ECLI:NL:RBGEL:2015:3137

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 4546
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische rapportages in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die een WIA-uitkering ontving. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid op 36% door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat door verweerder was uitgevoerd, onvoldoende zorgvuldig was. Er was geen lichamelijk onderzoek verricht, terwijl eiseres had aangegeven dat zij lijdt aan rug- en psychische klachten, en er geen rekening was gehouden met haar fysieke beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de rapportages van de verzekeringsartsen niet voldoende gemotiveerd waren en dat de conclusies niet konden worden getoetst. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verwees de zaak terug naar verweerder voor een nieuw besluit op bezwaar. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan eiseres moest worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid, vooral wanneer er sprake is van een combinatie van fysieke en psychische klachten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 14/4546

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres],

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 28 januari 2014 (hierna: de datum in geding) de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA) vastgesteld op 36%
Bij besluit van 7 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2015. Eiseres is met haar echtgenoot verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. I. Smit.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een aantal vragen op medisch en arbeidskundig gebied te beantwoorden.
Verweerder heeft op 9 maart 2015 gereageerd en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 maart 2015 bijgevoegd. Bij brief van 8 april 2015 heeft eiseres een reactie gegeven.
Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet heeft eiseres zich per 2 februari 2010 ziek gemeld in verband met rug- en psychische klachten. Bij de beoordeling in het kader van de Wet WIA per einde wachttijd op 31 januari 2012 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, waarna aan eiseres met ingang van 31 januari 2012 een loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet WIA is toegekend. Deze uitkering is ingaande 24 juli 2012 omgezet in een loonaanvullingsuitkering
Naar aanleiding van een medisch/arbeidskundig heronderzoek heeft verweerder met het primaire besluit de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA met ingang
van 28 januari 2014 vastgesteld op 36%. De bij dit percentage voor de loonaanvullingsuitkering geldende inkomenseis zal op grond van artikel 60, derde lid van de Wet WIA echter eerst met ingang van 1 maart 2016 van toepassing zijn.
2. Verweerder heeft bij de herziening van het arbeidsongeschiktheidspercentage de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding voor 36% arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
3. Eiseres vecht in beroep de medische grondslag aan. Eiseres stelt in dat verband dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is en dat zij verdergaande medische beperkingen heeft.
4.1
Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts J.E. van Riessen van 15 januari 2014 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep J. Kuckelkorn van 30 april 2014.
4.2
Van Riessen heeft het dossier gestudeerd, eiser op het spreekuur gezien alsmede informatie van de behandelende psychiater Stessel beoordeeld. Uit de informatie van de psychiater blijkt dat er sprake was van een ernstige depressie, nu deels in remissie. Daarnaast is er sprake van een sociale fobie, een somatoforrme pijnstoornis en ontwijkende persoonlijkheidskenmerken. Van Riessen is van mening dat de toestand van geen benutbare mogelijkheden, zoals bij de eerdere beoordeling in 2011 is vastgesteld, niet langer is te onderbouwen. Uit het verhaal van eiseres, dat plausibel en consistent is, blijkt dat zij in wisselende mate lichamelijke en psychische klachten heeft, die haar nog enige beperking geven in haar functioneren. Vervolgens heeft Van Riessen de daaruit voortvloeiende medische belastbaarheid van eiseres verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 januari 2014
4.3
Kuckelkorn heeft het dossier bestudeerd alsmede de door eiseres overgelegde informatie van reumatoloog Peeters van 13 maart 2014 en revalidatiearts Derks van 15 april 2010 beoordeeld. Op grond hiervan is Kuckelkorn van mening dat er meer dan voldoende rekening is gehouden met de mentale en fysieke beperkingen van eiseres.
5. Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige D.A. van de Burgt van 4 februari 2014 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep J. van Dijk van 4 juli 2014. Uitgaande van de FML van 14 januari 2014 wordt eiseres op de datum in geding in staat geacht de volgende functies te verrichten: productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043), medewerker kleding en textielreiniging (sbc-code 111161), en samensteller kunststof en rubberindustrie (sbc-code 271130).
6. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 23 januari 2015 geschorst en verweerder de volgende vragen gesteld:
“-nu noch uit de medische noch uit de arbeidskundige rapportages blijkt dat rekening is gehouden met de fysieke beperkingen van eiseres wordt verweerder verzocht aan te geven op welke manier rekening is gehouden met deze beperkingen;
-in de medische rapportages van verweerder is niet aan de orde gekomen dat bij eiseres de
diagnose fibromyalgie is gesteld. Eiseres claimt beperkingen in verband met de fibromyalgie zodat verweerder verzocht wordt te onderzoeken of en zo ja welke beperkingen eiseres op grond van de diagnose fibromyalgie heeft;
