ECLI:NL:RBGEL:2015:302

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
05/820249-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
  • K. Kropman
  • A. Bak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende mishandeling zonder ondersteunend bewijs

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 23 januari 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 28 juli 2013 in Lievelde, waar de verdachte zou hebben geprobeerd een persoon, aangeduid als [slachtoffer], te slaan met gebalde vuist. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, waarbij hij zich baseerde op de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van getuige [getuige].

De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. A. Bijl, heeft echter vrijspraak bepleit. De raadsman stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en dat de verklaringen van zowel het slachtoffer als de getuige niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuige en het slachtoffer kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de aangifte niet door enig ander bewijsmiddel werd ondersteund. De rechtbank merkte op dat de getuige [getuige] een andere persoon had aangeduid als de dader, wat de geloofwaardigheid van de verklaringen ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldiging van mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldiging te ondersteunen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een solide onderbouwing van beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/820249-14
Uitspraak d.d.: 23 januari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. A. Bijl, advocaat te Leerdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 januari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2013 te Lievelde, gemeente Oost Gelre, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) (met gebalde
vuist) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geslagen. [slachtoffer] heeft verdachte later omschreven als de ‘brancardpersoon’. Verdachte heeft echter verklaard dat hij niet op een brancard heeft gelegen. De raadsman meent dat [slachtoffer] zijn verklaring (te) zwaar heeft aangezet en/of dat hij het gebeurde onvoldoende goed heeft waargenomen. Ten aanzien van de verklaring van [getuige] heeft de raadsman opgemerkt dat de persoon aangeduid als ‘A’ een andere persoon is dan de ‘brancardpersoon’.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen. Zij overweegt daartoe dat de aangifte niet door enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund. De verklaring van getuige [getuige] kan naar het oordeel van de rechtbank niet bijdragen aan het bewijs nu [getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat persoon ‘A’ [slachtoffer] met de vuist heeft geslagen. Uit de stukken komt naar voren dat een ander dan verdachte is aangeduid als persoon ‘A’. De rechtbank overweegt verder dat onduidelijk is of verdachte de door [slachtoffer] bedoelde ‘brancardpersoon’ is, waarbij van belang is dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij vanuit de clean area op een vierwielig voertuig met stoeltjes is afgevoerd naar de ambulancepost en dat hij pas daar op een brancard is gestapt, welke verklaring niet als onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geslagen, dient hij van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van Lookeren Campagne, voorzitter, Kropman en Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2015.