In deze zaak heeft de Raadkamer van de Rechtbank Gelderland op 21 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 1994. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 10 juni 2015, met het verzoek om de maatregel met drie maanden te verlengen. De raadkamer heeft de processtukken en het advies van de kliniek, gedateerd 5 juli 2015, in overweging genomen. Dit advies adviseerde om de maatregel niet te verlengen, omdat de maatregel niet meer noodzakelijk was voor de ontwikkeling van de betrokkene en het verminderen van het recidiverisico.
Tijdens de zitting op 7 juli 2015 heeft de officier van justitie de vordering toegelicht en aangegeven dat er zorgpunten waren, maar dat deze niet voldeden aan de voorwaarden voor verlenging. De betrokkene en zijn raadsvrouw hebben de afwijzing van de vordering bepleit, waarbij betrokkene zijn huidige situatie toelichtte. Hij woont sinds eind maart 2015 in een beschermde woonvorm en heeft begeleiding op maat. Betrokkene heeft ook een nieuwe dagbesteding gevonden na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst.
De raadkamer heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de maatregel wordt verlengd en dat het in het belang van de betrokkene is om de maatregel niet verder te verlengen. De vordering van de officier van justitie is dan ook afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige raadkamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.