ECLI:NL:RBGEL:2015:2891

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
05/840484-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige mishandeling en vernieling in een huiselijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ernstige mishandeling van zijn toenmalige vriendin en het vernielen van haar goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 mei 2014 in Eerbeek, tijdens een ruzie, zijn vriendin met kracht heeft geduwd, waardoor zij met haar achterhoofd tegen een deurkozijn kwam en ten val is gekomen. Daarnaast heeft hij haar met beide handen bij de keel vastgepakt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een kinderstoel en andere persoonlijke bezittingen van de vriendin heeft vernield. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor de poging tot zware mishandeling, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs was voor de handelingen zoals tenlastegelegd. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en vernieling. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840484-14
Datum uitspraak : 1 mei 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats], [adres].
raadsvrouw : mr. W. Hekkelman, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 april 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Eerbeek, gemeente Brummen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1]
(ten tijde van het misdrijf 10 maanden jong), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- de kinderwagen met daarin die [slachtoffer 1] heeft opgepakt en/of
- ( vervolgens) met kracht op/tegen de grond heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) die kinderwagen omver heeft gegooid , althans (waarbij) die
kinderwagen omver is gevallen en/of
- ( waarbij) voormelde [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) uit die kinderwagen is
gevallen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Eerbeek, gemeente Brummen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1], ten tijde van het misdrijf
10 maanden jong),
- de kinderwagen met daarin die [slachtoffer 1] heeft opgepakt en/of
- ( vervolgens) met kracht op/tegen de grond heeft gegooid en/of
- ( vervolgens) die kinderwagen omver heeft gegooid , althans (waarbij) die
kinderwagen omver is gevallen en/of
- ( waarbij) voormelde [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) uit die kinderwagen is
gevallen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 31 mei 2014 te Eerbeek,
gemeente Brummen, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer 2]),
- ( met kracht) met zijn hoofd tegen de borst van die [slachtoffer 2] is gelopen,
althans heeft gestoten en/of
- ( met kracht) heeft geduwd, waardoor voormelde [slachtoffer 2] (hard) met haar
(achter)hoofd in aanraking kwam met een deurkozijn en/of
- ( met kracht) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of
(vervolgens) zijn, verdachts knie, op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft
geplaatst en/of (daarbij) op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft
gesteund/geleund en/of
- ( met kracht) heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of
(vervolgens) hard in aanraking is gekomen met een deur en/of
- ( krachtig) (met zijn, verdachtes, beide handen) bij haar keel heeft
vastgepakt en/of vastgehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Eerbeek, gemeente Brummen, opzettelijk en
wederrechtelijk een kinderwagen en/of een kinderstoel en/of een laptop en/of
één of meer (andere) voorwerpen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit dat de verdachte zowel van het onder 1 primair ten laste gelegde te weten de poging tot zware mishandeling, als van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten de mishandeling, dient te worden vrijgesproken aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is ten aanzien van de handelingen zoals deze zijn tenlastegelegd en overigens het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, te weten de mishandeling van zijn (ex)vriendin, heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte ten aanzien van het 1e gedachtestreepje, te weten: “ (met kracht) met zijn hoofd tegen de borst van die [slachtoffer 2] is gelopen, althans heeft gestoten en/of” en ten aanzien van het tweede deel van het 3e gedachtestreepje, te weten: “en/of (vervolgens) zijn, verdachts knie, op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en/of (daarbij) op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gesteund/geleund en/of”, dient te worden vrijgesproken aangezien het wettige bewijs daarvoor ontbreekt. Voor de overige handelingen refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ook voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde, te weten de vernieling van een aantal goederen, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte van zowel het onder 1 primair ten laste gelegde als van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de kinderwagen op enig moment omver is gevallen, echter zij acht onvoldoende bewezen dat de verdachte de kinderwagen omver heeft gegooid op de wijze zoals is tenlastegelegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het 1e gedachtestreepje van het onder 2 tenlastegelegde, te weten: “ (met kracht) met zijn hoofd tegen de borst van die [slachtoffer 2] is gelopen, althans heeft gestoten en/of” en ten aanzien van het tweede deel van het 3e gedachtestreepje, te weten: “en/of (vervolgens) zijn, verdachts knie, op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geplaatst en/of (daarbij) op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gesteund/geleund en/of”, dient te worden vrijgesproken aangezien het wettige bewijs daarvoor ontbreekt.
