ECLI:NL:RBGEL:2015:4080

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
281825 / KZ RK 15-147
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • R.J. Jue
  • G. Noordraven
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een curatelezaak

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, is het verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. T.I. Spoor afgewezen. Verzoeker, die betrokken was in een curatelezaak, diende op 12 april 2015 een gemotiveerd wrakingsverzoek in, omdat hij meende dat de rechter niet onpartijdig was. Tijdens de zitting op 18 mei 2015 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, terwijl de rechter verweer voerde. Verzoeker stelde dat de rechter niet op de hoogte was van de zaak en niet correct handelde, onder andere door niet in te gaan op zijn argumenten en door een eigen visie te geven die niet overeenkwam met zijn belangen.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling benadrukt dat wraking alleen mogelijk is op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees van verzoeker voor een ongunstige uitspraak niet voldoende was om het wrakingsverzoek te honoreren. De rechter heeft haar regie op de zitting op een juiste manier gevoerd en er was geen bewijs dat zij onvoldoende op de hoogte was van de zaak. De wrakingskamer oordeelde dat de argumenten van verzoeker niet leidden tot de conclusie dat er sprake was van vooringenomenheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 22 mei 2015. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer / rolnummer: 281825 / KZ RK 15-147
Beschikking van 22 mei 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: verzoeker,
tegen
mr. T.I. Spoor,
in haar hoedanigheid van kantonrechter van deze rechtbank in de zaak CB 35258 betreffende het verzoek tot opheffing van de curatele van verzoeker,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij brief van 12 april 2015 heeft verzoeker een gemotiveerd verzoek tot wraking van de rechter ingediend. De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft een verweerschrift ingediend.
1.2
Op 18 mei 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer
behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht.
De rechter is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Verzoeker legt, kort samengevat, het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag. Verzoeker wenst een rechter die op de hoogte is van de zaak en deze correct behandelt. De rechter heeft niet laten blijken dat zij op de hoogte was van de zaak en beschikte over alle relevante gegevens. Er was op 11 maart 2015 immers al een zitting geweest. De rechter had kort moeten bespreken wat er op die zitting had plaatsgevonden. Ook heeft de rechter zich niet beperkt tot hetgeen verzoeker heeft aangedragen, maar heeft zij ook een eigen visie op de zaak gegeven. Verder heeft zij hem niet laten uitpraten en is zij niet op alles ingegaan wat hij heeft aangevoerd. Tot slot stelt verzoeker dat de rechter mag aanblijven, indien zij tot een voor hem wenselijk uitspraak komt.
2.2
Het verweer van de rechter wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2
De vrees van verzoeker dat er, gelet op hetgeen ter zitting voorviel, geen voor hem wenselijke uitspraak zou komen, kan niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Daartoe overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.3
Vooropgesteld wordt dat het tot de taak van de rechter behoort om de regie op de zitting te voeren. De rechter heeft een grote mate van vrijheid en een eigen verantwoordelijkheid bij de behandeling van de zaak op de zitting. De wijze waarop de rechter in onderhavige zaak de regie heeft gevoerd levert geen vooringenomenheid op jegens verzoeker, noch objectief gerechtvaardigde vrees hiertoe.
3.4
Voorts is niet gebleken dat de rechter onvoldoende op de hoogte was van de zaak. Daartoe betrekt de wrakingskamer de door de rechter ter zitting gegeven verklaring dat zij weliswaar op het laatste moment een collega-rechter moest vervangen, maar dat zij de zaak wel kende en ter zitting nog vragen heeft gesteld om het een en ander te verduidelijken. Voorts heeft de rechter verklaard dat indien zij bij het nemen van de beslissing erachter was gekomen dat zij nog informatie miste, zij daarnaar zou hebben gehandeld. Overigens volgt uit de stelling dat de rechter onvoldoende was voorbereid nog niet dat er sprake is van een rechter die partijdig is.
3.5
Hetgeen verzoeker verder heeft aangevoerd, is door de rechter afdoende beantwoord. De wrakingskamer ziet hierin geen aanleiding voor het aannemen (van schijn) van vooringenomenheid van de rechter dan wel van zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees hiertoe.
3.6
Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Jue, voorzitter en mrs. G. Noordraven en F.M.Th. Quaadvliet, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. T. de Munnik, griffier, op 22 mei 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.