Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift
- de brief van [verzoekster], ingekomen ter griffie op 22 augustus 2014
- het verweerschrift
- de brief (met productie) van [verzoekster], ingekomen ter griffie op 21 oktober 2014
- de schriftelijke reactie van [verzoekster], ingekomen ter griffie op 17 november 2014
- de schriftelijke reactie van [verweerder], ingekomen ter griffe op 18 december 2014.
2.Het geschil en de beoordeling
2.3. Voor de bevoegdheid om te beslissen op een verzoek in het kader van de Wet deelgeschillen voor letsel- en overlijdensschade geldt op grond van artikel 1019x lid 1 Rv dat de rechter bevoegd is die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen, indien deze ten principale -bij dagvaarding- aanhangig wordt gemaakt.
Nu [verweerder] woonachtig is in het arrondissement Gelderland, is deze rechtbank op grond van artikel 99 lid 1 Rv bevoegd om over een tegen [verweerder] ingestelde vordering te beslissen. De rechtbank is dus ook bevoegd om op het verzoek in deze deelgeschilprocedure te beslissen. Uit de inhoud van de op 22 augustus 2014 ingekomen brief van [verzoekster] leidt de rechtbank af dat [verzoekster] haar schade begroot op tenminste € 25.000,--, zodat verwijzing naar de kantonrechter niet aan de orde is.
Voor zover [verzoekster] haar vordering baseert op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelovereenkomst, volgt uit artikel 299 lid 1 sub c Fw dat de vordering van [verzoekster] reeds bestond voor de toelating tot de schuldsanering en moet worden aangemerkt als een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt. Dit omdat de rechtsverhouding voortvloeit uit de behandeling in 2000, zodat ook een op toerekenbare tekortkoming gebaseerde vordering niet langer afdwingbaar is, aldus nog steeds [verweerder].
Er is sprake van samenloop tussen wanprestatie en onrechtmatige daad. Zij kan kiezen tussen beide grondslagen, waarbij de keuze is gevallen op de grondslag onrechtmatige daad. In verband met zwellingen bij haar neus-lippenplooi heeft zij in juni 2009 haar huisarts geconsulteerd. Tijdens dat consult is zij door de huisarts gewezen op een mogelijk causaal verband tussen bedoelde zwellingen en de door [verweerder] in 2000 verrichte ingreep. Zij is niet eerder dan in juni 2009 bekend geworden met zowel haar schade als de daarvoor aansprakelijke persoon, zodat haar vordering uit hoofde van onrechtmatige daad eerst in juni 2009 is ontstaan. Nu [verweerder] in juni 2009 al was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, werkt de schuldsaneringsregeling niet ten aanzien van de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering, aldus nog steeds [verzoekster].
€ 75,--. Het aan [verzoekster] in rekening gebracht griffierecht bedraagt € 77,--. De kosten van de deelgeschilprocedure worden daarom begroot op in totaal € 152,--. [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [verzoekster].