ECLI:NL:RBGEL:2015:5806

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
05/720000-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor openlijke geweldpleging en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en mishandeling, resulterend in zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De zaak betreft meerdere geweldsdelicten die zich hebben voorgedaan in Arnhem, waarbij slachtoffers ernstig letsel hebben opgelopen, waaronder een schedelbreuk en hersenkneuzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 december 2012 een persoon met kracht in het gezicht heeft geslagen, wat leidde tot de val van het slachtoffer en het oplopen van ernstig letsel. Daarnaast heeft de verdachte op 22 december 2012 openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen een ander slachtoffer in een discotheek. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor dergelijke feiten en het recidiverisico is laag, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, waarbij een bedrag van € 5.000,- is vastgesteld als voorschot op immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720000-13
Datum uitspraak : 15 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] , wonende te [adres] ,
raadsman: mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 september 2014 en 1 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ) meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- tegen diens hoofd en/of in diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze ten val is gekomen en/of (terwijl deze op de grond lag) tegen diens hoofd en/of in diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk (rechterzijde) en/of een hersenkneuzing en/of meerdere bloedingen in de hersenen ) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of
- tegen diens (linkerzijde van de) romp (ter hoogte van de onderste helft van de borstkas of buik) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt tengevolge waarvan deze ten val is gekomen en/of (terwijl deze op de grond lag) tegen diens (linkerzijde van de) romp (ter hoogte van de onderste helft van de borstkas of buik) heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een miltbloeding), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2012 te Arnhem met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in of nabij discotheek [naam discotheek 1] en/of op of aan de openbare weg, het Jansplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/op tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] ;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 december 2012 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal met kracht in/op tegen diens gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 juni 2012 te Arnhem met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in of nabij discotheek [naam discotheek 2] en/of op of aan de openbare weg, de Varkensstraat , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal
- met kracht slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
- met kracht slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] ;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 juni 2012 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend meermalen, althans eenmaal
- [slachtoffer 3] met kracht in diens gezicht en/of tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- [slachtoffer 4] met kracht in diens gezicht en/of tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt waardoor voornoemde [slachtoffer 3] en/of voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 328;
  • een letselrapport opgesteld door [arts] , forensisch arts bij het NFI, p. 251;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2015.
Bewijsoverweging
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] eenmaal met kracht in het gezicht heeft geslagen, ten gevolge waarvan deze [slachtoffer 1] ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk (rechterzijde), een hersenkneuzing en meerdere bloedingen in de hersenen) heeft opgelopen. Uit het rapport van de forensisch arts [arts] van het NFI van 9 september 2013 blijkt dat het hoofdletsel kan zijn veroorzaakt door één enkele geweldsinwerking. Indien [slachtoffer 1] door een klap tegen zijn hoofd met de rechterzijde van zijn hoofd tegen een harde ondergrond is gevallen (met daardoor de breuk in de schedel met begeleidende onderhuidse bloeduitstorting als coupletsel), dan zouden de afwijkingen aan de linkerzijde binnen de schedel contre-coupletsels kunnen zijn. Aan de buitenzijde van de schedel was immers slechts aan één zijde letsel waarneembaar (blz. 11).
De rechtbank acht niet bewezen dat de miltbloeding is ontstaan als gevolg van een door verdachte gepleegde geweldshandeling. Het letsel aan de milt kan redelijkerwijs niet worden verklaard uit de bewezenverklaarde enkele klap in het gezicht en de daarop volgende val. In eerder genoemde deskundigenrapportage van [arts] wordt vermeld dat de geconstateerde letsels aan hoofd en milt niet kunnen worden verklaard door slechts één enkele geweldsinwerking op het hoofd (blz. 13). Het dossier bevat echter geen overtuigend bewijs dat er ten tijde van de mishandeling op 25 december 2013 méér geweld is toegepast dan de (harde) klap tegen het hoofd. Evenmin wordt door verdachte of getuigen verklaard dat [slachtoffer 1] na de klap tegen het hoofd, met zijn romp ter hoogte van de milt tegen een hard voorwerp is gevallen waardoor de miltbloeding zou kunnen worden verklaard.
