ECLI:NL:RBGEL:2015:556

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
05/720259-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Pastoors
  • A. van Lookeren Campagne
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken met werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zes inbraken in de gemeente Epe. De verdachte werd veroordeeld tot een maximale werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar, met reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de diefstallen, waarbij hij zich toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak en inklimming. De feiten waren gepleegd over een periode van vier jaar, waarbij de verdachte in totaal zes keer goederen had weggenomen uit verschillende woningen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de benadeelden in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte voor vijf van de zes tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend schuldig was. Voor het zesde feit sprak de rechtbank de verdachte vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de camera had gestolen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking, en besloot om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in plaats van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/720259-14
Uitspraak d.d.: 3 februari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats] aan de [adres 1].
Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 januari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2014, in de gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan het [adres 2], heeft weggenomen een (foto)camera (merk Panasonic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2013, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een (aangebroken) pakje shag en/of (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 9 september 2012, te Vorchten, gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen (een hoeveelheid) (gouden en/of zilveren) sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 17 juli 2011, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 5], heeft weggenomen (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 19 april 2014, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 6], heeft weggenomen een of meer (gouden en/of zilveren) ring(en) en/of (een envelop met daarin) (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 19 mei 2013, te Emst, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 7], heeft weggenomen een (foto)camera (merk Canon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zes diefstallen. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 door verdachte worden bekend en wettig en overtuigend kunnen worden bewezen maar dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6, nu hij ontkent een camera te hebben gestolen en er, hoewel verdachte de woning zelf heeft aangewezen, twijfel blijft of de aangever en verdachte het wel over dezelfde woning hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 4 en 5
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Aangezien verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting [2] duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van voormelde feiten, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De bewezenverklaring is gegrond op:
Feit 1:
-Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] te Heerde [3] ;
-De bekennende verklaring van verdachte [4] ;
-Proces-verbaal sporenonderzoek [5] ;
Feit 2:
-Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] te Epe [6] ;
-De bekennende verklaring van verdachte [7] ;
Feit 3:
-Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] te Vorchten [8] ;
-De bekennende verklaring van verdachte [9] ;
-Proces-verbaal sporenonderzoek [10] ;
Feit 4:
-Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 4] te Epe [11] ;
-De bekennende verklaring van verdachte [12] ;
-Proces-verbaal sporenonderzoek [13] ;
Feit 5:
-Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] te Epe [14] ;
-De bekennende verklaring van verdachte [15] .
Ten aanzien van feit 6
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van feit 6, nu verdachte heeft verklaard dat hij geen camera heeft meegenomen uit de woning te Emst en dat ook overigens onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is dat verdachte daadwerkelijk in de woning te Emst heeft ingebroken.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de diefstal van de camera en spreekt verdachte vrij van dit bestanddeel van de tenlastelegging.
De rechtbank is overigens van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De aangifte van [benadeelde 6] te Emst [16] wordt ondersteund door de verklaring die verdachte bij de politie [17] en ter terechtzitting heeft afgelegd, waarin hij stelt dat hij in het huis aan de [adres 7] te Emst is geweest en daar goederen heeft weggenomen. Afgezien van het feit dat hij zelf de woning heeft aangewezen, sluiten de verklaringen van aangever en verdachte over de plek en manier waarop hij de woning is binnengekomen naadloos op elkaar aan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 1 juli 2014, in de gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan het [adres 2], heeft weggenomen een fotocamera (merk Panasonic), toebehorende aan [benadeelde 1] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 21 juli 2013, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een (aangebroken) pakje shag en een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 9 september 2012, te Vorchten, gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen een hoeveelheid gouden en/of zilveren sieraden toebehorende aan [benadeelde 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4.
hij op 17 juli 2011, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 5], heeft weggenomen geld toebehorende aan [benadeelde 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 19 april 2014, in de gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 6], heeft weggenomen gouden en zilveren ringen en een envelop met daarin geld toebehorende aan [benadeelde 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij op 19 mei 2013, te Emst, gemeente Epe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe‑eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 7], heeft weggenomen
enig goed, toebehorende aan [benadeelde 6], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1, 2, 3, 4 en 6 (telkens):
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 5
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de reclassering, ook als dat inhoudt een behandelverplichting.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is voor verdachte. De raadsman heeft gesteld dat verdachte moeite heeft om overeind te blijven in het dagelijks leven vanwege onder andere zijn zeer beperkte intelligentieniveau (een IQ van 48). Verdachte kan van een bijstandsuitkering zijn woning bekostigen. Als hij door een gevangenisstraf zijn woning kwijt zou raken, zou dit zijn leven dusdanig overhoop halen dat het recidivegevaar substantieel toeneemt. Daar is niemand bij gebaat. Een strakker kader door meer begeleiding bij het zelfstandig wonen en behandeling van de problematiek van verdachte zal hem de stabiliteit geven die hij nodig heeft om een goed leven te leiden, zonder anderen tot last te zijn. De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een werkstraf van 240 uur op te leggen. Deze werkstraf geeft verdachte de gelegenheid een dagritme te krijgen. Voorts verzoekt de raadsman de rechtbank om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante (vervolg)behandeling bij de psychiater of psycholoog en het toestaan van woonbegeleiding. De raadsman refereert zich voor wat betreft de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf aan het oordeel van de rechtbank.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zes inbraken gepleegd over een periode van vier jaar. Vier van deze inbraken zijn (deels na geruime tijd) aan het licht gekomen door een DNA-match met verdachte. Verdachte is in de tussentijd ook tweemaal veroordeeld wegens onder andere vermogensdelicten, welke zaken (indien de onderhavige feiten bekend waren geweest) tegelijk met een deel van de onderhavige feiten afgedaan hadden kunnen worden. Voor het overige is de documentatie van verdachte nogal gedateerd.
