ECLI:NL:RBGEL:2015:5486

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 13 _ 6908
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een IVA-uitkering op basis van medische beoordeling en deskundigenrapport

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 september 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van een Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)-uitkering. Eiseres, die eerder als advocaat werkzaam was, heeft een langdurige geschiedenis van psychische klachten, waaronder een bipolaire stoornis en een autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische situatie van eiseres op de datum in geding, 19 augustus 2013, niet zodanig was dat er een meer dan geringe kans op herstel bestond. Dit oordeel is gebaseerd op een deskundigenrapport van psychiater C.C. Kan, die concludeerde dat de klachten van eiseres vooral te wijten zijn aan haar autismespectrumstoornis en dat een significante verbetering op korte termijn onwaarschijnlijk is. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vernietigd en eiseres met terugwerkende kracht recht gegeven op een IVA-uitkering. Tevens is verweerder veroordeeld in de reiskosten van eiseres en is bepaald dat het UWV het griffierecht aan eiseres vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van griffier J. de Graaf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 13/6908

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 19 augustus 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend.
Bij besluit van 26 september 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2014. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.O. Diepenbroek.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om een onafhankelijke medisch deskundige voor advies in te schakelen. Op 11 januari 2015 heeft dr. C.C. Kan, psychiater te Nijmegen, van verslag en advies gediend. Eiseres heeft op 12 februari 2015 en verweerder heeft op 17 februari 2015 op het rapport van Kan gereageerd. Partijen hebben vervolgens op de wederzijdse standpunten een reactie ingediend.
Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres is werkzaam geweest als advocaat in dienstbetrekking. In 2003 is zij langdurig ziek geweest vanwege psychische klachten. Na een verlenging van de wachttijd voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met 13 weken is eiseres in deze verlengde termijn hersteld verklaard. Vervolgens is eiseres op 19 november 2004 langdurig uitgevallen vanwege psychische klachten. Bij het bereiken van de einde wachttijd voor de Wet WIA op 23 november 2006 is eiseres geschikt bevonden voor het verrichten van het eigen werk. Op 22 augustus 2008 heeft eiseres zich -wederom- ziekgemeld vanwege psychische klachten. Met ingang van 4 juli 2011 is aan eiseres een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit deze uitkeringssituatie heeft eiseres zich met ingang van
22 augustus 2011 ziekgemeld. Deze ziekmelding heeft geleid tot onderhavige beoordeling in het kader van de Wet WIA.
2. Verweerder heeft de toekenning van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding 100% arbeidsongeschikt is en geen benutbare mogelijkheden heeft. Omdat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren en de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen is eiseres een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend. Hieraan ligt een medisch onderzoek ten grondslag.
3. Eiseres vecht in beroep de medische grondslag aan. Eiseres stelt in dat verband dat zij recht heeft op een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) omdat verweerder er ten onrechte van uit gaat dat er sprake is van een meer dan geringe kans op herstel. Daarnaast is eiseres van mening dat verweerder ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden in het kader van de bezwaarprocedure. Tot slot is de duur van de loongerelateerde uitkering eiseres niet duidelijk.
4.1
Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts L.J. Blankenstein van 18 juni 2013 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep M.P.W. Kreté van 25 september 2013 en 11 december 2013.
4.2
Blankenstein heeft het dossier bestudeerd, eiseres op het spreekuur gezien, informatie van de huisarts beoordeeld alsmede informatie bij de behandelend psychiater van GGNet opgevraagd.
Uit de anamnese van Blankenstein blijkt dat bij eiseres in 2004 een bipolaire stoornis is gediagnosticeerd en dat er nog een onderzoek loopt naar een ontwikkelingsstoornis.
Blankenstein schrijft dat het gedrag van eiseres bijzonder is en dat hetgeen zij vertelt niet past bij wat van een advocaat wordt verwacht. Het lijkt alsof er sprake is van een waansysteem. Blankenstein heeft de huisarts gevraagd of deze het gedrag van eiseres herkend. De huisarts heeft op 28 mei 2013 bericht dat eiseres inderdaad een bijzondere indruk maakt. De huisarts deelt de zorgen van Blankenstein, is van mening dat dit gedrag niet meer lijkt te passen bij een bipolaire stoornis en adviseert om contact op te nemen met de behandelaar van GGNet.
