ECLI:NL:RBGEL:2015:3782

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
05/740078-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Driessen
  • mr. Van der Mei
  • mr. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man, die op 30 januari 2015 opzettelijk brand heeft gesticht in de centrale hal van een appartementencomplex in Ermelo. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, voor brandstichting waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. De verdachte stichtte twee keer brand in de centrale hal, terwijl bewoners al naar bed waren. Dankzij tijdig ingrijpen van de bewoners bleef de materiële schade beperkt, maar de rechtbank erkent dat de bewoners langdurig angst en onveiligheid kunnen ervaren door de branden. De rechtbank hield rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan zwakbegaafdheid en narcistische persoonlijkheidstrekken. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank besloot tot een lichtere straf, mede omdat de verdachte deels werd vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740078-15
Datum uitspraak : 12 juni 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te PI [adres 2].
raadsman : mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2015, in de gemeente Ermelo, opzettelijk brand heeft gesticht in een/de portiek/centrale hal van een appartementencomplex (gelegen aan de [adres 3]) door:
- papier uit de brievenbus(sen) - welke zich in die portiek/die centrale hal bevind(t)(en) - te halen en/of (vervolgens) dat papier onder de - aldaar aanwezige - brievenbussen, althans in die portiek/die centrale hal (neer) te leggen en/of (vervolgens) open vuur met voornoemd papier in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor voormeld appartementencomplex en/of de in dat appartementencomplex aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in voormeld appartementencomplex aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2015, in de gemeente Ermelo, opzettelijk brand heeft gesticht in een/de portiek/centrale hal van een appartementencomplex (gelegen aan de [adres 3]) door:
- open vuur in aanraking te brengen met (één of meer (brandbare) de(e)l(en) van) een - aldaar aanwezige/staande - scootmobiel (toebehorende aan/in gebruik bij een persoon, genaamd [slachtoffer]; wonende aan de [adres 3]), ten gevolge waarvan die scootmobiel geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor voormeld appartementencomplex en/of de in dat appartementencomplex aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in voormeld appartementencomplex aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
art. 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art. 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 31 januari 2015 is bij de politie aangifte gedaan van brandstichting, gepleegd in de nacht van 30 januari 2015 op 31 januari 2015 in een appartementencomplex, gelegen aan de [adres 3] te Ermelo.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde terwijl daarvan (steeds) gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten niet bewezen kan worden geacht dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Getuige [getuige 1], woonachtig aan de [adres 3] 147 te Ermelo
,heeft verklaard dat hij op 30 januari 2015 rond middernacht naar bed ging en toen verbrand papier rook. Hierop is hij op onderzoek gegaan naar de plaats waar de brandlucht vandaan kwam. Aangekomen in het trappenhuis zag hij dat er papier buiten onder de brievenbussen in brand stond, dat er brand was in het portaal van het appartementencomplex. Verdachte kwam op dat moment ook zijn appartement uit. Getuige en verdachte hebben de brand samen uitgemaakt en het papier naar buiten gegooid. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat op de camerabeelden, gemaakt in de nacht van 30 januari tot 31 januari 2015 in het appartementencomplex aan de [adres 3] te Ermelo, te zien is dat uit de deur van een appartement, voor verbalisant rechts, een man komt. Het betreft een blanke man, leeftijd tussen de 25 en 30 jaar, lengte tussen 170 en 180 cm, kaal hoofd, gekleed in een licht gekleurd hemd en licht gekleurde broek. Hij ziet dat de man naar de deur loopt die het appartementencomplex afsluit van de tussenhal tussen de buitendeur en de deur van het appartementencomplex. Vervolgens ziet hij dat de man naar de brievenbussen loopt in de tussenhal, voorover buigt en bezig is