ECLI:NL:RBGEL:2015:2993

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
275453
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op hardheidsclausule bij te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de besloten vennootschap PAPKO B.V. een vordering ingesteld tegen de GEMEENTE NIJMEGEN. De procedure begon met een dagvaarding op 1 december 2014, waarbij de gemeente als gedaagde werd opgeroepen. De advocaat van de gemeente, mr. S.G. Blasweiler, heeft erkend dat het griffierecht te laat is betaald, namelijk op 15 januari 2015, terwijl de termijn hiervoor op 14 januari 2015 afliep. Mr. Blasweiler heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat hij stelde dat hij pas op 13 januari 2015 de opdracht had gegeven om het griffierecht te betalen, als gevolg van het kerstreces. Hij beweerde dat een griffiemedewerker hem telefonisch had medegedeeld dat hij tot de ochtend van 16 januari 2015 de tijd had om te betalen.

De rechtbank oordeelde echter dat een advocaat geacht wordt op de hoogte te zijn van de wettelijke termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan. De rechtbank concludeerde dat de mededeling van de griffiemedewerker niet relevant was, omdat deze plaatsvond na het verstrijken van de termijn. De rechtbank wees het beroep op de hardheidsclausule af en verleende verstek tegen de gemeente, maar omdat het griffierecht alsnog op 15 januari 2015 was betaald, vervielen de gevolgen van het verstek, behalve de kosten die aan de zijde van PAPKO B.V. moesten worden vergoed. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord, waarbij verdere beslissingen werden aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/275453 / HA ZA 14-699 / 57 / 97
Vonnis van 18 maart 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAPKO B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
eiseres,
advocaat mr. G.J.M. Philipsen te Eindhoven,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. S.G. Blasweiler te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de aktes van beide partijen.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Papko heeft bij dagvaarding van 1 december 2014 de onderhavige vordering tegen de gemeente ingesteld.
2.2.
Mr. Blasweiler heeft zich op de rolzitting van 17 december 2014 als advocaat voor de gemeente gesteld. Ingevolge art. 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken diende de gemeente te zorgen dat het door haar verschuldigde griffierecht binnen vier weken nadien zou zijn bijgeschreven op de bankrekening van het Landelijk Dienstencentrum van de Rechtspraak (LDCR). Die termijn liep af op 14 januari 2015.
2.3.
Het griffierecht is na afloop van die termijn, te weten op 15 januari 2015, bijgeschreven op de rekening van het LDCR. Mr. Blasweiler heeft ook erkend dat de betaling te laat is gedaan. Hij heeft een beroep gedaan op het buiten toepassing laten van het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv op de in artikel 127a lid 3 genoemde grond, de zogenoemde hardheidsclausule. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij als gevolg van het kerstreces eerst op 13 januari 2015 intern de opdracht heeft gegeven het griffierecht te betalen. Op 15 januari 2015 is hij gebeld door een griffiemedewerker van deze rechtbank met de mededeling dat het verschuldigde griffierecht niet was ontvangen. In dat gesprek heeft de medewerker hem toen respijt heeft gegeven tot uiterlijk de ochtend van 16 januari 2015 om het verschuldigde griffierecht alsnog te betalen. Daarop heeft mr. Blasweiler direct een spoedopdracht tot betaling gegeven en is het griffierecht ook nog diezelfde dag (15 januari 2015) bijgeschreven op de rekening van het LDCR.
2.4.
Papko heeft betwist dat de gemeente een beroep toekomt op de hardheidsclausule en zij heeft verzocht verstek te verlenen tegen de gemeente en haar vordering (bij verstek) toe te wijzen.
2.5.
Uitgangspunt bij de beoordeling moet zijn dat een advocaat op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van een procedure als de onderhavige zonder meer geacht moet worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en de gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dat mr. Blasweiler als gevolg van het kerstreces pas op 13 januari 2015 intern de opdracht heeft gegeven het griffierecht te betalen brengt daarom niet mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Wat betreft de door mr. Blasweiler gestelde, met de einddatum van de termijn strijdige, mededeling van een griffiemedewerker had mr. Blasweiler als advocaat behoren te weten dat die mededeling onjuist was. Bovendien is hetgeen die medewerker volgens mr. Blasweiler in het telefoongesprek zou hebben gezegd niet relevant, omdat het gesprek plaatsvond op een moment dat de betalingstermijn al was verstreken en de gevolgen die de wet daaraan verbindt waren ingetreden. Ten slotte is bij de beoordeling van belang dat de sanctie op de termijnoverschrijding in dit geval voor de gemeente niet leidt tot ernstige gevolgen, zoals hierna nog zal worden overwogen. Al deze omstandigheden leiden ertoe dat het beroep van op de hardheidsclausule faalt.
2.6.
Nu mr. Blasweiler niet tijdig tot betaling van het griffierecht is overgegaan en hem geen beroep op de hardheidsclausule van artikel 127a lid 3 Rv toekomt, moet ingevolge het bepaalde in artikel 128 lid 6 Rv juncto artikel 139 Rv verstek tegen de gemeente worden verleend. Omdat mr. Blasweiler evenwel, zo is gebleken, op 15 januari 2015 het verschuldigde griffierecht alsnog heeft voldaan, zijn op grond van artikel 142 Rv de gevolgen van het tegen de gemeente verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten. Die kosten kunnen aan de zijde van Papko worden begroot op € 289,50 voor salaris van de advocaat (0,5 punt liquidatietarief III). De gemeente zal te zijner tijd, bij het eindvonnis, in deze kosten worden veroordeeld.
2.7.
De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de zitting van 1 april 2015 voor conclusie van antwoord,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015.
Coll.: ED