Blankenstein gaat uit van een ernstige psychische stoornis, maar kan de klachten van eiseres niet goed duiden. Als diagnose gaat Blankenstein uit van een overige psychische stoornis, verdenking op een psychose/waanstoornis.
Blankenstein verwoordt de beperkingen van eiseres in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 mei 2013 en komt tot de conclusie dat eiseres niet over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt op grond van de volgende criteria:
-eiseres vertoont onvermogen tot een adequaat herstelgedrag ten gevolge van de onderliggende ziekte. Eiseres mist het inzicht om zich op de juiste manier te laten behandelen;
-de bevindingen van de verzekeringsarts uit eigen observatie en onderzoek passen bij de diagnose, hangen consistent samen met de klachten, beperkingen en functioneren en passen bij een ernstige psychische stoornis;
-er is sprake van een voorgeschiedenis van langdurig (gedurende een reeks van jaren ) slecht functioneren dan wel over een reeks van jaren herhaald slecht functioneren met relatief korte periodes van goed functioneren.
Eiseres disfunctioneert op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren.
Blankenstein verwacht wel dat de medische situatie op lange termijn wezenlijk zal verbeteren en dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen.
4.3
Kreté heeft eiseres gezien op het spreekuur, informatie van psychiater Borghorst van 25 juni 2013 en van arts-psychotherapeut Bremer van 29 juli 2013 beoordeeld en voorts aanvullende informatie aan Bremer gevraagd, ontvangen en beoordeeld.
Kreté schrijft dat uit de laatste informatie van Bremer van 5 november 2013 blijkt dat de diagnostiek door de behandelende sector is afgerond en dat als diagnose het syndroom van Asperger is gesteld. Er is echter naast het syndroom van Asperger sprake van een bipolaire stoornis. Vanwege deze comorbiditeit is aangenomen dat eiseres niet over benutbare mogelijkheden beschikt. Behandeling van de bipolaire stoornis is mogelijk, zodat daarna alleen de beperkingen op grond van het syndroom van Asperger resteren, hetgeen een flinke verbetering is met mogelijk gevolgen voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
5. De rechtbank is van mening dat, op basis van de in het dossier aanwezige medische gegevens, niet goed kan worden beoordeeld of, en zo ja in welke mate en binnen welke termijn, verbetering in de gezondheidssituatie van eiseres valt te verwachten. In verband hiermee heeft de rechtbank ter zitting van 14 mei 2014, met instemming van beide partijen, besloten een onafhankelijke deskundige te benoemen.
6. In opdracht van de rechtbank heeft psychiater C.C. Kan eiser onderzocht. Op 11 januari 2015 heeft Kan verslag uitgebracht. Samengevat komt Kan tot de volgende bevindingen. Kan heeft eiser gesproken op 19 september 2014. Uit de stukken en het onderzoek komt een consistent beeld naar voren en er is geen sprake van tegenstrijdigheden. Er is bij betrokkene sprake van levenslang bestaande problemen de sociale interactie, de communicatie en stereotype patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten, met grote moeite om zichzelf staande te houden.
Eiseres heeft recidiverende depressieve episoden afgewisseld met hypomane episoden. Deze meer energieke episoden lijken niet aan de criteria van een formele manie te hebben voldaan, zodat een bipolaire stoornis type 2 is het meest passend. Daarnaast vindt Kan de diagnose Stoornis van Asperger het best passend, maar eiseres voldoet echter bijna aan de criteria voor een klassiek autistische stoornis.
De klachten van eiseres zijn volgens hem vooral toe te schrijven aan haar autismespectrumstoornis (ass) en het is dan ook niet de verwachting dat haar toestand significant zal verbeteren als er wordt begonnen met stemmingsstabiliserende medicatie.
Kan heeft de FML van 23 mei 2013 bestudeerd en vindt eiseres op een aantal onderdelen meer beperkt. Onder meer vindt Kan een beperking van de arbeidsduur aangewezen.