bij de brievenbussen. De man heeft een voorwerp vast dat lijkt op papier. Er ontstaat licht bij de handen van de man. Naar de kennelijke verschijningsvorm ziet dit licht eruit als vuur. Verbalisant ziet dat dit licht groter wordt, dat duidelijk te zien is dat het vlammen zijn. Hij ziet dat de man dit snel op de grond gooit en vervolgens met versnelde pas weer door de tussendeur loopt naar de deur van het appartement. Enige tijd later ziet verbalisant dat hij aanbelt bij dezelfde woning als waar de man, die hij op de beelden zag als degene die de brand aanstak, telkens weer naar binnen ging. Verbalisant weet nog dat de man die hij daar binnen aantrof zelf zei dat hij [verdachte] heette. Verbalisant kan op basis van de camerabeelden en hetgeen hij heeft gezien bij dit appartement met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zeggen dat dit dezelfde man is die zich tegenover hem identificeerde als [verdachte], geboren op [geboortedatum]. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat het perceel aan de [adres 3] een flatgebouw betreft, bestaande uit 3 woonlagen, dat bereikbaar is via de centrale toegangsdeur aan de linkerzijde van het pand, gezien vanaf de [adres 3] te Ermelo. Achter deze centrale toegangsdeur is een centrale hal met daarin de deurbellen en brievenbussen van de flatwoningen. Op de vloer van deze centrale ruimte zag verbalisant op 31 januari 2015 omstreeks 09:45 uur verbrande papierresten, evenals op het straatwerk buiten, naast de centrale toegangsdeur. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op basis van de camerabeelden gerelateerd dat een man op 30 januari 2015 om 23:19:47 uur naar de brievenbussen in de hal loopt, iets uit een van de onderste bievenbussen trekt en dit vermoedelijk met een aansteker in brand steekt. Hij is daar anderhalve minuut mee bezig. De man trekt iets brandends uit die brievenbus, legt dat op de grond en rommelt daar wat mee. Hierna loopt de man met versnelde pas weg. Het is dan 23:21:17 uur. Te zien is dat er op de grond wat ligt te branden, het schijnsel van vlammen is te zien en er is rookontwikkeling te zien. Om 23:24:18 uur komt de man kijken in het halletje en komt er een andere manspersoon bij. [5]
Verdachte heeft bij de politie, na confrontatie met voornoemde camerabeelden, verklaard dat dit gewoon een handeling van hem was om een andere bewoner, genaamd [bewoner], een lesje te leren en dat hij met de eerdere brandstichtingen die in het appartementencomplex hebben plaatsgevonden niets te maken heeft. [6] Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op 30 januari 2015 een papier met de tekst: “Ik weet dat jij het bent”, bij de brievenbus van [bewoner] heeft neergelegd en dit in brand heeft gestoken toen hij hierop geen reactie kreeg. [7]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het verdachte is die in de nacht van 30 januari 2015 opzettelijk brand heeft gesticht (direct na-)bij de brievenbussen in de portiek in de centrale hal van het appartementencomplex. Verdachtes opzet op de brandstichting hoeft ook niet gericht te zijn geweest op de gevolgen van de brand. De stelling van verdachte ter zitting dat hij slechts één papiertje in brand heeft gestoken, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden gelet op de verschillende papierrestanten die binnen en buiten het appartementencomplex zijn aangetroffen, maar ook op de tijd dat de brand heeft geduurd voordat deze werd ontdekt en gedoofd danwel geblust. [8] De ter zitting door verdachte afgelegde verklaring dat de brand vanzelf is uitgegaan, acht de rechtbank evenmin aannemelijk, nu getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte de brand heeft geblust. [9] De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen. Gelet op het voorgaande
,waaronder de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], acht de rechtbank bewezen dat ten tijde van deze brand sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de centrale hal aanwezige brievenbussen. Naar algemene ervaringsregels moet namelijk voorzienbaar zijn geweest dat gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting te duchten was. Overigens is de rechtbank van oordeel dat noch uit het sporenonderzoek noch uit de overige dossierstukken kan worden afgeleid dat ten tijde van deze brand gevaar voor personen aanwezig is geweest, zodat de rechtbank dit niet bewezen acht en verdachte hiervan vrijspreekt.
