ECLI:NL:RBGEL:2015:2959

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
CB 33669
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra uren voor intakeprocedure door curator

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de curator om toekenning van twee extra uren voor de intakeprocedure. De curator, die was benoemd na het ontslag van de vorige curator, had aangegeven dat zij geen dossier had ontvangen van haar voorganger en dat dit extra werk met zich meebracht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een afwijking van het forfaitaire beloningsstelsel rechtvaardigen. Het verzoek voor de werkzaamheden in 2015 werd afgewezen, omdat de curator niet kon aantonen dat er schade was berokkend aan de betrokkene door het niet functioneren van de vorige curator. De kantonrechter benadrukte dat de boedelbeschrijving door de curator was opgemaakt zonder het dossier van de vorige curator, wat de beoordeling van de situatie bemoeilijkte. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel de curator extra moeite had moeten doen om informatie te verkrijgen, dit niet voldoende was om extra uren toe te kennen. De beslissing werd genomen in het kader van de Regeling beloning curatoren, die een forfaitair beloningsstelsel hanteert, en de kantonrechter wees het verzoek af op basis van de geldende richtlijnen en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Afdeling civiel
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens CB 33669
Beschikking van de kantonrechter d.d. 23 april 2015.
Inzake het verzoek van
[verzoekster],
gevestigd te [plaats],
handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
de [betrokkene],
verzoekster, hierna te noemen: [curator].
Het verzoek
Bij beschikking van 3 februari 2014 is de vorige curator van betrokkene ontslagen en is [curator] benoemd tot opvolgend curator.
Bij brief van 29 april 2014 heeft [curator] bericht dat zij geen dossier overgedragen heeft gekregen van de vorige curator.
Bij brief van 8 mei 2014 heeft de griffier van deze rechtbank aan [curator] bericht dat de vorige curator is ontslagen omdat zij geen bankafschriften bij de rechtbank had ingediend.
Bij brief van 8 mei 2014 heeft [curator] opnieuw bericht dat zij geen dossier overgedragen heeft gekregen van de vorige curator. [curator] verzoekt de rechtbank om mede te delen of de rechtbank een eind rekening en verantwoording van de vorige curator heeft ontvangen. Tevens verzoekt [curator] de rechtbank aan haar mede te delen welke stappen de rechtbank gaat zetten om de vorige curator te bewegen tot overdracht van het dossier.
Naar aanleiding van de brief van [curator] van 8 mei 2014 heeft de kantonrechter de vorige curator bij brief van 28 augustus 2014 aangeschreven en in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 1oktober 2014 te voldoen aan de verplichting tot het afleggen van rekening & verantwoording. De kantonrechter heeft in die brief de vorige curator aangekondigd dat zij voor eventuele schade aansprakelijk zal worden gesteld.
Bij brief van 6 oktober 2014 heeft de griffier aan [curator] verzocht aan de kantonrechter te berichten of de vorige curator aan haar verplichtingen heeft voldaan.
Bij e-mailbericht van 9 oktober 2014 heeft [curator] bericht dat zij niets heeft ontvangen.
Bij brief van 20 oktober 2014 heeft de kantonrechter de vorige curator op de voet van artikel 1:386, lid 6, BW gesommeerd om uiterlijk 31 december 2014 van alle stukken die betrekking hebben op de betrokkene een kopie aan de kantonrechter over te leggen.
Bij brief van 8 januari 2015 heeft de kantonrechter [curator] medegedeeld dat de rechtbank geen stukken van de vorige curator heeft ontvangen. Vervolgens heeft de kantonrechter [curator] verzocht te becijferen tot welke extra kosten (bijvoorbeeld extra uren van [curator]) en vermindering van inkomsten ten laste van de betrokkene dit heeft geleid.
Bij brief van 16 maart 2015 heeft [curator] bericht dat voor haar niet is vast te stellen of de betrokkene schade heeft geleden door het (niet) functioneren van de vorige curator. [curator] geeft aan dat zij heeft geconstateerd dat er voor de betrokkene geen schulden zijn ontstaan. [curator] stelt niet te kunnen vaststellen of de betrokkene inkomsten heeft misgelopen.
De beoordeling
De kantonrechter stelt voorop dat bij de brief van [curator] van 29 april 2014 was gevoegd de zogeheten boedelbeschrijving. [curator] heeft die opgemaakt zonder te beschikken over het dossier van de vorige curator. Om die reden is de boedelbeschrijving beperkt en overzichtelijk.
Uit de brief van [curator] van 16 maart 2015 volgt dat – los van de verzochte extra uren – geen schade is berokkend aan de betrokkene. Daartoe uitdrukkelijk door de kantonrechter uitgenodigd, heeft [curator] in haar brief van 16 maart 2015 vermeld dat het intakeproces vele uren extra heeft gevergd om achter alle informatie te komen. Indachtig de uitnodiging van de kantonrechter in zijn brief van 8 januari 2015, verzoekt [curator] om toekenning van twee extra uren.
Inmiddels is op alle werkzaamheden die zijn verricht vanaf 1 januari 2015 van toepassing de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. In deze regeling is een forfaitair beloningsstelsel opgenomen voor de vergoeding van de werkzaamheden van de bewindvoerder. De vergoeding bestaat uit een jaarbeloning en een aantal incidentele vergoedingen voor in de regeling benoemde gevallen. Naast deze benoemde incidentele beloningen is nog slechts ruimte voor beloning van extra door de bewindvoerder te maken uren in “in uitzonderlijke gevallen”. In de memorie van toelichting is hieromtrent het volgende opgenomen: “Met de regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. […] Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden‘ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. […] Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle te voorzien. Als voorbeeld noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem naar Nederland te laten brengen.”
Voor zover het verzoek betrekking heeft op verrichte werkzaamheden in 2015, wordt het verzoek afgewezen, omdat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
Het forfaitaire uitgangspunt van de Regeling beloning gold ook onder de zogeheten Aanbevelingen van het LOVCK omtrent de beloning van curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. In dat verband is het volgende van belang.
Enerzijds zal [curator] in dit dossier bij de intake wellicht extra moeite hebben moeten doen om te proberen de stukken overgedragen te krijgen, doch anderzijds is helder dat [curator] die taak na haar benoeming bij de rechtbank heeft neergelegd. Daarnaast is het opstellen van de boedelbeschrijving in dit geval eenvoudig gebleken. Er vanuit gaande dat [curator] de reguliere vergoeding van de intakewerkzaamheden heeft ontvangen en gegeven het totaal aantal zaken dat [curator] onder beheer heeft, verzet het forfaitaire karakter van het beloningsstelsel zich naar het oordeel van de kantonrechter – ondanks de opvatting van zijn voorganger in dit dossier – tegen de gevraagde toekenning van extra uren.
De beslissing
De kantonrechter:
Wijst het verzoek om toekenning van twee extra uren voor het intakeproces af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Haasnoot en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.