Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 3.600,00 en die van € 16.000,00 zonder rechtsgrond waren gedaan en als onverschuldigd betaald moeten worden beschouwd, met veroordeling van gedaagde (in beide gevallen) tot betaling van € 5.000,00, € 3.600,00 en € 16.000,00 aan de curator, vermeerderd met de wettelijke rent vanaf datum faillissement dan wel vanaf de dag der dagvaarding.
4.De beoordeling
€ 2.800,00 de Audi zou hebben gekocht, heeft de curator ter comparitie erkend dat het bedrag ter hoogte van € 2.800,00 haar bekend was en daarnaast verklaard dat zij dit bedrag eerder niet direct in verband had gebracht met de aankoop van de Audi. De rechtbank constateert dat de betaling door [gedaagde] van € 2.800,00 ten titel van koop, strookt met de verklaring die [gefailleerde] zelf heeft gegeven naar aanleiding van het faillissementsverhoor bij de rechter-commissaris.
€ 3.600,00 op 18 en 21 juli 2014 aangevoerd dat [gefailleerde] als vertegenwoordiger van [gedaagde] inboedel van haar heeft verkocht. De ontvangsten hebben nimmer tot zijn vermogen behoord en als dat al zo zou zijn, dan had [gefailleerde] zich er toe verplicht de betreffende opbrengst aan [gedaagde] te voldoen.
1.447,50(2,5 punten × tarief € 579,00)