ECLI:NL:RBGEL:2015:380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2015
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
05/863196-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. T.P.E.E. van Groeningen
  • mr. J. Barrau
  • kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met zijn nichtje

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 26 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn 13-jarige nichtje. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van de moeder van het slachtoffer, die op 9 april 2013 aangifte deed nadat haar dochter had verteld dat de verdachte haar had misbruikt. De militaire kamer heeft de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van een valse aangifte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had gesteld en dat hij een grote rol in haar leven speelde. De militaire kamer hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde een zwaardere straf op dan door de officier van justitie was geëist. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/863196-13
Data zittingen : 29 september 2014 en 12 januari 2015
Datum uitspraak : 26 januari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Utrecht, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (bij) die [slachtoffer] (over) haar ontblote rug en/of benen gewreven en/of gemasseerd en/of een of meer vingers in de vagina gestoken.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 12 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.C. Swier, advocaat te Amsterdam.
Namens het slachtoffer is verschenen [betrokkene 1]. Ze heeft een slachtofferverklaring voorgelezen.
De officier van justitie, mr. J.C. Stikkelman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), geboren op [geboortedatum 2], is het nichtje van verdachte. [slachtoffer] en verdachte gingen in de periode rondom 24 november 2012 wel eens winkelen waarna ze naar het huis van verdachte gingen in Utrecht. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak van het tenlastegelegde feit. Als bewijs bevinden zich in het dossier enkel de verklaringen van [slachtoffer] en van haar moeder. Deze verklaringen zijn onvoldoende betrouwbaar. Er zitten tegenstrijdigheden in de verklaringen en er is geen objectief steunbewijs. Er zijn factoren aanwezig die kunnen duiden op een valse aangifte. Tot het afleggen van een valse verklaring zou [slachtoffer] ook een motief hebben gehad.
Op deze standpunten en op hetgeen overigens nog naar voren is gebracht, wordt hieronder voor zover relevant ingegaan.
Beoordeling door de militaire kamer
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De militaire kamer acht in dit verband het navolgende van belang.
Op 9 april 2013 kwam bij de politiemeldkamer een melding binnen van [betrokkene 1], de moeder van [slachtoffer] (hierna: [betrokkene 1]). [betrokkene 1] vertelde dat haar dochter haar net verteld had dat verdachte aan haar had gezeten. Het zou in november 2012 gebeurd zijn. Verdachte zou [slachtoffer] gemasseerd hebben en met zijn handen onder haar kleren gegaan zijn. Hij zou zijn vinger in haar vagina hebben gestoken. [3] [betrokkene 1] vertelde verder dat had hij (
verdachte) een paar maanden daarna, toen ze elkaar weer waren tegen gekomen, tegen [slachtoffer] zou hebben gezegd dat hij hoopte dat hij haar geen pijn gedaan had. [4] [betrokkene 1] was in het weekend van 24 november 2012 naar een Narcotics Anonymous conferentie in Rotterdam geweest en bleef die nacht bij een vriendin slapen. [slachtoffer] had verteld dat het in dat betreffende weekend gebeurd was. [slachtoffer] was met verdachte gaan winkelen in Utrecht en zij gingen daarna naar zijn huis. Daar vond het misbruik plaats. [5] [slachtoffer] zou het diezelfde avond aan haar vriendin [getuige 1] hebben verteld. [6]
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat ze ergens in november 2012 naar Utrecht was gegaan. De precieze datum weet ze ten tijde van het afleggen van der verklaring (november 2013) niet meer. [7] Het was op een zaterdag. [8] [slachtoffer] ging samen met verdachte winkelen. Daarna gingen ze naar het huis van verdachte. Verdachte vroeg aan [slachtoffer] of hij haar mocht masseren. Zij gingen naar zijn kamer. Verdachte vroeg of ze haar kleren uit wilde doen omdat het dan makkelijker zou zijn. [slachtoffer] deed dit. Ze hield haar bh en onderbroek aan. Ze ging op bed liggen en verdachte begon haar te masseren. [9] Verdachte ging met zijn vingers naar haar rug en toen via haar benen in haar vagina. Hij ging met zijn vingers in haar vagina. Dat deed pijn. [10] [slachtoffer] heeft diezelfde avond haar vriendin [getuige 1] een ‘ping’-berichtje gestuurd op haar blackberry. Daarin schreef ze dat ze misbruikt was door haar oom. Ze vertelde niet wat hij had gedaan, maar wel dat hij haar misbruikt had. Ze zei ook dat hij haar niet had verkracht. [11]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij november 2012 een ‘ping’-bericht kreeg van [slachtoffer]. Daarin stond of [getuige 1] even kon praten. [slachtoffer] vertelde ze dat ze misbruikt was door haar oom. Ze was niet verkracht. [12] [slachtoffer] was heel verdrietig, haar oom had haar gemasseerd en toen misbruikt. [13]
