ECLI:NL:RBGEL:2015:2850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
280210 FT RK 15/635 ls
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de verzoeker op 16 maart 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Gelderland tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tevens werd verzocht om de weigerachtige schuldeisers, waaronder het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en ABN Amro Bank, te bevelen in te stemmen met een eerder aangeboden schuldregeling. De verzoeker heeft een totale schuldenlast van € 15.445,98 en biedt een regeling aan waarbij hij 17,2% aan concurrente schuldeisers en 34,4% aan preferente schuldeisers betaalt. Tijdens de zitting op 15 april 2015 is de verzoeker gehoord, maar het CJIB was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker eerder in de schuldsaneringsregeling heeft gezeten, maar deze is tussentijds beëindigd vanwege het niet melden van inkomsten. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker niet in aanmerking komt voor een nieuwe schuldsaneringsregeling en dat de vergelijking met de wettelijke schuldsanering niet reëel is. De rechtbank concludeert dat de schuldeisers niet voldoende zijn geïnformeerd over de financiële situatie van de verzoeker, wat hen belemmert om weloverwogen op het aanbod te reageren. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat het CJIB in redelijkheid niet tot instemming met het aanbod heeft kunnen komen.

De rechtbank beslist dat het verzoek om het CJIB te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt afgewezen en dat er op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen per gelijke datum bij afzonderlijk vonnis zal worden beslist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team insolventies
rekestnummer: 280210 FT RK 15/635 ls
uitspraakdatum: 22 april 2015
Verzoek gedwongen schuldregeling ex artikel 287a Faillissementswet
in de zaak van:
[verzoeker],
geboren te [plaats]op [1975],
wonende te [plaats, adres],
verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft bij de rechtbank op 16 maart 2015 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij is tevens verzocht om de weigerachtige schuldeisers, te weten het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) en de ABN Amro Bank te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet.
1.2.
[Gerechtsdeurwaarderskantoor] heeft bij brief van 10 april 2015 bericht dat de naamloze vennootschap ABN Amro Bank N.V. alsnog akkoord is gegaan met het voorstel van verzoeker.
1.3.
Verzoeker is door de rechtbank gehoord ter terechtzitting van 15 april 2015, vergezeld van [naam], schuldhulpverleenster bij de gemeente Apeldoorn. Namens het CJIB is niemand verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 22 september 2010 is verzoeker toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Bij vonnis van 14 mei 2012 is deze regeling zonder toekenning van de schone lei tussentijds beëindigd, omdat verzoeker inkomsten uit arbeid niet had gemeld aan de bewindvoerder en het UWV.
2.2.
Verzoeker heeft volgens het verzoekschrift een totale schuldenlast van
€ 15.445,98.
2.3.
Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan de schuldeiser(s), inhoudende een betaling van 17,2 % aan de concurrente schuldeisers en een betaling van 34,4 % aan de preferente schuldeisers van de totale vordering tegen finale kwijting.
2.4.
Het aanbod betreft een prognose en houdt in dat verzoeker drie jaar lang zijn inkomen ter beschikking stelt aan de Stadsbank Apeldoorn, waarbij maandelijks het meerdere boven het (conform de uniforme rekenmethode van Recofa) vastgestelde vrij te laten bedrag wordt gereserveerd voor de schuldeisers. Het gereserveerde bedrag wordt elk jaar (drie keer in totaal) aan de schuldeisers uitgekeerd. Voor deze werkzaamheden wordt door de Stadsbank Apeldoorn 9% van de gereserveerde bedragen aan bemiddelingskosten ingehouden en wordt voorts € 6,- per maand voor financieel beheer in rekening gebracht.
2.5.
Uiteindelijk is één schuldeiser van de in totaal negen schuldeisers niet met genoemd voorstel akkoord gegaan, te weten het CJIB met een vordering van € 592,00 (3,8 % van de totale schuld).

