ECLI:NL:RBGEL:2015:4524

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8410
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke naheffingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd aan een schoonmaakbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen VOF [X], eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder. De zaak betreft naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2010 en 2011, waarbij eiseres een naheffingsaanslag van € 5.991 en een boete van € 1.497 opgelegd kreeg. Na bezwaar werd de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.328, de boete tot € 1.082 en de heffingsrente tot € 212. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die een schoonmaakbedrijf en klussenbedrijf exploiteert, bewust onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan. Dit werd bevestigd door een boekenonderzoek dat in 2013 werd uitgevoerd, waaruit bleek dat de ingediende aangiften niet overeenkwamen met de aangetroffen bescheiden. De vennoten van eiseres, [B] en [C], gaven aan dat financiële problemen hen dwongen om de aangiften zo in te vullen dat zij geen omzetbelasting hoefden af te dragen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzet en dat de opgelegde boeten terecht waren.

De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en oordeelde dat de vergrijpboeten van 25% van de na te heffen belasting gerechtvaardigd waren. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 14/8410 en AWB 14/8912

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 14 juli 2015

in de zaken tussen

VOF [X] , te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almelo, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000] .F.01.1501) omzetbelasting opgelegd van € 5.991, alsmede bij beschikking een boete van € 1.497. Tevens is bij beschikking € 286 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2014 de naheffingsaanslag verminderd tot € 4.328, de beschikking heffingsrente is verminderd tot € 212 en de boetebeschikking is verminderd tot € 1.082.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 november 2014, ontvangen door verweerder op 28 november 2014, beroep ingesteld. Verweerder heeft deze brief als beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank.
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000] .F.01.2501) omzetbelasting opgelegd van € 5.360, alsmede bij beschikking een boete van € 1.340. Tevens is bij beschikking € 111 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2014 de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.006, de beschikking belastingrente is verminderd tot € 62 en de boetebeschikking is verminderd tot € 751.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 november 2014, ontvangen door de rechtbank Overijssel op 28 november 2014, beroep ingesteld. De rechtbank Overijssel heeft dit beroepschrift doorgezonden aan de rechtbank Gelderland.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2015.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A] .
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres exploiteert een schoonmaakbedrijf, een klussenbedrijf en een tuintechnisch adviesbureau. De vennoten van eiseres zijn [B] en [C] .
2. Op 8 februari 2013 is een boekenonderzoek aangevangen naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2012. Van dit onderzoek is met dagtekening 17 juli 2013 een rapport opgemaakt. In dit rapport is, voor zover hier van belang, onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Aangifte
De vennoten maken zelf de aangiften omzetbelasting op. De ingezonden aangiften omzetbelasting sluiten niet aan met de aangetroffen bescheiden. Op de aangiften is de verschuldigde omzetbelasting en voorbelasting nagenoeg gelijk, zodat maandelijks een klein bedrag wordt teruggevraagd.
De vennoot de heer [B] heeft verklaard dat hij de nodige privé problemen heeft die tot het gevolg hebben dat zijn omzet drastisch is teruggelopen. Omdat hij geld nodig had om van te leven daarom heeft hij de aangiften omzetbelasting zo ingevuld dat hij geen omzetbelasting hoefde af te dragen maar slechts een gering bedrag terugkreeg.
Uit het onderzoek is gebleken dat op de ingediende aangiften omzetbelasting gefingeerde bedragen aan verschuldigde omzetbelasting en voorbelasting zijn vermeld.
Naar aanleiding van mijn aankondiging voor een boekenonderzoek heb ik op 15 februari 2013 een brief van de heer [D] voor coaching en bemiddeling (…) ontvangen.
(…)

