ECLI:NL:RBGEL:2015:5419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
281237
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot op schadevergoeding in verband met vochtproblemen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 5 augustus 2015 uitspraak gedaan in een incident waarbij eiseres, wonende te Ede, een voorschot op schadevergoeding heeft gevorderd van de gedaagden, Reaal Schadeverzekeringen N.V. en Achmea Schadeverzekeringen N.V. De eiseres stelt dat zij schade heeft geleden aan haar woning door vochtproblemen die zijn ontstaan als gevolg van een lekkage in de badkamer van de voormalige woning van de gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres al meer dan 55 jaar in haar woning woont en dat de gedaagden van 2005 tot begin 2012 in de belendende woning hebben gewoond. Eiseres heeft een verzekering bij Achmea afgesloten, maar Achmea heeft geweigerd dekking te verlenen voor de schade, onder verwijzing naar de algemene voorwaarden van de verzekering.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat eiseres Reaal niet direct kan aanspreken voor schade die niet voortvloeit uit dood of letsel, en dat er geen verzekeringsrelatie bestaat tussen eiseres en Reaal. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering tot betaling van het voorschot niet toewijsbaar is, omdat de schade niet voldoende aannemelijk is gemaakt en er geen spoedeisend belang is aangetoond. Achmea heeft de vordering gemotiveerd betwist en ook een beroep gedaan op verjaring en schending van de schademeldplicht. De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eiseres om tijdig schade te melden en de voorwaarden van haar verzekering in acht te nemen. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor een conclusie van antwoord aan de zijde van Achmea in de hoofdzaak, waarbij de verdere procedure zal worden voortgezet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/281237 / HA ZA 15-195
Vonnis in incident van 5 augustus 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Ede,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. van Hunnik te Barneveld,
tegen
1. naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
2. naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
3.
[gedaagde],
wonende te Ede,
opgeroepen ex artikel 118 Rv
gedaagde,
verweerder in het incident,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam
4.
[gedaagde 1],
wonende te Ede,
opgeroepen ex artikel 118 Rv
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] , Reaal, Achmea en [gedaagden] (gedaagden 3 en 4 samen, in het vervolg aangeduid in mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tegen Reaal en Achmea op 30 maart 2015, respectievelijk 27 maart 2015 uitgebrachte dagvaarding houdende conclusie van eis alsmede incidentele conclusie van eis tot het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van het geding
- de conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van Reaal
- de conclusie van antwoord in het incident aan de zijde van Achmea
- de oproeping van [gedaagden] ex artikel 118 Rv
- de conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] woont al meer dan 55 jaar in de woning gelegen aan de [adres] te Ede. [gedaagden] heeft van 2005 tot begin 2012 in de belendende woning aan de [adres 2] te Ede gewoond. In het voorjaar van 2012 heeft [gedaagden] de woning in eigendom overgedragen aan de heer [naam] en mevrouw [naam] .
2.2.
Reaal is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagden] .
2.3.
[eiseres] heeft bij Achmea Woongarantverzekering met, onder meer, dekking voor opstal, glas en inboedel afgesloten. Op deze verzekering zijn de Algemene Voorwaarden Woongarantverzekering WO6101 (verder: de algemene voorwaarden) en de Bijzondere Voorwaarden Opstalgarant met ‘All Risks’ dekking WO6102 (verder: de bijzondere voorwaarden) van toepassing.
2.4.
In artikel 14 onder a van de algemene voorwaarden staat vermeld dat de verzekerde verplicht is de verzekeraar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 dagen nadat deze op de hoogte is van de schade, in kennis te stellen van de gebeurtenis waaruit voor de verzekeraar een verplichting tot schade kan voortvloeien.
In artikel 4.1 van de bijzondere voorwaarden is, onder andere, schade die is veroorzaakt door geleidelijk werkende (weers)invloeden van dekking uitgesloten.
2.5.
In 2006 of 2007 is aan de achterzijde van de woning van [gedaagden] een uitbouw gerealiseerd. In 2007 zijn, als gevolg van deze uitbouw, vochtproblemen ontstaan aan de achterzijde van de woning van [eiseres] . Blijkens een brief van 8 november 2013 heeft Achmea dekking verleend aan [eiseres] in verband met de vochtschade aan de achterzijde van haar woning. Van het vastgestelde schadebedrag van € 15.406,00 is overeenkomstig de polisvoorwaarden in eerste instantie 40 % (€ 6.162,40) voldaan.