Niet minder belangrijk is het feit dat de diagnose pas twee weken later in het Radboud ziekenhuis werd gesteld, waardoor niet (met voldoende zekerheid) uit te sluiten is dat dit letsel een andere oorzaak heeft gehad, enige tijd na de mishandeling op 25 december 2013. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 812-813;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 836-845;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2015.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 860-861;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 863-864;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 december 2012 te Arnhem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] )
meermalen, althanseenmaal
(met kracht
)
-
tegen diens hoofd en/ofin diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan deze ten val is gekomen
en/of (terwijl deze op de grond lag) tegen diens hoofd en/of in diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een schedelbreuk (rechterzijde) en
/ofeen hersenkneuzing en
/ofmeerdere bloedingen in de hersenen) heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden
en/of
- tegen diens (linkerzijde van de) romp (ter hoogte van de onderste helft van de borstkas of buik) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt tengevolge waarvan deze ten val is gekomen en/of (terwijl deze op de grond lag) tegen diens (linkerzijde van de) romp (ter hoogte van de onderste helft van de borstkas of buik) heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een miltbloeding), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op
of omstreeks22 december 2012 te Arnhem met
een ander ofanderen,
op een voor het publiek toegankelijke plaats ofin een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in
of nabijdiscotheek [naam discotheek 1]
en/of op of aan de openbare weg, het Jansplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en/of stompen en
/ofschoppen en/of trappen in/op tegen het gezicht en
/ofhoofd en
/oflichaam van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in
of omstreeksde nacht van 8 op 9 juni 2012 te Arnhem met
een ander ofanderen,
op een voor het publiek toegankelijke plaats ofin een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in
of nabijdiscotheek [naam discotheek 2] en
/ofop of aan de openbare weg, de Varkensstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeer perso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] welk geweld bestond uit het meermalen,
althans eenmaal
- met kracht slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
/of
- met kracht slaan en/of stompen in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Ten aanzien van de feiten 2 primair en 3 primair telkens:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, alsmede een forse werkstraf. Het is nooit verdachtes intentie geweest om het slachtoffer te mishandelen met dusdanig ernstige gevolgen als die er nu zijn. Daar komt nog bij dat de gevolgen voor het slachtoffer niet zo ernstig zouden zijn geweest als er in het ziekenhuis direct adequaat zou zijn gehandeld. Ook dient er rekening te worden gehouden met de ouderdom van de feiten. Er zijn weliswaar getuigen gehoord op verzoek voor de verdediging, maar dit rechtvaardigt niet dat de zaak pas bijna 3 jaar nadat de feiten zijn gepleegd kan worden afgedaan. Uit het reclasseringsrapport blijkt ten slotte dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 27 juli 2015;
- een Reclasseringsadvies (beknopt), gedateerd 10 januari 2013;
- een Reclasseringsadvies, gedateerd 28 maart 2013.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van een half jaar tijd drie forse geweldsdelicten gepleegd in het uitgaansleven. Met name de twee feiten gepleegd in december 2012 zijn zeer ernstig te noemen. Het feit van 22 december 2012 vanwege de hoeveelheid geweld die verdachte en zijn mededaders op het slachtoffer hebben uitgeoefend – het dusdanig vaak slaan en schoppen van het slachtoffer dat hij van een trap is gevallen en het bewustzijn is verloren - en het feit van 25 december 2012 vanwege de gevolgen voor het slachtoffer. In deze laatste zaak is het slachtoffer, [slachtoffer 1] , door de klap van verdachte ten val gekomen en heeft als gevolg van deze val ernstig hersenletsel opgelopen. De gevolgen hiervan voor [slachtoffer 1] –en ook voor zijn familie- zijn zeer groot, zoals ook naar voren is gekomen uit de door een familielid voorgelezen slachtofferverklaring. [slachtoffer 1] is voor de rest van zijn leven gehandicapt en getekend.
De rechtbank rekent deze feiten verdachte zwaar aan. Naast de gevolgen voor de slachtoffers brengen dergelijke feiten grote onrust teweeg in de maatschappij en veroorzaken een groot gevoel van onveiligheid en schokken de rechtsorde. Voor dergelijke feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte echter ook rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor dergelijke feiten, het oude feiten betreft en de reclassering het recidiverisico als laag inschat en de feiten als een incident beschouwt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank in grotere mate rekening heeft gehouden met het tijdsverloop. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, zoals verzocht door de verdediging, doet naar het oordeel van de rechtbank echter, ook wanneer rekening wordt gehouden met het tijdsverloop, onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 80.300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, alsmede € 4.465,81 aan kosten rechtsbijstand. De benadeelde partij heeft zich het recht voorbehouden de materiële schadevordering aan de burgerlijke rechter voor te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het daarbij behorende aantal dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om hooguit een voorschot toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Het betreft een forse schadevergoeding, waarin ook vraagstukken aangaande het eigen aandeel van de benadeelde partij, alsmede de door het ziekenhuis gemaakte fouten een rol spelen. Een dergelijke vordering dient wegens de complexiteit daarvan te worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de vordering complex van aard is. De omvang van het smartengeld wordt enerzijds gerelateerd aan de (in dit geval zeer verstrekkende) gevolgen voor het slachtoffer, anderzijds echter ook aan het verwijt dat de dader kan worden gemaakt alsmede aan de voorzienbaarheid van de opgetreden schade als gevolg van het handelen. Een zorgvuldige behandeling van de vordering vergt een onderzoek en een debat tussen partijen in een proces waaraan het strafgeding niet tegemoet kan komen. De rechtbank zal echter in ieder geval een bedrag van € 5.000,- bij wijze van voorschot aan de benadeelde partij toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering zodanig nader onderzoek met zich zou brengen dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 december 2012.
De rechtbank zal daaraan ten behoeve van de benadeelde partij ook de schadevergoedingsmaatregel verbinden.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid begroot op een bedrag van € 1.000,-.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
3aantal (drie) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 5.000,-(vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op een bedrag van
€ 1.000,-;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 5.000,-(vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 60 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gegeven door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. H.G. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 september 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL078L 2013041934, gesloten op 22 april 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.