Verdachte heeft flessen alcohol weggenomen uit een supermarkt en heeft geprobeerd een persoon, door middel van dreiging met geweld, te bewegen tot afgifte van geld. Verdachte heeft slechts gedacht aan zijn eigen belangen en zich niets aangetrokken van de onrust en overlast die hij anderen heeft bezorgd. De rechtbank acht dit kwalijk.
De afgelopen jaren is verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking geweest. De reclassering heeft gesteld dat verdachte hulp en begeleiding nodig heeft om hem van strafbare feiten te weerhouden. In voornoemd reclasseringsadvies staat vermeld dat het recidiverisico als zeer hoog wordt ingeschat, het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog wordt ingeschat en een risico bestaat op letselschade voor willekeurige personen. Volgens de reclassering is ambulante behandeling en begeleiding van verdachte, gezien zijn houding en gebrek aan motivatie, mede doordat hij geen ziektebesef/inzicht heeft, niet mogelijk. Oplegging van de ISD-maatregel is naar de mening van de reclassering het meest wenselijk. Er wordt ingeschat dat verdachte binnen de ISD kan stabiliseren en gemotiveerd zal worden voor eventueel verdere diagnostiek, behandeling en inname van psychofarmaca.
De rechtbank overweegt dat artikel 38m, eerste lid, 2°, van het Wetboek van Strafrecht, voor zover van belang, voor plaatsing in een ISD-inrichting vereist dat “de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd (…)”. Nu op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte slechts één onherroepelijke veroordeling staat vermeld, namelijk bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 9 september 2013, wordt niet aan deze eis voldaan. De andere vonnissen waarnaar de officier van justitie ter terechtzitting van 13 april 2015 heeft verwezen, te weten het vonnis van de meervoudige strafkamer te Arnhem van 5 maart 2014 en het vonnis van de politierechter te Arnhem van 15 januari 2013, zijn volgens voornoemd uittreksel niet onherroepelijk omdat verdachte daartegen rechtsmiddelen heeft ingediend (bekend onder respectievelijk zaaknummers 21-005424-13 en 21-001548-14). Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte niet aan de orde kan zijn.
De reclassering heeft geadviseerd om, in het geval aan verdachte geen ISD-maatregel wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank ziet, ondanks dat het haar ernstig zorgen baart dat kennelijk geen alternatieven bestaan waarmee het zeer hoge recidiverisico op dit moment kan worden gereduceerd, geen andere optie dan het advies van de reclassering te volgen. Gelet op de aard en ernst van de gepleegde feiten zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 en 2, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gegeven door mr. D.S.M. Bak, als voorzitter, mr. C. Kleinrensink en
mr. M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W.M. Heutinck, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 april 2015.
mr. M.W.M. Heutinck is buiten staatdit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] hoofdagent van politie, Eenheid Oost-Nederland, district Achterhoek, team Aalten, opgemaakte proces-verbaal (dossier), met registratienummer PL0600-2015013147 z, gesloten op 8 januari 2015, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.