Wat betreft de behandeling van de ass is eiseres verwezen naar het in autisme gespecialiseerde centrum dr. Leo Kannerhuis. Mogelijk dat daar hulp geboden kan worden om adequater om te leren gaan met haar beperkingen en prikkelgevoeligheid. De beperkingen in de sociale interactie, communicatie en stereotype patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten, zijn niet te verhelpen/genezen. Bovendien hebben patiënten met een ass veel tijd nodig om zichzelf adequater gedrag aan te leren, omdat zij moeite hebben met het generaliseren en automatiseren van leerervaringen. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat eiseres binnen een jaar dusdanig zal verbeteren dat haar mogelijkheden ten aanzien van deelname aan arbeid sterk zullen toenemen. De prikkelgevoeligheid kan mogelijk wel wat verminderd worden door gebruik van medicatie en de daarmee samenhangende lichamelijke klachten en oververmoeidheid kunnen dan afnemen. De beperking ten aanzien van de arbeidsduur kan dan navenant afnemen, hoewel er sprake blijft van een verhoogde kwetsbaarheid en risico op ontregeling, indien zij door arbeid te zwaar belast wordt (preventief aspect).
Concluderend dienen de beperkingen die eiseres heeft als gevolg van haar ass voor tenminste een jaar als duurzaam beschouwd te worden. Adequate (medicamenteuze) behandeling van haar bipolaire stoornis heeft thans alleen een preventief belang.
7. Kreté schrijft op 5 februari 2015, in reactie op het deskundigenverslag, dat Kan eiseres pas in september 2014 heeft gezien en daardoor het beloop van de klachten van eiser na de datum in geding bij zijn beoordeling zal hebben betrokken. Daarnaast is Kreté van mening dat uit het rapport van Kan blijkt dat verbetering op termijn tot de mogelijkheden behoort.
8. Eiseres heeft in een reactie van 12 februari 2015 laten weten dat het deskundigenrapport aantoont dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9.1
Allereerst heeft de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van deskundige Kan. Kreté stelt dat Kan eiseres ruim na de datum in geding heeft gezien en zich daardoor mogelijk heeft laten leiden door het verloop van de gezondheidssituatie van eiseres na de datum in het geding. De rechtbank onderschrijft de kritiek van Kreté niet. De omstandigheid dat een spreekuurcontact na de datum in het geding plaats vindt is inherent aan een beoordeling in bezwaar of in beroep. Ook Kreté heeft eiseres gezien na de datum in het geding. Dit leidt niet per definitie tot onzorgvuldigheid, mits de onderzoeker zich er van bewust is dat de medische toestand op de datum in geding beoordeeld moet worden en de vraag is of er op dat moment op een juiste wijze een inschatting is gemaakt van de mogelijkheden op herstel. Kan heeft zich hiervan vergewist en schrijft nadrukkelijk dat de situatie van eiseres tussen de laatste beoordeling door Kreté op 11 december 2013 en zijn eigen onderzoek niet wezenlijk is veranderd.
9.2
Verweerder heeft, blijkens het rapport van Kreté van 11 december 2013, de comorbiditeit aan het te verwachten herstel ten grondslag gelegd. Met name de bipolaire stoornis zou, bij adequate behandeling, volgens Kreté op termijn tot een -aanzienlijke- vermindering van de beperkingen leiden. Kan concludeert in zijn deskundigenverslag dat de klachten van eiseres volgens hem vooral zijn toe te schrijven aan haar autismespectrumstoornis (ass) en dat het dan ook niet de verwachting is dat haar toestand significant zal verbeteren als er wordt begonnen met stemmingsstabiliserende medicatie. Volgens Kan heeft adequate (medicamenteuze) behandeling van de bipolaire stoornis thans alleen een preventief belang. De rechtbank constateert op grond van wat Kan heeft geschreven ten aanzien van de comorbiditeit, dat het bestreden besluit in ieder geval een deugdelijke motivering ontbeert. De rechtbank zal beoordelen of het bestreden besluit voor het overige stand kan houden.