Feit 2
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 30 januari 2015 omstreeks 13:00 uur thuis kwam in haar woning gelegen aan [adres 3] en toen haar nieuwe en in goede staat verkerende scootmobiel tegen de muur heeft geparkeerd op ongeveer 2 meter afstand van haar voordeur. Rond middernacht werd zij wakker van hard geloei van het brandalarm bij haar voordeur en zag zij dat een grote rode lamp brandde. Aangeefster liep vervolgens de gang van het appartementencomplex op en rook een sterke brandlucht. Ze voelde dat de lucht op haar luchtwegen sloeg en rook dat het ging om verbrand plastic. Ze zag dat de bovenbuurman nummer 161 met de brandslang water op haar scootmobiel spoot en dat er een dikke zwarte rook in de gang hing. Het rechter spatbord en het rechter achterwiel van haar scootmobiel helemaal waren weggesmolten
. [10]
Getuige [getuige 2], woonachtig in [adres 3] te Ermelo, heeft verklaard dat zij op 30 januari 2015 om 23:45 uur een hard geloei hoorde. Vanuit de gang zag zij schuin tegenover haar voordeur dat er wat brandde bij het rechter achterwiel van de scootmobiel van aangeefster. Ze zag vlammen van ongeveer 20 cm hoogte boven het achterwiel van de scootmobiel uitkomen en zag rook in de gang. Hierop heeft zij de brandslang van de muur gepakt en is samen met de buurvrouw van nummer 135 begonnen de brand te blussen, waarna de buurman het blussen overnam.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard dat hij op de camerabeelden, gemaakt in de nacht van 30 januari tot 31 januari 2015 in het appartementencomplex aan de [adres 3] te Ermelo, een man uit diens woning ziet komen die hem ambtshalve bekend is als verdachte. Verbalisant zag dat links naast de voordeur van de woning van verdachte een scootmobiel stond, waarvan hem ambtshalve bekend is dat deze toebehoort aan de bewoonster van nummer 143. Hij zag dat verdachte op zijn hurken bij de scootmobiel ging zitten en dat rechts naast verdachte een flikkerend licht zichtbaar was. Vervolgens zag hij dat verdachte zijn woning inliep en dat het licht flikkerende puntje op de scootmobiel doofde. Enkele minuten lager zag hij dat verdachte opnieuw zijn woning uitkwam en op soortgelijke wijze bij de scootmobiel ging zitten. Op moment dat verdachte wegliep, zag verbalisant dat de scootmobiel op een plek licht flikkerde, dat het flikkerende licht op de scootmobiel heviger werd en dat er veel rookontwikkeling was. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat zij op 31 januari 2015 omstreeks 09:45 uur in de centrale hal van het appartementencomplex aan de [adres 3] te Ermelo een scootmobiel zag staan, die met de voorzijde in de richting van de voordeur van perceel 143 stond geparkeerd. Verbalisant zag dat aan de rechter achterzijde van de scootmobiel brand had gewoed en dat het plastic spatbord boven het rechter achterwiel door vuur was aangetast en was gesmolten. Ze zag dat dit plastic op de achterband terecht was gekomen. Een technische oorzaak voor het ontstaan van deze brand heeft verbalisant niet aangetroffen en was, gezien het brandbeeld, volgens haar niet aannemelijk. Door de waargenomen brandschade aan de achterzijde van de scootmobiel is het volgens verbalisant zeer aannemelijk dat het vuur aan deze scootmobiel is ontstaan door het achterlaten en/of bijbrengen van open vuur bij het rechter achterspatbord. Door de brand en/of rookontwikkeling was het mogelijk dat er gevaar voor goederen en/of personen zou kunnen ontstaan. De brand was tijdens de nachtelijke uren ontstaan en tijdens de brand lagen mensen te slapen. Door de alarmering van het rookalarm en het tijdig blussen van het vuur door de bewoners was de brand beperkt gebleven. De scootmobiel stond in de centrale ruimte waardoor de logische vluchtroute van het flatgebouw geblokkeerd was. Tevens had er door de verbranding van de kunststoffen van de scootmobiel ernstige en giftige rook kunnen ontstaan in de centrale ruimte van dit wooncomplex, aldus verbalisant. [12]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de beelden van de brandstichting van de scootmobiel heeft gezien en dat hij zichzelf daar voor honderd procent op heeft herkend als degene die daar op 30 januari 2015 brand sticht/ bezig is als er brand ontstaat. [13]
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk deze brandstichting heeft gepleegd terwijl daarvan gevaar voor goederen (de scootmobiel, het appartementencomplex en de zich in dat complex bevindende goederen) alsmede levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in dat complex aanwezige personen te duchten was.