Het restant van het schadebedrag zal worden overgemaakt nadat Achmea van [eiseres] de herstelnota(‘s) heeft ontvangen.
2.6.
Bij brief van 22 oktober 2012 meldt (de toenmalig advocaat van) [eiseres] een lekkage in de badkamer van de woning van de buren (de voormalige woning van [gedaagden] ) aan Achmea. Aangegeven wordt dat de kans groot is dat deze lekkage ook schade heeft toegebracht aan de woning van [eiseres] . Achmea wordt verzocht met spoed een expert naar de woning van [eiseres] te sturen.
2.7.
In een door de heer H.J.C. Hofstede (verder: Hofstede) in opdracht van Achmea opgesteld schaderapport d.d. 6 november 2012 staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…) In 2007 werd het vochtig in de woning van verzekerde. De wand in de woonkamer met de buren op nummer [adres 2] was nat. Verzekerde heeft toen de Fa. Van Engelenburg gevraagd een onderzoek te doen in de kruipruimte. De medewerker constateerde dat er in de kruipruimte water uit de scheidingsmuur met de buren op nummer [adres 2] sijpelde. (…)
De schade-expert die op 8 augustus 2012 de heer de [naam] en mevrouw [naam][rb: nieuwe bewoners nr. [adres 2] ]
bezocht constateerde dat de oorzaak van de waterschade in de badkamer gezocht moet worden. (…)
In het rapport constateerde de schade-expert F.P.E. Porck (…) dat de kitnaden in de doucheruimte op onvakkundige wijze werden aangebracht en dat de voegen tussen de wandtegels van de douche haarscheurtjes vertonen. (…)
De oorzaak van de schade, lekke kit- en voegnaden in de badkamer op nummer [adres 2] acht ik aannemelijk omdat de wand in de voorste slaapkamer van verzekerde nat is. De tussenwand tussen de woning van verzekerde op nummer 41 en de buren op nummer [adres 2] is in een periode van enkele jaren verzadigd door de lekkage uit de badkamer op nummer [adres 2] . (…)”
2.8.
Op 9 november 2012 heeft (de toenmalig advocaat van) [eiseres] [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor (vocht)schade in haar woning als gevolg van slecht voeg- en kitwerk en achterstallig onderhoud in de badkamer. Reaal heeft, na door [gedaagden] in het bezit te zijn gesteld van de brief van 9 november 2012, aansprakelijkheid van [gedaagden] - behoudens door [eiseres] te leveren bewijs daarvan - op 5 december 2013 afgewezen.
2.9.
Achmea heeft, onder verwijzing naar het schaderapport van Hofstede, bij brief van 28 december 2012 aan [eiseres] meegedeeld dat er geen dekking onder de polis bestaat omdat de vochtschade in de woning van [eiseres] is veroorzaakt door geleidelijk werkende invloeden als bedoeld in artikel 4.1 van de bijzondere voorwaarden.
2.10.
Bij brief van 5 september 2014 heeft (de huidige advocaat van) [eiseres] Achmea verzocht schriftelijk te bevestigen dat niet alleen aansprakelijkheid wordt erkend voor de lekkage aan de achterzijde van de woning, maar ook voor die aan de voorzijde van de woning.
2.11.
Bij de stukken bevindt zich een offerte van Bouwbedrijf Zegers Ede B.V. in verband met diverse werkzaamheden aan de woning van [eiseres] ad € 35.800,00 en een pro forma factuur van Van de Valk hotel Arnhem voor 14 overnachtingen op basis van logies en ontbijt, met een toeslag voor een huisdier ad € 1.841,70.