9.3
Zoals hierboven onder 9.1 is overwogen heeft Kan vastgesteld dat de klachten van eiseres volgens hem vooral toe te schrijven zijn aan haar ass. De voorliggende vraag is dan ook of op grond van de ass van eiseres gesteld kan worden dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de Wet WIA (een medisch stabiele of verslechterende situatie) of in artikel 4, derde lid van de Wet WIA (een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat). Kan schrijft hierover het volgende. Het is onwaarschijnlijk dat eiseres binnen een jaar dusdanig zal verbeteren dat haar mogelijkheden ten aanzien van deelname aan arbeid sterk zullen toenemen. De prikkelgevoeligheid kan mogelijk wel wat verminderd worden door gebruik van medicatie en de daarmee samenhangende lichamelijke klachten en oververmoeidheid kunnen dan afnemen. De beperking ten aanzien van de arbeidsduur kan dan navenant afnemen, hoewel er sprake blijft van een verhoogde kwetsbaarheid en risico op ontregeling, indien zij door arbeid te zwaar belast wordt (preventief aspect).
Aldus vermeldt Kan als enige –eventuele- verbetermogelijkheid dat de beperking ten aanzien van de arbeidsduur kan afnemen, maar dat een dergelijke verbetering zeker niet het eerste jaar verwacht kan worden.
De rechtbank stelt vast dat partijen niet van mening verschillen over de vraag of een verbetering gedurende het eerste jaar valt te verwachten.
Hoewel Kan zich in zijn verslag niet expliciet uitlaat over de verwachting van eventueel herstel op de langere termijn (na een jaar) interpreteert de rechtbank de conclusies van Kan aldus, dat in ieder geval het eerste jaar geen verbetering is te verwachten en dat een eventuele verbetering na het eerste jaar slechts zal bestaan uit een vermindering van de beperking in arbeidsduur. De hieruit voortvloeiende vraag is of een eventuele vermindering van de beperking in arbeidsduur zal leiden tot de conclusie dat er een meer dan geringe kans op herstel bestaat. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en wijst in dit verband op het volgende. Verweerder heeft, blijkens de FML van 13 mei 2013, geen beperking aangenomen ten aanzien van de arbeidsduur. De beperking in arbeidsduur is door Kan, naast een aantal andere beperkingen, gegeven in aanvulling op verweerders FML van 13 mei 2013. Indien zich in de toekomst - eventueel - de situatie voor zal doen dat de beperking ten aanzien van de arbeidsduur zal verminderen of zelfs komt te vervallen, dan zal nog steeds de FML van 13 mei 2013 van kracht zijn, op grond waarvan verweerder heeft vastgesteld dat eiseres niet over benutbare mogelijkheden beschikt. De rechtbank heeft tevens mede in ogenschouw genomen dat bij eiseres, zoals uit het deskundigenverslag blijkt, sprake is van levenslange, reeds vanaf de kinderjaren spelende problemen. Gelet hierop ligt het niet in de rede te veronderstellen dat zich in de gezondheidstoestand van eiseres een blijvende, significante verbetering zal aftekenen.
9.4
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat ook op de langere termijn sprake is van een stabiele medische situatie en dat daarnaast in redelijkheid niet valt te verwachten dat eiseres een meer dan geringe kans op herstel zal hebben.
9.5
De rechtbank komt niet meer toe aan de overige beroepsgronden (ten onrechte geen hoorzitting gehouden (1) en onduidelijkheid bij eiseres over de duur van de loongerelateerde uitkering (2)) nu niet is gebleken dat eiseres in haar belangen is geschaad (1) en de grondslag aan de beroepsgrond is ontvallen (2).
10 Gelet op hetgeen onder 9.1 tot en met 9.4 is overwogen is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Eiseres heeft met ingang van 19 augustus 2013 recht op een IVA-uitkering. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit van 20 juni 2013 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit eiseres. Verweerder behoeft derhalve geen nieuw besluit te nemen.
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de reiskosten van eiseres naar de zitting op 14 mei 2014 en naar het deskundigenonderzoek op 19 september 2014 op basis van openbaar vervoer, zoals door eiseres is opgegeven op het formulier proceskosten van 14 mei 2014.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-herroept het besluit van 20 juni 2013 en kent eiseres een IVA-uitkering toe met ingang van 19 augustus 2013;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-veroordeelt verweerder in de reiskosten van eiseres ten bedrage van in totaal € 35,77;
-bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.