Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de terugvordering van een gedeelte van het als voorschot uitgekeerde bedrag aan WW-uitkering tijdens de startperiode van 4 januari 2010 tot en met 4 juli 2010 gebaseerd op het door eiser aan de belastingdienst opgegeven inkomen in 2010 als directeur grootaandeelhouder (hierna: dga) van de besloten vennootschap waarin eisers onderneming Davelaar Bedrijfsadviezen was ondergebracht. Verweerder heeft in dat verband verwezen naar het Algemeen Inkomensbesluit Socialezekerheidswetten.
3. Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het niet redelijk is dat verweerder 70% van eisers belastbaar loon als dga met het voorschot heeft verrekend, terwijl zijn onderneming het boekjaar 2010 met een negatief resultaat heeft afgesloten.
4. De rechtbank oordeelt dat, anders dan in de besluitvorming is overwogen, ten tijde van de periode in geding niet het Algemeen Inkomensbesluit Socialezekerheidswetten, maar het Inkomstenbesluit Werkloosheidswet (Inkomstenbesluit WW) van toepassing was. De rechtbank verbindt hieraan geen gevolgen, omdat de inkomensbegrippen in beide besluiten voor zover in de onderhavige zaak van belang (belastbaar loon) gelijkluidend zijn.
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder conform artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Inkomstenbesluit WW eisers belastbaar loon als dga heeft verrekend. Daarbij speelt geen rol of met de onderneming winst is gemaakt en evenmin of dat loon daadwerkelijk is genoten. Het Inkomstenbesluit WW is een algemeen verbindend voorschrift, dat de rechter slechts zeer terughoudend kan beoordelen. De rechter zal het resultaat van de afweging van alle betrokken belangen door de materiële wetgever in beginsel moet respecteren. Dit lijdt slechts uitzondering als aan de inhoud of wijze van totstandkoming van het betrokken voorschrift zodanig ernstige feilen kleven, dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Daarvan is de rechtbank niet gebleken, zodat deze beroepsgrond faalt.
6. Eiser heeft in beroep voorts naar voren gebracht dat kort na de start van zijn onderneming bij hem de ziekte van Parkinson is geconstateerd. Op 1 februari 2010 heeft eiser zich bij verweerder ziek gemeld. Op dat moment kon, ook voor verweerder, helder zijn dat de onderneming niet zou slagen.
7. Hoewel de rechtbank begrijpt dat deze omstandigheid de situatie voor eiser extra wrang maakt, kan deze, gelet op het karakter van het Inkomstenbesluit WW als algemeen verbindend voorschrift en in aanmerking genomen dat blijkens de belastingaangifte over het jaar 2010 gedurende eisers ziekte in 2010 verloning heeft plaatsgevonden en deze niet is stopgezet, niet leiden tot het niet-verrekenen van het belastbaar loon als dga met het voorschot aan WW-uitkering over de startperiode.
8. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder de van toepassing zijnde regels juist heeft toegepast en terecht heeft besloten om het te veel betaalde bedrag aan voorschot WW-uitkering van eiser terug te vorderen. Dringende redenen, op grond waarvan verweerder geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien, zijn niet gebleken.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hamaker, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. B. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 mei 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.