ECLI:NL:RBGEL:2015:3092
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die was opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan eiser wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser had een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar had onjuiste informatie verstrekt over zijn gewerkte uren. Het primaire besluit van 17 januari 2014 legde een boete op van € 330, welke door het Uwv was gemotiveerd op basis van de vermeende ernst van de overtreding. Eiser stelde in beroep dat hij te goeder trouw had gehandeld en dat de boete niet hoger zou mogen zijn dan het terugvorderingsbedrag van € 142.
De rechtbank oordeelde dat eiser inderdaad zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De rechtbank stelde vast dat het Uwv bij het bepalen van het benadelingsbedrag ten onrechte de weken waarin te weinig uitkering was betaald buiten beschouwing had gelaten. De rechtbank concludeerde dat de boete van 25% van het benadelingsbedrag, oftewel € 35, passend was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de boete naar € 35. Tevens werd bepaald dat het teveel betaalde aan eiser diende te worden geretourneerd en dat het griffierecht vergoed moest worden.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.