Verdachte heeft persoonlijke eigendommen van de gedupeerden meegenomen en schade aangericht aan hun woningen. Het is een feit van algemene bekendheid dat inbraken en vernielingen van eigendom gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van Tactus verslavingszorg omtrent de persoon van verdachte d.d. 19 december 2014. In dit rapport wordt melding gemaakt van de uitgevoerde verdiepingsdiagnostiek door Kairos op 15 december 2014, waarbij naar voren is gekomen dat er bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking met een totaal IQ van 48.
De rechtbank is van oordeel dat de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van het tenlastegelegde en zij houdt bij het opleggen van de straf en de hoogte daarvan rekening met een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
In voormeld rapport van de reclassering wordt geadviseerd aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om betrokkene in de gelegenheid te stellen om via een ambulant behandeltraject zijn leven op orde te krijgen en te houden. Geadviseerd wordt om aan verdachte de bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering (Tactus te Apeldoorn), ook als dat inhoudt een behandelverplichting voor zijn delict gedrag, psychische problemen en problematiek waarvan de oorzaak ligt in zijn verstandelijke beperking (bij Trajectum of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering), waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De reclassering adviseert tevens ambulante woonbegeleiding bij een door Tactus Reclassering geïndiceerde instelling.
De rechtbank vindt in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in het advies van de reclassering, aanleiding om af te zien van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf, die bij veroordeling voor soortgelijke ernstige feiten als door verdachte gepleegd over het algemeen wordt opgelegd. Verdachte dient zich overigens zeer gewaarschuwd te achten, want waar in de huidige situatie een gevangenisstraf al welhaast niet te voorkomen is, zal dat ingeval van herhaling van dit soort feiten vrijwel zeker onvermijdelijk zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de samenleving met het opleggen van navolgende straf aan verdachte wordt gediend, nu hiermee de recidivekans zo veel mogelijk wordt beperkt en de kans zo groot mogelijk is dat verdachte op het rechte pad zal blijven en derden geen schade meer zullen ondervinden van zijn daden.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 354 dagen voorwaardelijke met een proeftijd van 3 jaar, waaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als gesteld in het rapport van de reclassering (Tactus) voormeld.
De rechtbank veroordeelt verdachte voorts tot een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 hebben benadeelde partijen een vordering ingediend tot de vergoeding van de geleden schade ter zake van de bewezenverklaarde feiten.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gevorderde bedragen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij behorende bij feit 1 voor een gedeelte van de vordering, daar waar het de cameratas en de accu betreft, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt volgens de raadsman niet dat de tas en de accu van de camera na de inbraak werden gemist. Bovendien heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vordering te minderen nu rekening dient te worden gehouden met een afschrijving.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit het gevorderde bedrag te matigen, nu niet duidelijk is geworden of de directe schade die de benadeelde partij heeft geleden daadwerkelijk zo hoog is als gevorderd.
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering ten aanzien van feit 1 is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 1] te Heerde als gevolg van het bewezen verklaarde handelen de gevorderde schade heeft geleden. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank acht het zonder meer aannemelijk dat de pas gekochte camera met de accu in de bijgeleverde tas is bewaard en dat verdachte die in zijn geheel heeft meegenomen. Afschrijving is gelet op de recente aankoop niet aan de orde.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan de betreffende benadeelde partij het aldus toegewezen bedrag te betalen.
De rechtbank legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij, te betalen de som van in totaal
€ 341,45(driehonderdéénenveertig euro en vijfenveertig cent).
Feit 3
De rechtbank acht de benadeelde partij, [benadeelde 3] te Vorchten, niet-ontvankelijk in haar vordering. Deels ziet de vordering op anderen dan de benadeelde partij zelf en komt voor dat deel niet voor toewijzing in aanmerking. Voor het overige deel geldt dat verhaal alleen mogelijk is indien sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiertoe is onvoldoende gesteld.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] te Heerde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1, 2, 3, 4 en 6 (telkens):
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming
feit 5
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
354 (driehonderdvierenvijftig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van
3jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende
algemene en bijzondere voorwaarde(n)niet heeft nageleefd;
 stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende het reclasseringstoezicht zal melden bij de reclassering en dit zal blijven doen zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dat inhoudt
  • dat hij zich laat behandelen voor zijn delict gedrag, psychische problemen en problematiek waarvan de oorzaak ligt in zijn verstandelijke beperking (bij Trajectum of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering), waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, en
  • dat hij meewerkt aan ambulante woonbegeleiding bij een door Tactus Reclassering geïndiceerde instelling;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van
240 (tweehonderdveertig) urensubsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[benadeelde 1] te Heerde van een bedrag van
€ 341,45, vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] te Heerde een bedrag te betalen van € 341,45, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verklaart de
benadeelde partij[benadeelde 3] te Vorchten
niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Pastoors, voorzitter, Van Lookeren Campagne en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600-2014140757 Regio Noord- en Oost-Gelderland, getekend en gesloten te Epe op 17 oktober 2014.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 20 januari 2015.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 1], pag. 12.
4.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 45.
5.Rapport DNA-onderzoek N.F.I. d.d. 7 augustus 2014.
6.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 2], pag. 56.
7.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 66.
8.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 3], pag. 17.
9.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 48.
10.Rapport DNA-onderzoek N.F.I. d.d. 7 augustus 2014.
11.Proces-verbaal aangifte [benadeelde 4], pag. 25.
12.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 53.
13.Rapport DNA-onderzoek N.F.I. d.d. 7 augustus 2014.
14.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5], pag. 72.
15.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 77.
16.Proces-verbaal verklaring aangever, pag. 79.
17.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 76 en 77.