ECLI:NL:RBGEL:2015:5543

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1937 en 14 _ 4731
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bezwaar en rechtstreeks beroep in het bestuursrecht met betrekking tot ziekengeld ingevolge de Ziektewet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 3 september 2015, gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren van eiser tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de schorsing en verlaging van zijn ziekengeld ingevolge de Ziektewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, vanwege zijn gezondheidstoestand, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Eiser heeft een chronische posttraumatische stress-stoornis en een schizotypische persoonlijkheidsstoornis, wat zijn functioneren beïnvloedt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de partner van eiser, die ook psychische problemen heeft, in staat had moeten zijn om hem te ondersteunen bij het indienen van het bezwaar. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn partner niet in staat was om hem te helpen. De beroepen van eiser worden ongegrond verklaard en de rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de rol van partners in het ondersteunen van elkaar in juridische procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummers: 14/1937 en 14/4731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.H.J. Miltenburg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Breda, verweerder.

Procesverloop

14/1937
Bij besluit van 13 november 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder het ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) van eiser met ingang van 12 november 2012 geschorst.
Bij besluit van 22 november 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder het ziekengeld ingevolge de ZW van eiser over de periode van 12 november 2012 tot en met 11 januari 2013 met 10% verlaagd.
Bij besluit van 4 januari 2013 (het primaire besluit III) heeft verweerder het ziekengeld ingevolge de ZW van eiser met ingang van 10 december 2012 geschorst.
Bij besluit van 5 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
14/4731
Bij besluit van 11 januari 2013 heeft verweerder het ziekengeld ingevolge de ZW van eiser met ingang van 10 december 2012 geweigerd.
Partijen hebben de rechtbank verzocht om, met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het beroep gevoegd te behandelen met zaaknummer 14/1937.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit alsmede tegen het primaire besluit van 11 januari 2013 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2015. Eiser is verschenen met zijn gemachtigde mr. D.F.W. Schalkwijk. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een aantal vragen te beantwoorden en nadere stukken te overleggen.
Eiser heeft op 30 april 2015 gereageerd en nadere stukken ingezonden. Bij brief van 2 juni 2015 heeft verweerder een reactie gegeven.
Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eisers werkgever [naam werkgever] is eigenrisicodrager voor de ZW. Met ingang van 30 juli 2012 heeft eiser zich ziek gemeld bij zijn werkgever. Op grond van artikel 63a van de ZW verricht de werkgever de werkzaamheden ter zake van de voorbereiden van besluiten op grond van de ZW. Het nemen van besluiten is op grond van genoemd artikel voorbehouden aan verweerder. De werkgever heeft verweerder verzocht om de primaire besluiten I, II en III af te geven.
Eiser heeft op 30 december 2013 bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Het bezwaarschrift is op 2 januari 2014 door verweerder ontvangen.
In verband met overschrijding van de bezwaartermijn heeft verweerder een onderzoek ingesteld.
Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Op 14 mei 2014 heeft eiser bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 11 januari 2013. Dit bezwaarschrift heeft verweerder op 16 juli 2014, conform het verzoek van eiseres gemachtigde om rechtstreeks beroep toe te staan, doorgestuurd aan de rechtbank.
2. Het geschil gaat over de niet-ontvankelijkverklaring van eisers op 30 december 2013 bij verweerder gemaakte bezwaren tegen de primaire besluiten I, II en III, alsmede over de tijdigheid van het rechtstreekse beroep van eiser tegen verweerders besluit van 11 januari 2013.
3. Eiser is van mening dat hij vanwege medische redenen niet in staat was om tijdig binnen de wettelijk bepaalde termijn bezwaar te maken. Hij onderbouwt dit met informatie van zijn behandelende psychiater en psycholoog van het Sinaï Centrum en informatie van zijn huisarts. Uit deze informatie blijkt dat bij eiser een chronische posttraumatische stress-stoornis is vastgesteld, alsmede dat er sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast zijn er problemen binnen de primaire steungroep, de sociale omgeving en werk- en woonproblemen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een kopie ingezonden van een in het kader van een beoordeling ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) door verzekeringsarts G.W. Buijs op 10 september 2014 opgemaakt rapport.
4. Verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep C.E.M. van Geest heeft het dossier bestudeerd en de door eiser ingediende medische informatie beoordeeld. Van Geest is van mening dat, gezien de verkregen informatie, niet kan worden onderbouwd dat er in de betreffende periode sprake was van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld als gevolg waarvan belanghebbende niet in staat was zijn handelen of het nalaten daarvan te overzien. Het feit dat de bedrijfsartsen na het spreekuuronderzoek hebben geconcludeerd dat er sprake is van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren, geldt voor het functioneren in arbeid. Hiermee wordt nadrukkelijk niet bedoeld onvermogen om beslissingen te nemen en/of afspraken na te komen. Eiser is op 19 november 2012 op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. Eiser was dus - ondanks de klachten en de hieruit voortvloeiende beperkingen - wel in staat om op spreekuuroproepen te reageren. Tot slot wijst Van Geest er op dat uit de overgelegde informatie blijkt dat er rond mei 2013 een escalatie van de problematiek heeft plaatsgevonden.
In zijn rapport van 10 september 2014 schrijft verzekeringsarts Buijs dat eiser momenteel psychisch zeer kwetsbaar is en op alle niveaus inadequaat functioneert. Gelet op de voorgeschiedenis, beloop en causale factoren is dit tenminste het geval sinds 30 juli 2012.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Gelet op de bevindingen van Buijs ten aanzien van het functioneren van eiser acht de rechtbank het aannemelijk dat eiser niet in staat was om tijdig bezwaar te maken tegen de primaire besluiten. Dit betekent evenwel niet dat dit zondermeer aanleiding vormt tot het aannemen van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Volgens vaste rechtspraak dient de vraag te worden beantwoord of van eiser verwacht kon worden dat hij hulp van begeleiders of anderen (bijvoorbeeld een partner) had kunnen inroepen voor het tijdig indienen van een bezwaarschrift.
6. Ter zitting heeft eiser desgevraagd gesteld dat zijn partner niet in staat was om zijn belangen waar te nemen aangezien zij een uitkering ontvangt ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) in verband met psychische klachten.
Omdat eveneens ter zitting geen duidelijkheid gegeven kon worden over de contacten van eiser met zijn bewindvoerder is het onderzoek geschorst en is eiser verzocht de volgende vragen te beantwoorden.
-Eiser is verzocht om informatie te verstrekken omtrent de Wajong-uitkering van zijn partner en stukken te overleggen waaruit blijkt wat de reden voor toekenning van deze uitkering is geweest, bij voorkeur door middel van toezending van een kopie van de toekenningsbeslissing alsmede van de aan deze toekenning ten grondslag liggende stukken.
-Wanneer heeft eiser zich voor de eerste maal tot een financiële hulpverlener gewend en wie was deze hulpverlener?;
-Wanneer is deze financiële hulpverlening overgegaan in bewindvoering en wie was de bewindvoerder?
7. Uit de door eiser ingediende stukken blijkt het volgende. De partner van eiser ontvangt een Wajong-uitkering vanwege psychische problematiek. Het laatste onderzoek waarvan stukken zijn overgelegd dateert van 8 mei 2007. Zij is toen in staat bevonden om gestructureerde werkzaamheden uit te voeren.
Bij beschikking van de rechtbank van 13 mei 2013 is tot bewindvoerder benoemd [bewindvoerder]. Het eerste contact tussen de bewindvoerder en eiser is gelegd in november 2012.Tot dat moment had eiser budgetbeheer bij het [naam 1]. Vrij direct na de eerste ontmoeting heeft de bewindvoerder eiser geadviseerd contact op te nemen met het juridisch loket. Voordat eiser zich tot zijn huidige gemachtigde heeft gewend, heeft hij met een aantal advocaten gesproken die de zaak niet aan wilden nemen.
De bewindvoerder heeft eiser doorverwezen naar [naam 2]; vanaf mei 2013 wordt eiser begeleid door maatschappelijk werkster [naam 3].
8. De rechtbank stelt vast dat de laatste stukken met betrekking tot de Wajong-uitkering van eisers partner dateren van 8 mei 2007. De actuele toestand van eisers partner is zodoende niet bekend. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat er bij eisers partner in verband met haar psychische problemen sprake was van een situatie van algeheel disfunctioneren. Zij beschikt over benutbare arbeidsmogelijkheden en wordt in staat bevonden gestructureerde arbeid te verrichten. Nu door eiser niet is aangetoond dat de huidige toestand van zijn partner verschilt van de toestand in 2007 is de rechtbank van oordeel dat van de partner mocht worden verwacht dat zij eiser had bijgestaan in het verkrijgen van adequate hulp bij het inschakelen van juridische hulp bij het indienen van een bezwaarschrift, temeer daar uit informatie van de bewindvoerder van 18 maart 2015 blijkt dat eiser en zijn partner vrij kort na het eerste gesprek met de bewindvoerder in november 2012 (dus nog voor dan wel ten tijde van de afgifte van de primaire besluiten) zijn verwezen naar het juridisch loket.
Voor het op 14 mei 2014 ingediende (rechtstreekse) beroep tegen het primaire besluit van 11 januari 2013 geldt dat er, op grond van dezelfde overwegingen, sprake is van een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
9. De beroepen kunnen niet slagen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep in de zaak 14/1937 ongegrond;
-verklaart het beroep in de zaak 14/4731 niet-ontvankelijk vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.