Bij de stukken bevindt zich voorts een schermprint van opslagbedrijf Shurgard waaruit blijkt dat de opslag van goederen € 240,00 per maand kost, waarbij voor de eerste maand een korting van € 120,00 geldt en een schermprint van de rekentool van verhuizeninderegio.nl waarop een totaalbedrag van € 1.150,00 vermeld staat.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat Reaal aansprakelijk is voor alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de vochtproblemen in de woning aan de [adres] te Ede;
II voor recht verklaart dat Achmea gehouden is dekking te verlenen voor alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de vochtproblemen in de woning aan de [adres] te Ede;
gedaagden hoofdelijk veroordeelt:
III tot nakoming c.q. uitvoering van de uit de respectievelijke verzekeringsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen waaronder doch niet uitsluitend begrepen het vergoeden van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade en het regelen van de schade op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag;
IV tot vergoeding van alle door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de vochtproblemen in de woning aan de [adres] te Ede, nader op te maken bij staat ex artikel 612 Rv;
V tot betaling aan [eiseres] van een voorschot van € 23.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
VI in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
VII in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiseres] stelt dat als gevolg van een lekkage in de badkamer op het adres [adres 2] te Ede, de voormalige woning van de familie [gedaagden] , sprake is van schade aan haar woning en van gezondheidsschade bij haar. Zij vordert, onder meer, deze schade, nader op te maken bij staat en een voorschot op deze schade van € 23.750,00.
in het incident
3.3.
[eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wege van voorlopige voorziening voor de duur van het geding:
I gedaagde sub 1 (zijnde Reaal) veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 23.750,00 bij wijze van voorschot op de door haar geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
II met veroordeling van gedaagde sub 2 (zijnde Achmea) in de kosten van het incident.
3.4.
[eiseres] vordert in het incident een voorschot op de schadevergoeding van
€ 23.750,00, Dit bedrag is opgebouwd uit het totaalbedrag van de in r.o. 2.11 genoemde bedragen, die zien op het totale herstel van de woning, verminderd met het reeds door Achmea beschikbaar gestelde bedrag in verband met de schade aan de achterzijde van de woning ad € 15.400,00 (r.o. 2.5).
€ 35.800,00 = herstelkosten woning
€ 1.841,70 = hotelkosten
€ 360,00 = opslag (uitgaande van een periode van meer dan 1 maand)
€ 1.150,00 = verhuiskosten
€ 15.400,00 -/-
----------------
€ 23.750,00
[eiseres] stelt dat het door Achmea beschikbaar gestelde bedrag van € 15.400,00 te weinig is om een start te maken met het herstel in de woning. Zij stelt dat wanneer eenmaal een aanvang is gemaakt met het werk, dit zal moeten worden afgemaakt voor de hele woning. [eiseres] voert hiertoe aan dat wanneer enkel de schade aan de achterzijde zal worden hersteld, de woning na enige tijd - ook in het herstelde gedeelte - weer door schimmel aangetast zal zijn.
3.5.
Reaal, Achmea en [gedaagden] voeren gemotiveerd verweer in het incident. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Ten aanzien van Reaal

4.1.
[eiseres] vordert dat voor de duur van het geding een voorlopige voorziening wordt getroffen in die zin dat Reaal wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 23.750,00 bij wijze van voorschot op de door haar geleden schade.
4.2.
Reaal is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagden] , er bestaat geen (verzekerings)relatie tussen [eiseres] en Reaal. Ingevolge artikel 7:954 lid 1 BW kan [eiseres] Reaal enkel direct aanspreken (de directe actie) ter zake van schade door dood of letsel. [eiseres] is daartoe gelet op het bepaalde in artikel 7:954 lid 6 BW enkel bevoegd indien zij er zorg voor draagt dat de verzekerde ( [gedaagden] in dit geval) tijdig in het geding wordt opgeroepen.
4.3.
Nadat [eiseres] in eerste instantie enkel Reaal en Achmea had gedagvaard, heeft zij vervolgens [gedaagden] opgeroepen als partij in het geding ex artikel 7:954 lid 6 BW j° artikel 118 Rv. [gedaagden] is bij ‘conclusie van antwoord in het incident tevens conclusie van antwoord’ in de procedure verschenen en heeft tijdig het verschuldigde griffierecht voldaan. Hij is daarmee partij in het geding geworden. Aan het vereiste van artikel 7:954 lid 6 BW is derhalve voldaan. [eiseres] kan Reaal derhalve aanspreken ter zake van schade door dood of letsel. De in de hoofdzaak gevorderde gezondheidsschade zou hier, indien aannemelijk, mogelijk onder kunnen vallen. De in het incident (als voorschot) gevorderde schade samenhangende met het herstel van de woning, valt hier in ieder geval niet onder. Voor toewijzing van het gevorderde voorschot jegens Reaal is derhalve geen plaats.
Ten aanzien van Achmea
4.4.