-eiseres is volgens de FML beperkt voor het werken op grote hoogten en met gevaarlijke machines (onderdeel 1.9.10 van de FML). De functie productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043) kent een bijzondere belasting voor wat betreft persoonlijk risico.
De arbeidskundig analist heeft deze bijzondere belasting in het resultaat functiebelasting als volgt toegelicht: “kan met stiknaald in vinger prikken bij verwisselen naald”.
Verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep (va b&b) heeft op 12 januari 2015 toegelicht dat met gevaarlijke machines wordt bedoeld machines waarbij je geplet kunt worden of klem kunt komen te zitten. Een naaimachine waarbij je je kunt prikken aan een naald valt hier niet onder.
Verweerder wordt verzocht aan te geven wat de grondslag is van de door de va b&b gegeven uitleg aan het begrip gevaarlijke machines.”
7. In reactie op de schorsingsbeslissing heeft verweerder op 9 maart 2015 een rapport van Kuckelkorn van eveneens 9 maart 2015 in de procedure gebracht.
8. Kuckelkorn schrijft dat Van Riessen de door de reumatoloog gegeven leefregels (goed in beweging blijven en overbelasting vermijden) heeft besproken en hier rekening mee heeft gehouden. Van Riessen heeft in de rubrieken dynamische handelingen en statische belasting geen beperkingen aangenomen omdat de normaalwaarden in die rubrieken van een laag niveau zijn. Wel heeft Van Riessen een urenbeperking aangenomen om een stuk overbelasting te voorkomen. Er is sprake van een combinatie van medische problemen en er valt niet expliciet aan te geven of een beperking op grond van een lichamelijke klacht, een psychische klacht, of een combinatie van beide is gegeven. Er is volgens Kuckelkorn voldoende rekening gehouden met de geclaimde fysieke beperkingen van eiseres.
Met betrekking tot het werken met gevaarlijke machines schrijft Kuckelkorn dat er een beperking is gegeven in verband met de psychische situatie van eiseres, om iedere vorm van risico te vermijden. Kuckelkorn herhaalt dat de beperking toe ziet op het voorkomen van situaties waarin ernstig letsel kan ontstaan. Verweerder heeft een kopie uit de Basisinformatie CBBS met betrekking tot het werken met gevaarlijke machines bijgevoegd.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9 De rechtbank heeft noch uit het rapport van Van Riessen nog uit de rapporten van Kuckelkorn kunnen opmaken op welke wijze de fysieke belastbaarheid van eiseres is vastgesteld. Hieruit volgt dat evenmin kan worden beoordeeld of er in voldoende mate rekening is gehouden met de fysieke beperkingen van eiseres. De rechtbank wijst er op dat zowel door Van Riessen als door Kuckelkorn geen lichamelijk onderzoek is verricht, terwijl dit gelet op de door eiseres gestelde en onderbouwede beperkingen wel voor de hand had gelegen. Immers, reeds in bezwaar geeft eiseres aan dat Van Riessen in zijn rapport geen melding maakt van haar hernia. In de gronden van het beroep vermeldt eiseres dat er geen lichamelijk onderzoek is verricht. De rechtbank vindt het voorts aannemelijk dat er, zoals Kuckelkorn schrijft, bij eiseres sprake is van een nauwe verwevenheid van de fysieke en psychische klachten. In een dergelijke situatie is een lichamelijk onderzoek een goed middel om –voor zover mogelijk- meer duidelijkheid te verkrijgen over de aan te nemen belastbaarheid. De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is en dat de conclusies uit het onderzoek niet van een toereikende motivering zijn voorzien.
10. Met betrekking tot het werken met gevaarlijke machines in de functie van productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043) overweegt de rechtbank als volgt. De stelling van verweerder is dat onder gevaarlijke machines verstaan dient te worden machines waarbij je klem kunt komen te zitten of geplet kunt worden. Volgens Kuckelkorn valt een naaimachine niet in deze categorie en is er zodoende sprake van een aanvaardbaar risico omdat er geen sprake is van ernstig letsel. De rechtbank onderschrijft de zienswijze van Kuckelkorn niet. Uit de door verweerder toegezonden kopie uit de Basisinformatie CBBS blijkt dat de definitie van verhoogd persoonlijk risico is: een verhoogde kans op lichamelijk letsel bij de uitoefening van een functie. De rechtbank leest hierin niet dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen het risico op licht en zwaar lichamelijk letsel, zoals Kuckelkorn wel doet. In de Basisinformatie CBBS wordt een aantal voorbeelden gegeven van gevaarlijke machines. Hoewel een naaimachine niet als voorbeeld wordt gegeven, wijst de rechtbank er op dat het voorbeelden zijn en dat het geen limitatieve opsomming betreft. De uitleg die verweerder aan het begrip gevaarlijke machines geeft is derhalve te beperkt.
De rechtbank is, gelet op voorgaande overwegingen, van oordeel dat in de functie van productiemedewerker textiel, geen kleding (sbc-code 272043) de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden op het onderdeel 1.9.10 van de FML (omgaan met gevaarlijke machines), zodat deze functie niet door verweerder bij de beoordeling betrokken had mogen worden.
11. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit zowel medisch als arbeidskundig onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft onvoldoende gegevens om de mate van arbeidsongeschiktheid en daarmee de omvang van het recht van eiseres op een uitkering ingevolge de Wet WIA te kunnen beoordelen. De rechtbank zal daarom de zaak terugverwijzen naar verweerder voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar.
12. Het beroep is gegrond. Nu niet is gebleken dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. De rechtbank bepaalt met inachtneming van artikel 8:74 Awb dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond:
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaar van eiseres dient te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
-gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 45 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.