[getuige 2] heeft ook verklaard dat ze van [slachtoffer] had gehoord dat de oom van [slachtoffer] seksuele dingen bij haar had gedaan die zij niet leuk vond. Het is wel lang geleden, aldus [getuige 2]. [14]
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze enige tijd later nog een gesprek met verdachte heeft gehad. De moeder en de oma van [slachtoffer] waren hier ook bij. Dit was ergens in juli 2013. In dat gesprek zei verdachte dat hij heel veel spijt had. Hij vroeg ook of [slachtoffer] wilde zeggen dat ze had gelogen. Hij gaf toe in het gesprek dat hij haar misbruikt had, maar ook dat hij verliefd op haar was geworden. [15] Verdachte zei dat hij zijn baan kwijt zou raken. [16]
[betrokkene 2], de moeder van verdachte en dus de oma van [slachtoffer] (hierna: [betrokkene 2]) heeft verklaard dat ze bij twee gesprekken is geweest tussen verdachte, [betrokkene 1] en [slachtoffer]. [17] Ze had van [betrokkene 1] gehoord dat er sprake was geweest van een aanranding door verdachte. [18] [betrokkene 2] had verdachte in reactie hierop horen zeggen: ‘Zoiets gebeurt nooit meer.’ [19] [betrokkene 2] heeft verklaard dat het tweede gesprek bij [betrokkene 1] thuis was. [betrokkene 1] had in het gesprek aan verdachte gevraagd of hij met zijn vingers in [slachtoffer] had gezeten. [betrokkene 2] weet niet meer wat verdachte daarop zei. [20]
[betrokkene 1] heeft eveneens verklaard over deze twee gesprekken. Het eerste gesprek vond volgens [betrokkene 1] plaats bij [betrokkene 2]. Verdachte, [betrokkene 2] en [betrokkene 1] waren hierbij aanwezig. In dit gesprek vertelde verdachte dat hij [slachtoffer] had gemasseerd en dat dit uit de hand was gelopen. [21] [betrokkene 1] vroeg aan verdachte of hij met zijn vingers in [slachtoffer] was geweest. Verdachte beaamde dat. Dit gesprek was in de eerste week van juli 2013. [22] [betrokkene 1] heeft over het tweede gesprek verklaard dat verdachte opbiechtte dat hij een soort van verliefd was geworden op [slachtoffer]. Ook had hij gezegd dat het echt niet kon wat hij had gedaan. Hij voelde zich schuldig. [23]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [betrokkene 1] en [slachtoffer] valselijk zijn afgelegd. Daartoe had [slachtoffer] volgens de verdediging een motief, namelijk dat zij wilde bewerkstelligen dat zij kon afreizen naar haar vader, die in Marokko woont, hetgeen tegen de wil van verdachte was. Verder zou er sprake zijn van een boosheid, omdat [slachtoffer] opnieuw in de steek gelaten zou zijn door een vaderfiguur en zou zij hiervoor positieve aandacht ontvangen. Volgens verdachte is er sprake van een vooropgezet plan en heeft ook [betrokkene 1] een actieve rol gehad in het tezamen met [slachtoffer] afleggen van deze valse verklaringen.
De militaire kamer volgt het standpunt van verdachte niet. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring [betrokkene 1] over wat zij tijdens de twee gesprekken uit de mond van verdachte heeft gehoord en dit vindt weer ondersteuning in de verklaring van [betrokkene 2]. Dat [slachtoffer] in haar wens om tegen de wil van [betrokkene 1] en verdachte naar haar vader in Marokko te gaan een motief had voor het afleggen van een valse verklaring wordt voorts weersproken de verklaring van [getuige 1]. Zij bevestigt immers de verklaring van [slachtoffer] dat [slachtoffer] [getuige 1] al in november 2012, direct nadat het misbruik zou hebben plaatsgevonden, daarvan op de hoogte had gesteld. Dat [slachtoffer] naar Marokko zou willen speelde pas in maart-april 2013 [24] , zodat dat in ieder geval bij het bericht aan [getuige 1], in november 2012, geen rol kan hebben gespeeld. Dat ook [getuige 1] in het complot zou zitten en zou liegen acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Ook het tweede gestelde motief voor een valse aangifte, dat [slachtoffer] boos was omdat verdachte, haar lievelingsoom, langzaam afstand van haar nam, wordt als ongeloofwaardig verworpen. Verdachte heeft verklaard dat hij in november 2012 meer afstand nam van het gezin. [25] Maar, hoewel [slachtoffer] het misbruik al in november 2012 aan haar vriendin [getuige 1] heeft gemeld, zijn er door haar in die periode verder geen stappen ondernomen. Ze heeft het pas in april 2013 aan haar moeder verteld en uiteindelijk is pas in november 2013 aangifte gedaan. Dat dit uit rancune was voor de gestelde verwijdering in november 2012 acht de militaire kamer reeds vanwege het tijdsverloop ongeloofwaardig. De militaire kamer heeft de overtuiging dat [slachtoffer] in een loyaliteitsconflict zat en dat ze daarom geen aangifte tegen haar oom wilde doen.