Bij brand manifesteert het gevaar voor anderen zich met name in die gevallen waarin anderen zich niet bewust zijn van de brand of daaraan niet (meer) kunnen ontvluchten, bijvoorbeeld omdat de vluchtroute door de brand geblokkeerd wordt. Deze situatie doet zich hier voor. Verdachte heeft tijdens het nachtelijk uur opzettelijk de zich in de centrale hal bevindende (zeer) brandbare scootmobiel in brand gestoken, die op korte afstand van de voordeur van de woning van aangeefster stond geparkeerd, terwijl hij wist dat een of meerdere bewoners in het pand aanwezig waren. Verdachte heeft immers onder meer verklaard dat hij kort na het onder 1 tenlastegelegde feit zijn buurman naar buiten zag komen
. [14]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat naar algemene ervaringsregels niet voorzienbaar was dat het in brand steken van de scootmobiel levensgevaar of gevaar voor zwaar letsel zou kunnen veroorzaken. Het standpunt dat het een kale niet brandgevoelige hal zonder gevaarzettende hoeken betreft, acht de rechtbank niet van belang, gelet op de brandbaarheid van de deels uit kunststof bestaande scootmobiel. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat brand/open vuur gepaard gaat of kan gaan met rook. De verklaring van verdachte dat hij louter de intentie had om het rookalarm, bevestigd net boven de scootmobiel, in werking te stellen en hij niemand kwaad wilde doen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Immers, voor bewezenverklaring van brandstichting met gevaar voor personen dient het opzet enkel gericht dient te zijn op de brandstichting, aan welke voorwaarde in casu is voldaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 30 januari 2015, in de gemeente Ermelo, opzettelijk brand heeft gesticht in de portiek
/centrale hal van een appartementencomplex (gelegen aan de [adres 3]) door:
- papier uit de brievenbus(sen) - welke zich in die portiek/die centrale hal bevind
(t)(en
)- te halen en/of (vervolgens) dat papier onder de - aldaar aanwezige - brievenbussen, (neer) te leggen en (vervolgens) open vuur met voornoemd papier in aanraking te brengen, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor de in dat appartementencomplex aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
hij op 30 januari 2015, in de gemeente Ermelo, opzettelijk brand heeft gesticht in de centrale hal van een appartementencomplex (gelegen aan de [adres 3]) door:
- open vuur in aanraking te brengen met (één of meer brandbare de
(e)l
(en
)van
)een - aldaar aanwezige/staande - scootmobiel (toebehorende aan/in gebruik bij een persoon, genaamd [slachtoffer]; wonende aan de [adres 3]), ten gevolge waarvan die scootmobiel gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor voormeld appartementencomplex en
/ofde in dat appartementencomplex aanwezige goederen, en levensgevaar voor de in voormeld appartementencomplex aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aldaar aanwezige personenduchten was.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

[psycholoog], GZ-psycholoog, heeft in haar rapport van psychologisch onderzoek van
8 mei 2015 aangegeven dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, narcistische persoonlijkheidstrekken en cannabisgebruik. Vanuit de zwakbegaafdheid is er sprake van onvermogen relatief complexe situaties te overzien en te hanteren, waardoor de spanningen bij verdachte snel oplopen. De rapporteur adviseert verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige, dat verdachte ten tijde van het plegen van het delict enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, over.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren voor wat betreft de algemene voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren voor wat betreft de bijzondere voorwaarden, welke zijn opgenomen in het rapport van de reclassering van 6 mei 2015, te weten: een meldplicht,
ambulante behandeling en een verplicht traject voor wonen en werken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit het resterende jaar aan gevangenisstraf in mindering te brengen, nu de eis van de officier is gebaseerd op een integrale bewezenverklaring. Hij heeft hiertoe naar voren gebracht dat verdachte het stempel van brandstichter zal blijven houden en verder dat het risico voor recidive als laag is in te schatten nu alle ogen op verdachte zijn gericht. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte niet geniet van brand(stichting) maar dat het hem enkel gaat om de aandacht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft gelet op de uitdraai van het justitiële documentatieregister van 30 april 2015 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