Afgaande op het petitum van de dagvaarding en de onderbouwing van de incidentele vordering in de dagvaarding (randnummer 61 tot en met 67), wordt in het incident enkel een voorschot op de schadevergoeding gevorderd van Reaal en niet van Achmea. [eiseres] lijkt alleen een veroordeling van Achmea in de kosten van het incident te vorderen. Indien en voor zover [eiseres] bedoeld heeft haar incidentele vordering ook jegens Achmea in te stellen, overweegt de rechtbank dat (ook) voor toewijzing van het gevorderde voorschot jegens Achmea geen plaats is. Hierbij heeft het volgende te gelden.
4.5.
Voor de beoordeling van een vordering tot verkrijging van een voorschot op schadevergoeding geldt dezelfde maatstaf als voor de beoordeling van een geldvordering in kort geding. Dit betekent dat de rechter zal moeten onderzoeken of de vordering voldoende aannemelijk is en of er een spoedeisend belang bestaat. Bij de afweging van de belangen dient voorts het restitutierisico betrokken te worden (HR 28 mei 2004, NJ 2004, 602).
4.6.
Achmea heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd betwist.
Achmea doet zowel in de hoofdzaak als in het incident een beroep op verjaring ex artikel 7:942 BW. Zij voert hiertoe aan dat [eiseres] reeds in 2007 bekend was met de (mogelijke) opeisbaarheid van de vordering, maar pas bij brief van 5 september 2014
(r.o. 2.10) expliciet aanspraak heeft gemaakt op dekking.
Voorts doet zij een beroep op schending van de schademeldplicht als opgenomen in artikel 14a van de algemene voorwaarden (r.o. 2.4) en op schending van de klachtplicht ex artikel 6:89 BW. Zij voert hiertoe aan dat [eiseres] , die bij dagvaarding zelf stelt in 2011 bekend te zijn geworden met de schade (randnummer 4 dagvaarding), haar schade pas in oktober 2012 bij Achmea heeft gemeld (r.o. 2.6).
Meer inhoudelijk stelt Achmea niet gehouden te zijn tot dekking. Zij voert aan dat als er al vanuit gegaan moet worden dat de kit- en voegnaden in de badkamer onvakkundig zijn aangebracht zoals [eiseres] stelt, maar volgens Achmea niet vast staat, de schade is ontstaan als gevolg van geleidelijk werkende invloeden. Deze schade is in artikel 4.1 van de bijzondere voorwaarden van dekking uitgesloten.
Bovendien wordt de gestelde schade betwist en wordt, nu volgens Achmea iedere onderbouwing daarvan ontbreekt, het causale verband tussen de lekkage in de badkamer en de gestelde gezondheidsklachten betwist. Voorts wordt een beroep gedaan op eigen schuld omdat [eiseres] de eerdere schade niet heeft hersteld.
Ten aanzien van het incident wordt nog aangevoerd dat, nu Achmea reeds in december 2012 dekking heeft geweigerd, het spoedeisend belang bij onderhavige vordering ontbreekt. Bovendien wordt aangevoerd dat sprake is van een restitutierisico.
4.7.
Gelet op de gemotiveerde betwisting aan de zijde van Achmea is thans onvoldoende aannemelijk dat Achmea gehouden is dekking te verlenen voor eventueel door [eiseres] geleden schade. De vordering tot betaling van een voorschot dient derhalve, nog los van het door Achmea gedane beroep op verjaring, het handelen in strijd met de schademeldplicht, de vraag naar het spoedeisend belang en het restitutierisico, te worden afgewezen.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden zowel aan de zijde van Reaal als aan de zijde van Achmea begroot op € 452,00.
4.9.
De kosten in het incident aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op nihil aangezien [gedaagden] (enkel) heeft verzocht de reeds door Reaal genomen conclusie van antwoord in het incident, tevens conclusie van antwoord als herhaald en ingelast te beschouwen.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Aangezien Achmea nog niet heeft geconcludeerd voor antwoord in de hoofdzaak, zal de zaak naar de rol worden verwezen om Achmea daartoe de gelegenheid te geven.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van Reaal en Achmea tot op heden begroot op € 452,00 (voor elk van partijen) en aan de zijde van [gedaagden] begroot op nihil;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling ten aanzien van Reaal en Achmea uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 september 2015voor conclusie van antwoord aan de zijde van Achmea.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2015.