ECLI:NL:RBGEL:2015:555

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
05/840781-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bak
  • mr. Driessen
  • mr. Van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door verdachte met geestelijke stoornis leidt tot ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. De verdachte heeft in de nacht van 6 op 7 september 2014 opzettelijk brand gesticht in een woning in Winterswijk, terwijl haar vriend in een aangrenzende kamer sliep. De verdachte stak een meubel in brand en verliet vervolgens het pand zonder alarm te slaan. Gelukkig werd de vriend wakker door het rookalarm en kon hij het huis tijdig verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gezien haar geestelijke gesteldheid, ontoerekeningsvatbaar is verklaard. Dit werd ondersteund door rapportages van een psycholoog en een psychiater, die concludeerden dat de verdachte leed aan een schizoaffectieve bipolaire stoornis en psychotische episodes had ervaren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit en heeft haar ontslagen van alle rechtsvervolging. Er is een kansrijk hulpverlengingstraject in gang gezet, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de ernst van de brandstichting erkend, maar gezien de omstandigheden en de geestelijke toestand van de verdachte, was het niet opportuun om een straf op te leggen. De zaak is behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. I. Vreeken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840781-14
Datum zitting : 16 januari 2015
Datum uitspraak : 30 januari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
Raadsman: mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de nacht van 6 september 2014 op 7 september 2014,
in de gemeente Winterswijk,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een dekbed en/of dekens en/of kussens en/of een bank, althans het interieur
van een aan de [adres 2] aldaar gelegen woning, althans met een brandbare
stof ten gevolge waarvan dat dekbed en/of die dekens en/of die kussens en/of
die bank en/of dat interieur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor dat dekbed en/of die
dekens en/of die bank en/of dat interieur en/of die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een persoon genaamd [slachtoffer], in elk geval levensgevaar
voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een persoon genaamd [slachtoffer], in
elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
zij in of omstreeks de nacht van 6 september 2014 op 7 september 2014,
in de gemeente Winterswijk,
ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk
brand te stichten in/aan een aan de [adres 2] aldaar gelegen woning,
met dat opzet een brandende aansteker, in elk geval met dat opzet open vuur in
aanraking heeft gebracht met een dekbed en/of dekens en/of kussens en/of een
bank en/althans het interieur van een aan de [adres 2] aldaar gelegen
woning, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor dat
dekbed en/of die dekens en/of die kussens en/of die bank en/of dat interieur,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een persoon
genaamd [slachtoffer], in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een persoon genaamd [slachtoffer], in
elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 16 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2014 (met nummer PL0646-2014121909-4); [2]
- een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2014 (met nummer PL0632-2014121909-11); [3]
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer]; [4]
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2015. [5]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij in de nacht van 6 september 2014 op 7 september 2014,
in de gemeente Winterswijk,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kussens en/of een bank, ten gevolge waarvan die kussens en/of die bank geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor de rest van het interieur en die woning en levensgevaar voor een persoon genaamd [slachtoffer], te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van primair:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Door psycholoog [psycholoog] en psychiater [psychiater] zijn rapportages van respectievelijk 24 november 2014 en 30 november 2014 opgemaakt over verdachte.
Door psycholoog [psycholoog] wordt geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een schizoaffectieve bipolaire stoornis. Verdachte is bekend met depressies en manische episodes, daarnaast is sprake van psychotische episodes waarin in ieder geval sprake is van katatonie en desorganisatie. Verdachte was ook voorafgaand en tijdens het tenlastegelegde psychotisch. De psycholoog adviseert verdachte gelet op haar stoornis als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Door psychiater [psychiater] wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de vorm van recidiverende psychotische en stemmingsstoornissen veroorzaakt door een bipolaire stemmingsstoornis dan wel een schizoaffectieve stoornis. Ten tijde van het tenlastegelegde leed verdachte aan een psychose met hallucinaties, onbestemde angst en stoornissen van oordeel en kritiek en contact. Het tenlastegelegde is zonder reëel motief voortgekomen uit psychotische belevingen en gedragsstoornissen waar verdachte geheel door werd beheerst. De psychiater adviseert verdachte gelet op deze stoornis en in navolging van psycholoog [psycholoog] als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben betoogd dat uit moet worden gegaan van deze rapportages en dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Met de conclusies van deze rapportages kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusies over. De rechtbank acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard. Dit betekent dat verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat zij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde geen maatregel zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft in het bijzonder aangevoerd dat gelet op het huidige in gang gezette hulpverleningstraject geen aanleiding is om verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in navolging van de officier van justitie op het standpunt gesteld dat verdachte geen maatregel dient te worden opgelegd. De raadsman heeft in het bijzonder aangevoerd dat gelet op het Bopz-traject waar verdachte zich in bevindt er geen meerwaarde is om over te gaan tot een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte een maatregel dient te worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 11 december 2014;
 een multidisciplinair rapport van [psycholoog], psycholoog, d.d. 24 november 2014, en van dr. [psychiater], psychiater, d.d. 30 november 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting. Zij heeft ’s nachts, terwijl haar vriend in een belendende kamer lag te slapen, kussens en/of een bank in brand gestoken. Verdachte is vervolgens zonder alarm te slaan naar buiten gegaan. Verder verspreiden van het vuur werd voorkomen doordat de brand dankzij een rookmelder tijdig door haar vriend is ontdekt. De gevolgen van brandstichting zijn nauwelijks te overzien, zeker niet in een geval als het onderhavige waarin de woning grotendeels uit houten bestanddelen werd gevormd. Vuur is onvoorspelbaar en de gevolgen hadden veel groter kunnen zijn indien de brand niet tijdig was ontdekt. De rechtbank acht brandstichting in een bewoond pand een ernstig feit.
Uit de hiervoor besproken rapporten blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens en dat zij de brand heeft gesticht onder invloed van psychotische denkbeelden.
De reclassering stelt in haar rapport van 11 december 2014 dat te behandelen problematiek van verdachte binnen de GGZ dient te gebeuren. Op het moment is daarvoor een verplichtend kader in de vorm van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Verdachte is met die rechterlijke machtiging opgenomen in het Regionaal Gezondheidscentrum van GGNet in Winterswijk. Door de huidige behandeling en medicatie komt verdachte steeds meer in de realiteit. Verdachte is aangemeld voor een begeleid wonen traject van het RIBW. Verdachte heeft het inzicht dat een behandeltraject voor haar noodzakelijk is evenals de inname van medicatie. Zij werkt goed samen met haar behandelaars en in tweede lijn ook met de toezichthouder. Haar partner wordt door GGNet betrokken bij het behandeltraject. Ter zitting is de positieve ontwikkeling door verdachte en haar bij GGNet werkzame begeleider bevestigd. Tevens heeft de begeleider aangegeven dat een verlenging van de geldigheidsduur van de rechterlijke machtiging niet noodzakelijk is om de begeleiding bij het begeleid wonen te continueren. Vanuit GGNet zal verdachte verder ambulant worden begeleid. De reclassering adviseert de zaak af te doen zonder het opleggen van een reclasseringstoezicht.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het reeds in gang gezette hulpverleningstraject, gezien de persoon van verdachte zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken en haar problematiek, geen maatregel opleggen.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert:
primair
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. Bak, mr. Driessen en mr. Van Lookeren Campagne, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Regio Noord- en Oost-Gelderland, District Achterhoek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0640-2014121909, gesloten op 9 september 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.P. 16-17
3.P. 21-28
4.P. 51-53
5.Proces-verbaal ter terechtzitting van 16 januari 2015