In het rapport van psychologisch onderzoek van 8 mei 2015 heeft [psycholoog], GZ-psycholoog, geconcludeerd dat de kans op herhaling groot is indien er geen adequate hulpverlening volgt. Verdachte weet niet hoe hij om moet gaan met zijn negatieve gevoelens bij tegenslag, zal zelf niet snel om hulp vragen en door zijn zwakbegaafdheid overziet hij situaties ook moeilijk waardoor hij gemakkelijk kan reageren met achterdocht. Verdachte is afhankelijk van externe structurering om op een redelijk niveau te kunnen functioneren. Pyromanie kan niet worden vastgesteld noch worden uitgesloten. Vanwege zijn beperkingen wordt ambulante begeleiding geadviseerd. Het bieden van zorg is niet eenvoudig bij verdachte juist omdat hij het als krenkend ervaart om actief steun te vragen op grond van zijn zwakbegaafdheid en zijn narcistische persoonlijkheidstrekken. Een dergelijke behandeling zal dan ook een verplichtend karakter moeten hebben en kan plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarnaast is individuele behandeling van belang om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te verkleinen gericht op psycho-educatie en zijn middelengebruik. Verdachte zou baat kunnen hebben bij een verplicht reclasseringscontact.
In het advies van de reclassering van 6 mei 2015 wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd met een meldplicht, een verplichte klinische behandeling bij Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg en een verplicht traject voor, onder andere, wonen en werken. Uit het advies komt naar voren dat verdachte een beperkte jongeman is die gebaat is bij hulp in de vorm van praktische begeleiding (structuur, schulden, werk, wonen, gedachten en middelengebruik) en daarnaast behandeling in de vorm van psycho-educatie over zijn zwakbegaafdheid en mogelijk oorzaak- en gevolg relaties. Het recidiverisico kan niet goed worden ingeschat.
Verdachte heeft op 30 januari 2015 twee maal opzettelijk brand gesticht in de centrale hal van het appartementencomplex waar hij woonachtig is. De branden vonden plaats rond middernacht terwijl sommige bewoners al naar bed waren. Mede dankzij het brandalarm zijn de branden, tijdig geblust waardoor de materiële schade beperkt is gebleven. Dat de bewoners van het appartementencomplex nog langdurig gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ondervinden van deze branden, mag algemeen bekend worden geacht en blijkt tevens uit de verklaring van aangeefster welke ter zitting is voorgelezen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals nader te noemen en als verwoord in het reclasseringsadvies van 6 mei 2015. Deze straf is lager dan geëist omdat de rechtbank verdachte deels heeft vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde. De rechtbank ziet geen aanleiding om de proeftijd ter zake van de bijzondere voorwaarden te verhogen naar de door de officier van justitie gevorderde 5 jaren
.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d
,27, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
9 (negen) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de reclassering en zich hierna zal blijven melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen bij Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg,
zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan
de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zal meewerken aan een traject voor wonen, werken, schulden en/of de COVA+, zulks ter beoordeling van de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gegeven door mr. Driessen (voorzitter), mr. Van der Mei en mr. Kropman rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juni 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015105098, gesloten op 27 maart 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 165.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 203-204.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 169.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 197.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 49.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 51.
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 169.
9.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 165.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina 153-154.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 205-206.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 169-170.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 54-55.
14.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 51.