Feiten
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
In de aangifte heeft [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij op 31 mei 2014 samen met verdachte naar een verjaardag is gegaan bij een neef van verdachte die ook in Eerbeek woont. Toen ze later ruzie kreeg met verdachte draaide verdachte door. Hij schopte meerdere keren tegen de kinderstoel, net zolang tot deze helemaal kapot was. Even later duwde hij haar hard naar achteren en kwam aangeefster met haar hoofd hard tegen de deurpost aan. Aangeefster voelde een harde klap op haar achterhoofd en dit deed haar pijn. . In de gang vloog verdachte haar wederom aan. Hij duwde haar met kracht tegen de trap en vervolgens op de grond van de gang. Daarna opende verdachte de voordeur en gooide hij al haar spullen naar buiten. Bij deze spullen was ook haar laptop die daardoor kapot is gegaan. Op dat moment kwam de moeder van verdachte binnen die probeerde hem te kalmeren. Aangeefster stond op dat moment nog in de woonkamer en verdachte was haar nog steeds aan het duwen. Hierdoor viel ze weer hard op de grond en gleed door tegen de deur. Aangeefster moest even blijven liggen omdat ze pijn had en duizelig was. Buiten greep verdachte haar met kracht en met beide handen om haar keel. [2]
De verbalisant die de verklaring van aangeefster heeft opgenomen heeft het volgende letsel bij haar gezien: een dikke rode bult achterop haar hoofd en een rode striem/kras aan de rechterzijde van de nek. [3]
De getuige [getuige 1], de moeder van verdachte, heeft –zakelijk weergegeven – verklaard dat zij op 31 mei 2014 omstreeks 22:55 uur is gebeld door de vriendin van haar zoon (zijnde aangeefster) met de mededeling dat ze ruzie had met haar zoon (zijnde verdachte) en dat verdachte haar sloeg. Toen ze aankwam bij het huis van haar zoon zag ze dat hij spullen van aangeefster naar buiten aan het gooien wasZe hoorde dat verdachte aan het schreeuwen en aan het schelden was en ze zag vervolgens dat verdachte met twee handen aangeefster een harde duw gaf waardoor ze met haar achterhoofd tegen de deur van de woonkamer viel. Ze hoorde aangeefster huilen van de pijn. [4]
Op het moment dat zij samen met aangeefster, haar zoontje en de inmiddels ook gearriveerde grootvader van verdachte naar de voordeur liepen, zag ze dat verdachte aangeefster hard bij de keel greep. [5]
De getuige [getuige 2], de grootvader van verdachte, heeft –zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 31 mei 2014 ’s avonds zag dat verdachte allerlei spullen naar buiten aan het gooien was. Toen deze getuige en de moeder van verdachte de woning betraden, zag getuige dat verdachte zijn vriendin knetterhard tegen de tussendeur van de kamer en de gang aangooide, waardoor zij op de grond kwam te liggen. [6]
De verdachte heeft –zakelijk weergegeven- bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 31 mei 2014 samen met aangeefster en haar zoontje in zijn woning in Eerbeek was, dat ze ruzie kregen en dat hij uit boosheid een kinderstoel kapot heeft getrapt. [7]
Verdachte heeft aangeefster een duw gegeven, waarna ze hard tegen de deur in de woonkamer viel. Daarvoor had hij haar ook al hard tegen de woonkamertafel en de stoelen geduwd. Verdachte heeft verklaard dat hij haar die tweede keer met zijn handen had geduwd; hij had zijn handen voor zijn gezicht en toen heeft hij haar met volle kracht op haar borst geduwd waardoor zij viel. Verdachte heeft aangeefster nog een harde duw gegeven. Verdachte zag dat aangeefster tegen de kelderdeur in de gang kwam en op de grond viel. [8]
Verdachte heeft vervolgens de vernielde kinderstoel en alle andere spullen van aangeefster naar buiten gegooid. Daarna heeft verdachte aangeefster met haar hoofd tegen de deurstijl aangedrukt. [9]
Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op tijdstippen op 31 mei 2014 te Eerbeek, gemeente Brummen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
- met kracht heeft geduwd, waardoor voormelde [slachtoffer 2] hard met haar achterhoofd in
aanraking kwam met een deurkozijn en
- met kracht heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en
- met kracht heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en vervolgens hard in
aanraking is gekomen met een deur en
- krachtig met zijn, verdachtes, beide handen bij haar keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
3.
hij op 31 mei 2014 te Eerbeek, gemeente Brummen, opzettelijk en wederrechtelijk een kinderwagen en een kinderstoel en een laptop, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
Mishandeling;
Feit 3:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia Rapport van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog, van 25 september 2014. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd en geconcludeerd.
Betrokkene kent een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in een licht verstandelijk beperkt niveau van cognitieve ontwikkeling met een disharmonisch ontwikkelingsprofiel, in een combinatie met een beperkte, onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling. Betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een autistische stoornis en antisociale trekken binnen zijn beperkte persoonlijkheidsontwikkeling.
Vanuit zijn beperkte en disharmonisch cognitieve ontwikkeling, zijn autistische stoornis, zijn beperkte persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken die leiden tot forse beperkingen in het vermogen emoties te reguleren en agressie te remmen, adviseert de onderzoeker betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde
verminderd toerekeningsvatbaarmoet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen.
Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De officier van justitie stelt daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn verwoord in het rapport van de reclassering. Daarnaast heeft hij een werkstraf gevorderd voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid. Voorts heeft de raadsvrouw opgemerkt dat verdachte sinds zijn schorsing begeleiding heeft bij de reclassering en dat hij onder (ambulante) begeleiding is bij Trajectum. Verdachte weet dat behandeling en begeleiding belangrijk voor hem zijn en is bereid zich daarvoor in te zetten en daaraan mee te werken. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit om aan verdachte enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en geen (on)voorwaardelijke werkstraf, gelet op zijn werkzaamheden in zijn vaders bedrijf, als ook gelet op het feit dat een werkstraf een (ambulante) behandeling zal doorkruisen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 maart 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 16 april 2015;
- een Pro Justitia rapport van een klinisch psycholoog, gedateerd 25 september 2014.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige mishandeling van zijn toenmalige vriendin en aan vernieling van een aantal goederen dat haar toebehoorde. Hij heeft haar mishandeld door onder meer haar met kracht te duwen waardoor zij met haar achterhoofd in aanraking kwam met een deurkozijn, vervolgens heeft hij haar nog twee keer met kracht geduwd waardoor zij wederom twee keer ten val is gekomen. Ook heeft hij haar met kracht bij haar keel vastgepakt en deze vastgehouden. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan de vernieling van een aantal goederen dat in de kamer stond en waarvan het eigendom geheel of gedeeltelijk bij haar berustte.
Huiselijk geweld is een ernstige vorm van geweld, waardoor het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving, een omgeving waar iemand zich juist veilig zou moeten voelen, wordt aangetast. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat ten tijde van het bewezenverklaarde het 10 maanden oude zoontje van het slachtoffer aanwezig was en dat verdachte een reeks van handelingen gericht tegen de lichamelijk integriteit van zijn toenmalige vriendin heeft verricht waaraan eerst na ingrijpen van zijn moeder en grootvader een einde is gekomen.
Voor wat betreft de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank onder meer gelet op voormeld Pro Justitia rapport. Daaruit komt naar voren dat betrokkene vanaf zijn basisschoolleeftijd gedrags- en oppositionele problemen kent, als ook duurzame beperkingen in zijn zelfinzicht en zelfregulatie. Hij is afhankelijk van structurerende en begrenzende anderen, tegelijkertijd is hij wantrouwend naar anderen. Zijn leefsituatie is weinig gestructureerd, zijn relaties en betrokkenheid van familie zijn instabiel. Betrokkene organiseert hiermee een grote kans, zonder dat hij dit overziet, zichzelf in scenario’s te brengen als voorafgaand aan het tenlastegelegde.
Onderzoeker geeft de rechtbank in overweging, indien bewezen, betrokkene een ambulant begeleidings- en dagklinisch behandeltraject op te leggen door een gespecialiseerde SG-LVB behandelvoorziening, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft verder gelet op voormeld reclasseringsrapport.
Uit dit rapport komt onder meer, zakelijk weergegeven, naar voren dat betrokkene, voortkomende uit achterliggende problematiek, onder andere problemen heeft ten aanzien van de emotie- en agressieregulatie en dat dit van invloed is geweest op het ten laste gelegde gedrag. Gezien de aard en de ernst van de problematiek zal betrokkene blijvend afhankelijk zijn van de begrenzing en structurering van anderen. De verwachting is dan ook dat hij blijvend aangewezen zal zijn op (intensieve) begeleiding door een gespecialiseerde instantie, zoals Trajectum. In aansluiting op het advies vanuit het psychologische pro-justitia onderzoek, wordt het ook vanuit reclasseringsoptiek wenselijk geacht om dit traject voort te zetten. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van (gewelds)misdrijven. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te plegen.
Verder heeft de rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Alles in aanmerking nemend kan de rechtbank zich (deels) vinden in de eis van de officier van justitie en komt zij tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het voorwaardelijke deel dient er toe om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw inlaat met dit soort praktijken. Aan de voorwaardelijke straf worden na te melden bijzondere voorwaarden gekoppeld.
Gelet op het feit dat verdachte is vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde werkstraf enigszins matigen en zal derhalve aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het onder
1 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder
2 en 3 tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) dagen;
 bepaalt, dat
een gedeeltevan de gevangenisstraf groot
28 (acht en twintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren de navolgende
algemene dan wel bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemenevoorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel
1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, voor
zover en zolang als dat door de Reclassering noodzakelijk wordt geacht;
 legt als
bijzonderevoorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich na de datum van de uitspraak blijft melden bij Reclassering Nederland, [locatie] zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich laat begeleiden en/of behandelen bij een instelling voor (ambulante) (forensische) psychiatrie, in dit geval Trajectum of een andere instantie, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/begeleider/behandelaar zullen worden gegeven;
  • wanneer dit door de behandelaars en de reclassering nodig wordt geacht, ook zal meewerken aan een andere vorm van (meer intensieve) (woon) begeleiding;
 geeft de Reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gegeven door mr. E.G. de Jong (voorzitter), mr. Van Apeldoorn en mr. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2015.
Mr. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant], brigadier bij politie Regio
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 13
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 14-16
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 17
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 18
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 19
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 29
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 30
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 31