ECLI:NL:RBGEL:2015:2917

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1551
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K. Wevers, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, dat hem ondersteuning bij de organisatie van zijn huishouden had toegekend voor de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2017. Verzoeker stelde dat hij sinds 1 januari 2015 aanzienlijk minder uren huishoudelijke verzorging ontving, wat leidde tot een verwaarloosde woning en een ongezonde leefomgeving.

De voorzieningenrechter heeft op 28 april 2015 de zitting gehouden, waarbij de vertegenwoordigers van de verweerder, mr. V.A. Textor, C. van Helden en J. Maciag, de stelling van verzoeker betwistten. Zij stelden dat er nog steeds huishoudelijke hulp aanwezig was en dat de woning niet verwaarloosd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Hij had slechts gesteld dat er vervuiling was, maar dit niet onderbouwd met voldoende bewijs. De voorzieningenrechter concludeerde dat de woning van verzoeker niet zodanig verwaarloosd was dat het verzoek om een voorlopige voorziening gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen spoedeisend belang was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/1551

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 mei 2015

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorstte Hengelo, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker ondersteuning bij de organisatie van zijn huishouden over de periode van 1 januari 2015 tot en met 1 juli 2017 toegekend.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2015. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.A. Textor, C. van Helden en J. Maciag.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
2.2
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij sinds 1 januari 2015 aanzienlijk minder uren aan huishoudelijke verzorging ontvangt, de woning verwaarloosd raakt en dat hij daardoor niet leeft in een prettige en gezonde leefomgeving die men tegenwoordig mag verwachten. De kans op verwaarlozing, vervuiling en ongevallen wordt zo aanzienlijk vergroot.
2.3
Verweerder betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat er nog steeds wordt schoongemaakt en geenszins sprake is van een verwaarloosde woning. Verweerder onderbouwt dit standpunt met het verslag van het huisbezoek van 14 april 2015, waarbij – kort gezegd – door verweerder is geconcludeerd dat de verwachting is dat met behulp van de reeds ingezette hulp het doel van een georganiseerd huishouden haalbaar is.
2.4
De voorzieningenrechter overweegt dat bij een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen het aan verzoeker is genoegzaam aan te tonen dat hij een spoedeisend belang heeft. Niet in geschil is het feit dat verzoekers woning momenteel 2 uur en 30 minuten per week wordt schoongemaakt, waardoor verzoeker niet geheel verstoken is van huishoudelijke hulp. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat door verzoeker enkel is gesteld, maar niet onderbouwd, dat er sprake is van zodanige vervuiling van zijn woning waardoor de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. De verwijzing naar het huisbezoek waarbij is geconstateerd dat er her en der hondenharen, wat kleine spinragjes en op de kasten wat stof is te zien, is hiertoe onvoldoende. Evenmin heeft verzoeker anderszins aangetoond dat zijn woning zodanig verstoken is van huishoudelijke hulp dat het niet geschikt is om in te wonen.
2.5
De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is, waardoor de voorzieningenrechter niet aan de inhoudelijke behandeling toekomt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Wolsink-van Veldhuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.
griffier
Voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.