ECLI:NL:RBGEL:2015:3452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
282640 KG KV 15-418
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • R.J. Jue
  • G. Noordraven
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een strafzaak met verzoek tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

In deze zaak heeft verzoeker op 22 mei 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter in een strafzaak. Verzoeker was van mening dat de rechter vooringenomen was, omdat zij bepaalde bewijsstukken, zoals camerabeelden en telefoongesprekken, negeerde. Hij vreesde dat deze bewijsstukken werden achtergehouden en wilde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechter heeft echter niet op het verzoek ingegaan, wat verzoeker als een aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwde.

De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 18 mei 2015, waarbij verzoeker zijn gronden voor de wraking mondeling toelichtte. De rechter was niet verschenen, maar de officier van justitie gaf een reactie op het wrakingsverzoek. De wrakingskamer overwoog dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

De rechtbank concludeerde dat het enkele feit dat de rechter niet inging op het verzoek van verzoeker om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, geen bewijs van vooringenomenheid opleverde. Aangezien de rechter niet in de gelegenheid was gesteld de zaak inhoudelijk te behandelen, werd het wrakingsverzoek als prematuur beschouwd. De uitlatingen van de rechter tijdens de zitting gaven ook geen blijk van vooringenomenheid. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: 282640 KG KV 15-418
Beschikking van 22 mei 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: verzoeker,
tegen
mr. [rechter],
in haar hoedanigheid van politierechter van deze rechtbank in het onderzoek ter terechtzitting van verzoeker in de zaak met parketnummer 05.274156.14,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Tijdens de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting heeft verzoeker mondeling een verzoek tot wraking gedaan van de rechter. De gronden voor de wraking zijn opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting.
1.2
Daarop is de behandeling van het onderzoek geschorst totdat op het verzoek tot wraking is beslist.
1.3
Verzoeker heeft per e-mailbericht nog nadere gronden voor de wraking ingediend. De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Op 18 mei 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer
behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht.
De rechter is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verder is mr. [ovj], officier van justitie, verschenen. Zij heeft op het wrakingsverzoek een reactie gegeven.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoeker legt, kort samengevat, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag. De rechter is niet op zoek naar de waarheid, nu zij bepaalde door hem opgevoerde bewijsstukken, met name camerabeelden en opgenomen telefoongesprekken, negeert. Hij vreest dat deze bewijsstukken worden achtergehouden. Verzoeker wil het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk (laten) verklaren, maar de rechter wil daaraan niet meewerken. Volgens verzoeker is de rechter aldus vooringenomen.
2.2
Het verweer van de rechter wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat een bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996,484). Uit de artikelen 512 en 513 Wetboek van Strafvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Uit het proces-verbaal van de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verzoeker direct aan het begin van de terechtzitting heeft aangegeven het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te willen (laten) verklaren. Verzoeker heeft de rechter vervolgens gewraakt alvorens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak af te wachten.
3.3
Het enkele feit dat de rechter niet inging op het verzoek om het Openbaar Ministerie direct al niet-ontvankelijk te verklaren, vormt geen aanwijzing dat de rechter vooringenomen is. Nu de rechter niet in de gelegenheid is gesteld de zaak inhoudelijk te behandelen is het wrakingsverzoek van verzoeker prematuur.
Voorts overweegt de wrakingskamer dat de uitlatingen van de rechter ter terechtzitting evenmin blijk geven van vooringenomenheid.
3.4
Het verzoek tot wraking wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Jue, voorzitter en mrs. G. Noordraven en F.M.Th. Quaadvliet, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. T. de Munnik, griffier, op 22 mei 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.