Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiseres 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 februari 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 20 april 2015
- de brief d.d. 4 mei 2015 van [gedaagde] .
2.De feiten
“Algemene Verkoopinformatie 97 recreatievilla’s [plaats ] ”ontvangen. Hierin staat onder meer dat een recreatiewoning voor eigen gebruik kan worden aangewend of tegen een vaste jaarlijkse verhuurprijs kan worden verhuurd aan [recreatiepark] (hierna: [recreatiepark] ). Uitgegaan wordt van netto huurprijzen. Voor een 7 persoons luxe recreatiewoning is de netto huurprijs van € 18.000 per jaar opgegeven met vaste en variabele kosten van € 6.700,00 (p. 5). Op pagina 7 is vermeld welke kosten bij verhuur in de vaste en variabele kosten zijn begrepen. In kleine letters onder aan het overzicht op deze pagina staat:
3.De vordering in conventie
4.Het verweer in conventie
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
“Een zaak, (…), welke anders dan om niet wordt verkregen, bij welke verkrijging aan de verkrijger een rendement in geld in het vooruitzicht wordt gesteld en waarbij het beheer van de zaak hoofdzakelijk wordt uitgevoerd door een ander dan de verkrijger.”Partijen verschillen alleen van mening over de vraag of voldaan is aan het vereiste dat het beheer grotendeels door een ander wordt uitgevoerd. Gelet op hetgeen in § 11 (zie 2.4) van de koopovereenkomst [gedaagde] - [eisers] is bepaald over de verhuur van de recreatiewoning en de inhoud van de door [eisers] met [recreatiepark] gesloten huurovereenkomst heeft [recreatiepark] het exclusieve recht van verhuur van de recreatiewoning, alsmede de vrije keuze om boekingsorganisaties in te schakelen. Bovendien worden huishoudelijke services in relatie tot de verhuurde recreatiewoning uitgevoerd door of in opdracht van [recreatiepark] . Dit heeft alle te gelden als beheersactiviteiten. Hiermee wordt het in het vooruitzicht gestelde rendement behaald. Dat [eisers] feitelijk enig onderhoud aan de recreatiewoning verricht, kan hieraan niet afdoen. Het is immers [recreatiepark] die inspectierapporten opmaakt en, teneinde de commerciële verhuur zo min mogelijk te verstoren, bepaalt welke werkzaamheden wanneer moeten worden uitgevoerd op kosten van [eisers] De recreatiewoning voldoet daarom aan de definitie van beleggingsobject en kwalificeert daarmee als een financieel product in de zin van de Wft. De aanbieder van een beleggingsobject, in dit geval [gedaagde] , is een financiële dienstverlener en daarmee tevens een financiële onderneming in de zin van de Wft. Steun voor dit standpunt kan bovendien worden gevonden in het door [eisers] aangehaalde rapport “Toezicht AFM op beleggingsobjecten 2006 tot 2014” (hierna: Rapport Toezicht AFM), waarin vakantievastgoed als aparte categorie wordt genoemd.
“Van artikel 2:55, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld: a. aanbieders van beleggingsobjecten voorzover die beleggingsobjecten: (…) 4° worden aangeboden voor een nominaal bedrag per beleggingsobject van ten minste € 50.000”met in lid 2 de voorwaarde dat de vrijstelling alleen van toepassing is
“voorzover de aanbieder bij een aanbod van beleggingsobjecten als bedoeld in het eerste lid, en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijke aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, vermeldt dat hij voor het aanbieden niet vergunningplichtig is ingevolge de wet en niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten”, het zogenaamde ‘wildwest’-bordje. Artikel 43 Vrijstellingsregeling Wft bepaalt in lid 1:
“Aanbieders van beleggingsobjecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde”, met in lid 7 de voorwaarde dat het eerste lid slechts van toepassing is
“voorzover de desbetreffende aanbieder in reclame-uitingen en documenten waarin een aanbod van het beleggingsobject in het vooruitzicht wordt gesteld vermeldt dat hij voor het aanbieden van het beleggingsobject niet onder toezicht staat van de Autoriteit Financiële Markten”
‘verhuurovereenkomst met eigen gebruik’overeengekomen dat het risico van de verhuur is gelegd bij [recreatiepark] , met bovendien ter meerdere zekerheid voor nakoming van de huurbetaling een garantie hiervan door [gedaagde] . Dit houdt in dat als de bezetting van de recreatiewoning groter zou zijn dan de gegarandeerde prognose op basis van de historische gegevens de meeropbrengst daarvan voor [recreatiepark] is, maar dat als de bezetting lager is, hetgeen het geval is geweest onder meer door de vanaf 2008 optredende economische crisis, dit in beginsel voor risico van [recreatiepark] komt, dan wel [gedaagde] . Met andere woorden de bezetting van de recreatiewoning regardeert [eisers] niet voor wat betreft het rendement. Het ‘veilige’ van de belegging zit in de gegarandeerde huuropbrengst. Voor zover [eisers] heeft willen stellen dat [gedaagde] hem had moeten informeren over de werkelijke huuropbrengsten in het verleden, was daarvoor geen aanleiding en heeft [eisers] deze stelling ook niet voldoende onderbouwd. Conclusie is dat de vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling en de vordering tot terugbetaling van het betaalde deel van de koopsom op grond van onverschuldigde betaling zullen worden afgewezen.
“Zwem- en Saunaparadijs Badepark [plaats ] ”met verschillende binnen- en buitenzwembaden en uitgebreide sauna en wellness landschappen. Wegens het ontbreken van bezoekers is daarom het wellnesscentrum op het park in 2011 gesloten. [gedaagde] heeft ten behoeve van gebruik door haar gasten een overeenkomst gesloten met voornoemd Badepark.
8.De beslissing
26 augustus 2015voor het nemen van een akte door [gedaagde] over hetgeen is vermeld onder 7.17 en 7.20, waarna de wederpartij op de rol van twee weken daarna een antwoordakte kan nemen,