Vergrijpboete omzetbelasting

Over de correcties genoemd onder de punten 4.1 leg ik naast de naheffingsaanslagen een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 op.
Gebleken is dat de belastingplichtige bewust foutieve aangiften omzetbelasting doet waardoor er te weinig omzetbelasting wordt afgedragen. Tijdens het vorige onderzoek is de belastingplichtige hierop aangesproken, echter zonder resultaat. De belastingplichtige heeft willens en weten wederom de aangifte omzetbelasting bewust foutief ingevuld, waardoor er een te lage afdracht is gedaan. Er is sprake van grove schuld. De vergrijpboete bedraagt 25%.
De grondslag van de boete is het bedrag van de belasting dat niet is betaald.(…)”
3. In de brief van 15 februari 2013 van [D] , zoals genoemd in het boekenonderzoek, is, voor zover hier van belang, onder meer het volgende vermeld.
“(…)
Waar tot vijf jaar terug de heer [B] kon terugkijken op een redelijke jaaromzet met zijn bedrijf, zakte de bedrijvigheid snel in elkaar. Alleen met de grootste moeite lukte het hem nog om energie te vinden voor zijn bedrijf. Een goede administratie bijhouden lukte al helemaal niet meer. Omdat het overzicht ontbrak en de inkomsten vrijwel stil vielen heeft de heer [B] de maandelijkse BTW aangifte op nihil gezet. Later – bij het opstellen van de jaarstukken – zou de af te dragen BTW en de te ontvangen BTW alsnog inzichtelijk gemaakt en verrekend worden, zo was zijn bedoeling.
Vandaar de grote vertraging in de aangiftes en de definitieve BTW afdrachten over 2010 en nu ook 2011.
(…)”
4. Aan eiseres zijn vervolgens naheffingsaanslagen opgelegd waarbij tevens vergrijpboeten van 25% van de alsnog verschuldigde omzetbelasting zijn opgelegd. Bij de uitspraken op bezwaar zijn de naheffingsaanslagen verminderd. De boeten zijn verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslagen.
Geschil
5. In geschil is of de vergrijpboeten terecht en tot juiste bedragen aan eiseres zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
6. Eiseres heeft gesteld dat verweerder voor het jaar 2012 in de beroepsfase de in geding zijnde beschikking heeft gewijzigd nu in de pleitnota van verweerder een andere cijfermatige opstelling is gehanteerd dan in zijn verweerschrift. De rechtbank volgt eiseres hierin niet omdat de cijfermatige opstelling in het verweerschrift aansluit bij de uitspraak op bezwaar zoals deze als bijlage 11 bij het verweerschrift over het jaar 2012 is gevoegd.
7. Eiseres heeft gesteld dat vanwege financiële redenen geen boekhouder is ingeschakeld en dat [B] , zijnde diegene die namens eiseres de aangiften BTW verzorgde, mentaal, wegens een conflict met de gemeente Olst, niet in staat zou zijn geweest een deugdelijke administratie te voeren.
8. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake is van opzet. Subsidiair heeft verweerder gesteld dat sprake is van grove schuld.
9. Aantekening 13.3.1 Verhouding boete en ernst vergrijpUit de feiten zoals genoemd onder 2. en 3. is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat eiseres bewust niet de juiste aangiften heeft gedaan en dat eiseres derhalve opzet kan worden verweten.
10. Voor zover eiseres met het gestelde in overweging 7. een beroep heeft beogen te doen op het bepaalde in paragraaf 7 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB), overweegt de rechtbank als volgt. Uit paragraaf 7 van het BBBB volgt dat verzachtende omstandigheden, waartoe kunnen worden gerekend financiële omstandigheden, aanleiding kunnen geven de opgelegde boete te matigen. Een beroep op financiële omstandigheden kan slechts in bijzondere gevallen tot matiging dan wel vermindering van de boete leiden. Slechte financiële omstandigheden ten tijde van de verweten gedraging kunnen de verwijtbaarheid daarvan verminderen. Bij vermindering wegens financiële omstandigheden kan het (zakelijke) karakter van de belasting een rol spelen. Zo zal er niet snel reden zijn de boete te verminderen bij niet of niet binnen de termijn afgedragen loonbelasting of bij niet of niet binnen de termijn voldane omzetbelasting. De enkele stelling van eiseres, dat zij vanwege financiële omstandigheden geen boekhouder heeft ingeschakeld, kan zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet tot de conclusie leiden dat eiseres geen opzet kan worden verweten ten aanzien van het niet voldoen van de verschuldigde omzetbelasting.
11. Voor zover er al sprake zou zijn van (financiële of andere verzachtende) omstandigheden die een matiging van de boeten tot gevolg zou moeten hebben, dan nog heeft verweerder hiermee reeds voldoende rekening te houden door geen boeten van 50% van de na te heffen belasting op te leggen maar boeten van 25%. Eiseres heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een verdere matiging zouden rechtvaardigen.
12. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 14 juli 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.