ECLI:NL:RBGEL:2015:3690

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 454
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. van Drunen
  • mr. drs. J.H. van Breda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgevingsvergunning voor LED-reclamescherm wegens onvoldoende toetsing aan welstandscriteria

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de vernietiging van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een LED-reclamescherm. Eiser, woonachtig op ongeveer 275 meter van het bedrijfspand waar het scherm zou komen, heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning had verkregen op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het bouwen van het scherm, maar dat de toetsing aan de welstandscriteria niet adequaat was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de welstandscommissie niet voldoende had getoetst aan de richtlijnen van de commissie lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde, wat leidde tot een gebrek in de besluitvorming.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten van eiser, ter hoogte van € 980, door verweerder vergoed moeten worden, evenals het griffierecht van € 167. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing aan welstandscriteria bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral als het gaat om mogelijke lichthinder voor de omgeving.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, gezien de aard van het gebrek in de besluitvorming. Eiser heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank de beslissing van verweerder heeft vernietigd en een nieuwe beslissing heeft geëist.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

J.W. van Drunen, te Rossum, eiser

(gemachtigde: mr. S. Oord),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [vergunninghouder]een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend.
Bij besluit van 18 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen T. Akkermans.

Overwegingen

1. De verleende omgevingsvergunning voor het bouwen ziet op het realiseren van een LED-reclamescherm met een breedte van 10,25 meter en een hoogte van 5,76 meter op de gevel van het bedrijfspand aan [adres]. Eiser is woonachtig op ongeveer 275 meter en heeft zicht op het reclamescherm.
Eiser heeft op 29 augustus 2014 bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de bezwaarschriftencommissie de welstandscommissie gevraagd om een nadere toelichting te geven op het welstandsadvies (stempeladvies).
Op 30 september 2014 is een nadere toelichting gegeven met betrekking tot de afwijking van de in de welstandsnota opgenomen maatvoeringseisen voor een LED-reclamescherm. Verweerder heeft deze nadere toelichting mede ten grondslag gelegd aan de instandlating van het primaire besluit van 18 december 2014.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
Ingevolge artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet stelt de gemeenteraad een welstandsnota vast, inhoudende beleidsregels waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd, als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 12a van de Woningwet heeft de gemeenteraad op 25 maart 2013 de Welstandsnota Zaltbommel vastgesteld.
3. Het LED-reclamescherm ligt op een bedrijventerrein. Voor reclame op bedrijventerreinen zijn in de welstandsnota de volgende criteria opgenomen:
“Algemeen:
- zijn ondergeschikt in het bebouwings- en straatbeeld
- zijn afgestemd op de gevelkarakteristiek
Specifiek
(…)
- reclame mag geen lichthinder voor de omgeving opleveren (zie richtlijnen commissie Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV))
(…)
- ( verlichte) reclameplaten (bijv. LED-schermen) en frames: maximaal 3 meter breed en 0,75 meter hoog.
(…).”
Verder is aangegeven:
“In het geval dat de welstandcriteria ontoereikend zijn of wanneer een bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar door een bijzondere schoonheid een gewenste toevoeging aan de omgeving is, kan worden teruggevallen op algemeen geldende kwaliteitsprincipes.
De welstandscommissie kan B&W in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren om af te wijken en hiertoe gebruik te maken van algemene welstandscriteria.”
4. Tussen partijen is in geschil of de nadere toelichting gebrekkig is.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 9 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5254) volgt dat verweerder, hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis mag toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet – of niet zonder meer – aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van verweerder in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat als gevolg van de overschrijding van de in de welstandsnota opgenomen maatvoeringseisen voor LED-schermen het bouwplan is getoetst aan de algemene criteria voor bedrijventerreinen. Hierover is in de nadere toelichting aangegeven dat is ingestemd met de maatvoering van het LED-reclamescherm gelet op de royale maatvoering van het bedrijfspand. Voorts is aangegeven dat het scherm in relatie tot het totale geveloppervlak een ondergeschikt karakter heeft en dat het is afgestemd op de gevelkarakteristiek, zodat het bouwplan voldoet aan de algemene uitgangspunten voor reclames op bedrijventerreinen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de welstandscommissie op dit onderdeel geen onjuiste uitleg gegeven aan de toetsingscriteria uit de welstandsnota.
In de nadere toelichting staat voor wat betreft lichthinder het volgende:
“Verder zijn concrete criteria opgenomen, bijvoorbeeld dat reclame geen lichthinder voor de omgeving mag opleveren. Hiervoor wordt verwezen naar de richtlijnen van de commissie Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Bij de aanvraag is aangegeven dat de verlichtingssterkte van het LED-scherm conform de richtlijnen van de commissie Lichthinder van de Stichting voor Verlichtingskunde is. Op dit punt voldoet de aanvraag dus aan het welstandsbeleid.”
De rechtbank volgt eiser in zijn betoog dat in de aanvraag enkel is vermeld dat het LED-reclamescherm voldoet aan de door Rijkswaterstaat gestelde eisen welke zijn vastgelegd in EN-NEN-12966. Deze NEN-norm ziet op het voorkomen van verkeersonveilige situaties en niet op lichthinder voor de omgeving. Aldus valt uit de nadere toelichting niet af te leiden of het bouwplan in overeenstemming is met de criteria van de welstandsnota waar het betreft lichthinder voor de omgeving. De nadere toelichting vertoont op dat punt een gebrek, zodat verweerder dit niet (zonder meer) aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
De beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit komt reeds hierom voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden hoeven geen bespreking.
5. Ingevolge artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht is de bestuursrechter gehouden het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief te beslechten.
6. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek in de besluitvorming, geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat reparatie van het gebrek een wijziging van de aanvraag vergt dan wel een wijziging van de omgevingsvergunning, ertoe strekkend dat daarin ondubbelzinnig wordt vastgelegd dat moet worden voldaan aan de NSVV-richtlijnen met betrekking tot lichthinder. Een dergelijke opdracht valt buiten het bestek van het geding en treft bovendien de vergunninghouder in zijn belang, terwijl deze geen partij was in het geding.
Gelet hierop zal de rechtbank ermee volstaan verweerder op te dragen een nieuwe beslissing op eisers bezwaar te nemen. Daartoe zal de rechtbank een termijn van 8 weken stellen.
7. Nu het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).
8. Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van
€ 167 vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser en stelt daartoe een termijn van 8 weken;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. E. Mengerink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.