3.Het verzoek en de standpunten van partijen

3.1.
Verzoeker verzoekt de rechtbank het CJIB te gelasten in te stemmen met de onder 2.2 bedoelde schuldregeling. Verzoeker heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat, ondanks hetgeen tot op heden is gespaard voor de schuldeisers in het minnelijk traject, de WSNP alsnog onvoordeliger is voor de schuldeisers.
3.2.
Het CJIB heeft de Stadsbank Apeldoorn laten weten dat zij slechts akkoord gaat met het saneringsvoorstel wanneer het restant van de vordering na afloop van de minnelijke schuldregeling opeisbaar blijft overeenkomstig artikel 14.1 van het convenant tussen de NVVK en het CJIB.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrij staat om een aangeboden akkoord – dat inhoudt dat hij slechts een deel van zijn vordering betaald krijgt – te weigeren. Alleen wanneer een schuldeiser in redelijkheid niet tot deze weigering heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad, kan de schuldeiser worden gedwongen om alsnog met het aanbod in te stemmen. Het is aan de schuldenaar om te stellen en te onderbouwen dat deze situatie zich voordoet.
4.2.
In dit kader heeft verzoeker, bij monde van de Stadsbank Apeldoorn, alleen aangevoerd dat in vergelijking met het geweigerde aanbod de weigerende schuldeiser nog minder zou ontvangen bij toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Gelet op de onder 2.1 genoemde tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling en gelet op het bepaalde in artikel 288, tweede lid, onder d, van de Faillissementswet, komt verzoeker echter thans voor een (nieuwe) schuldsaneringsregeling niet in aanmerking. Een vergelijking met de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is in dit geval dan ook niet reëel en kan zodoende niet bijdragen aan een beoordeling van de redelijkheid van de weigering. Een andere onderbouwing voor de gestelde onredelijkheid is door verzoeker niet gegeven. Reeds hierom kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat het CJIB in redelijkheid het gedane aanbod niet heeft kunnen weigeren.
4.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat verzoeker de tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling heeft gemeld aan de Stadsbank Apeldoorn. De rechtbank heeft hierdoor twijfels over de vraag of het voorstel wel goed is onderbouwd en gedocumenteerd. In ieder geval stelt de rechtbank vast dat geen van de schuldeisers in kennis zijn gesteld van de omstandigheid dat verzoeker reeds eerder in de WSNP heeft gezeten en dat die regeling wegens een toerekenbare tekortkoming tussentijds is beëindigd. Evenmin zijn de schuldeisers voldoende geïnformeerd over de inkomenspositie van verzoeker. De Stadsbank Apeldoorn heeft de schuldeisers weliswaar voorgehouden dat verzoeker een uitkering op grond van de werkloosheidswet zou ontvangen, maar daarbij is niet vermeld dat die uitkering slechts tot en met 13 maart 2015 liep. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij nu een bijstandsuitkering ontvangt. Hierdoor is het inkomen van verzoeker drastisch gedaald en is de nakoming van het aanbod niet meer gegarandeerd. Doordat de schuldeisers op deze punten niet volledig en juist zijn geïnformeerd, zijn zij naar het oordeel van de rechtbank niet in staat gesteld om weloverwogen op het aanbod te beslissen. Ook hierom kan niet worden geoordeeld dat het CJIB in redelijkheid niet tot zijn weigering heeft kunnen komen.
4.4.
Tot slot overweegt de rechtbank nog ten overvloede dat het aanbod aan de schuldeisers niet het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Dit oordeel is met name ingegeven door het feit dat verzoeker niet fulltime werkt, maar slechts een bijstandsuitkering heeft. Met een fulltime baan is de verwachting dat verzoeker meer kan bijeenbrengen voor de schuldeisers. De Stadsbank Apeldoorn heeft slechts beperkte middelen om te controleren of verzoeker zich voldoende inspant om fulltime betaald werk te verkrijgen. Hierdoor heeft de rechtbank er, mede gelet op de tussentijdse beëindiging van de eerdere schuldsaneringsregeling, onvoldoende vertrouwen in dat de nakoming van de op verzoeker rustende inspanningsverplichting voldoende is gewaarborgd. Ook dit maakt dat niet kan niet worden geoordeeld dat het CJIB in redelijkheid niet tot zijn weigering heeft kunnen komen
4.5.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek om het CJIB te bevelen in te stemmen met de schuldregeling worden afgewezen.
4.6.
Op het verzoek van verzoeker tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen zal bij afzonderlijk vonnis per gelijke datum worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
bepaalt dat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen per gelijke datum bij afzonderlijk vonnis wordt beslist.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 april 2015.