Dat [betrokkene 1] aangifte heeft gedaan om verdachte een hak te zetten, vindt geen steun in de bewijsmiddelen, temeer niet omdat ze direct 112 belde toen ze van [slachtoffer] hoorde wat verdachte had gedaan.
De militaire kamer acht de verklaringen van [slachtoffer] en [betrokkene 1], gelet op vorenstaande, betrouwbaar en is van oordeel dat deze verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door overige verklaringen.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 november 2012 te Utrecht, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] over haar ontblote rug en/of benen gewreven en/of gemasseerd en/of een of meer vingers in de vagina gestoken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
“met iemand die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam”
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 juni 2014; en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 22 december 2014, betreffende verdachte.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met zijn op dat moment 13-jarige nichtje, mede bestaande uit het binnendringen van haar lichaam met zijn vinger(s). Verdachte heeft misbruik gemaakt van het in hem, door zowel zijn nichtje als haar moeder, gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had. Voorts heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, waarbij hij voorbij is gegaan aan haar kwetsbaarheid. De militaire kamer rekent dit verdachte zwaar aan, temeer omdat verdachte een grote rol speelde in het leven van zijn nichtje. Hij was als een vader voor haar. Hij wist dat ze kwetsbaar was, hij kende haar achtergrond.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten daarvan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. De ingrijpende gevolgen die het bewezenverklaarde feit voor het slachtoffer en haar moeder hebben gehad, is tot uitdrukking gebracht in de door haar moeder ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Verdachte, die alleen al vanwege het grote leeftijdsverschil een groot overwicht moet hebben gehad op het jonge slachtoffer, heeft haar achteraf gevraagd om voor hem te liegen. Verdachte heeft daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De militaire kamer rekent verdachte het vorenstaande zwaar aan en acht voor dergelijke handelen geen andere straf dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend.
Temeer nu verdachte geeft in het geheel geen blijk van enig inzicht in zijn grensoverschrijdende gedrag acht de militaire kamer voorts een substantieel voorwaardelijk strafdeel met een proeftijd van 2 jaar van belang, teneinde verdachte van het opnieuw plegen van degelijke feiten te weerhouden en om de ernst van het feit te benadrukken. De militaire kamer acht gelet op vorenstaande een hogere straf passend dan zoals geëist door de officier van justitie.
Gelet daarop en nu de militaire kamer ten voordele van verdachte in haar overweging meeweegt dat het eenmalig is gebeurd dat verdachte niet eerder met justitie en politie in aanraking is gekomen, acht de militaire kamer een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J. Barrau (rechter) en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (militair lid), in tegenwoordigheid van
mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze militaire kamer op 26 januari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant], opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, District Landelijke en Buitenlandse Eenheden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 1403071300 5859, gesloten op 7 maart 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 januari 2015.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 11-12.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
5.Een proces-verbaal van aangifte, p. 41, 3 na laatste alinea en p. 43, 3e alinea.
6.Een proces-verbaal van aangifte, p. 53, 6e alinea.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 70, laatste alinea.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 76, 14e alinea.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 71, 1e alinea.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 72, 2e alinea, 10e alinea en 12e alinea.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 77, 4e alinea en 10e alinea.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 102, 2e alinea en 15e en 16e alinea.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 103, 3e alinea en 9e alinea.
14.Een proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 113, 9e alinea en p. 114, 10e en 11e alinea.
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 82, 5e t/m 10e alinea.
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], p. 83, 3e alinea.
17.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 120, 4e alinea.
18.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 120, 5e alinea.
19.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 120, 8e alinea.
20.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2], p. 122.
21.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1], p. 47, 3e en 4e alinea.
22.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1], p. 48 5e en 6e alinea.
23.Een proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1], p. 48, laatste alinea.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 186, 5e en 6e alinea.
25.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 181, 9e alinea.