ECLI:NL:RBGEL:2015:6004

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
05/180498-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenruzie leidt tot veroordeling van verdachten; beroep op noodweer verworpen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 24 september 2015, zijn twee verdachten betrokken bij een burenruzie die plaatsvond op 22 september 2013 in Tiel. De rechtbank heeft zich gebogen over de tenlastelegging van zware mishandeling en bedreiging. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de zware mishandeling, maar stelde dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling en de bedreiging. De verdediging voerde aan dat er geen opzet was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat er sprake was van noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen en aangevers op belangrijke onderdelen met elkaar overeenkwamen, maar dat er te veel twijfel bestond over het ontstaan van het letsel van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zware mishandeling, maar verklaarde de subsidiaire mishandeling en de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich niet met succes op noodweer kon beroepen, omdat hij de confrontatie had opgezocht. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke werkstraf op en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de meeste feiten niet bewezen waren verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de betrokkenen en hun omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team strafrecht
Parketnummer : 05/180498-13
Datum uitspraak : 24 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
raadsman: mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2015. Op 24 maart 2015 is deze zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel aan een persoon genaamd [slachtoffer 1]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken (onder)been), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) met een houten plank/paal,
althans een stuk hout, tegen/op het (linker)(onder)been te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1] ), (met kracht) met een houten plank/paal, althans
een stuk hout, tegen/op het (linker)(onder)been en/of een/de arm(en) en/of het
lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(gebroken (onder)been), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 22 september 2013 te Tiel [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en/of heeft hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor
die [slachtoffer 1] een (lange) plank/balk, althans een stuk hout, getoond en/of met
een (lange) plank/balk, althans met een stuk hout, slaande bewegingen heeft
gemaakt naar of in de richting van die [slachtoffer 1] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 ten laste gelegde zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [slachtoffer 1] door verdachte tegen/op het been is geslagen/geraakt.
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair – dat wil zeggen met uitzondering van het strafverzwarende gevolg – en 2 ten laste gelegde feiten.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, in verband met het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en/of het ontbreken van causaal verband tussen de gedraging en het ontstane letsel (gebroken (onder)been). Door de raadsman is partiële vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover het betreft de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en het toevoegen van de woorden: “ik vermoord je”. Ten slotte heeft de raadsman vrijspraak/ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bepleit in verband met een beroep op noodweer.
Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht aan de hand van zijn pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
In deze zaak zijn door aangevers en getuigen verklaringen afgelegd die op onderdelen van elkaar afwijken. De rechtbank heeft in het bijzonder acht geslagen op die verklaringen die op belangrijke onderdelen worden bevestigd.
Verdachte [verdachte] heeft onder meer verklaard dat hij op 22 september 2013 van zijn zus hoorde dat de buurman van zijn moeder, [slachtoffer 1] , bezig was om het hek uit hun tuin te slopen en dat zijn moeder door [slachtoffer 1] zou zijn bedreigd. Hij is daarop naar de Hogestraat in Tiel gereden. Hij zag dat het hek van zijn moeders voortuin was gesloopt. Hij heeft een stuk hout van het gesloopte hek gepakt. Hij heeft [slachtoffer 1] een klap met het stuk hout gegeven. Dit was ter hoogte van zijn linkerschouderblad [2] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij – nadat hij van [slachtoffer 1] een onderhandse klap met de bijl had gekregen – [slachtoffer 1] één à twee klappen met de van het hekwerk afkomstige paal heeft gegeven [3] .
De moeder van verdachte heeft in dit verband onder meer verklaard:
Op 22 september 2013 kwam [slachtoffer 1] van nummer 8 bij haar aan de deur. Zij zag dat er planken van haar hekwerk waren vernield en in haar tuin waren gegooid. Zij heeft daarna haar dochter gebeld en verteld dat [slachtoffer 1] opgefokt tegen haar was geweest en haar tuinhek had vernield. Ongeveer tien minuten later kwam [verdachte] (verdachte) bij haar. [verdachte] pakte een plank van het vernielde hek uit haar tuin. [slachtoffer 1] gaf [verdachte] een klap met de bijl die hij bij zich had. [verdachte] sloeg met de plank en [slachtoffer 1] werd geraakt op zijn schouderblad. [verdachte] is daarop weggerend en [slachtoffer 1] kwam achter hem aan [4] .
Bij de rechter-commissaris heeft zij onder meer nog verklaard:
[verdachte] kwam aan en ging meteen naar het huis van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] dreigde [verdachte] met de bijl, hij heeft hem ook geraakt. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] toen een aantal keren geslagen met de plank, twee à drie keer. Volgens haar raakte [verdachte] [slachtoffer 1] op zijn linker schouder. Toen ging [slachtoffer 1] helemaal door het lint [5] .
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat hij op 22 september 2013 naar de buurvrouw van nummer 4 is gestapt. Hij wilde haar vragen wanneer ze het hek weg ging halen. Een kwartier later stond haar zoon bij hem voor de deur. Deze was helemaal wild en schreeuwde: “ik vermoord je”. [slachtoffer 1] zag dat de zoon op de ruiten sloeg aan de voorkant van zijn woning en hij hoorde gebonk tegen de voordeur. Hij heeft toen een bijl gepakt. Hij heeft de voordeur open gedaan en zei tegen de zoon: “sodemieter op”. Toen hield hij de bijl omhoog, voor zich, ter hoogte van zijn buik. Hij is toen voor zijn woning op de stoep gaan staan. De zoon was helemaal wild en schreeuwde. Hij riep dat hij hem kapot ging maken. De zoon liep weg en kwam gelijk terug. [slachtoffer 1] zag dat hij toen een balk hout vast hield en met die balk naar hem sloeg en hij voelde dat hij hem raakte tegen zijn linker elleboog. Hij voelde daardoor pijn en de plek net boven zijn elleboog is ook gezwollen. [6] .
Getuige [getuige 1] , een buurvrouw, heeft in dit verband onder meer verklaard: Ik zag vandaag dat de buurman van [adres 2] , [slachtoffer 1] , met zijn voeten een stukje schutting kapot trapte bij de overbuurvrouw van [adres 3] in de voortuin. Haar zoon kwam er even later aan en liep luid scheldend naar de voortuin van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kwam eerst niet naar buiten, maar de zoon van overbuurvrouw bleef hem roepen en bedreigen. [slachtoffer 1] kwam uit zijn woning. Ik zag dat hij een bijl in zijn hand had. Ik zag vervolgens dat de zoon uithaalde met het stuk hout in de richting van [slachtoffer 1] . Daarna renden die twee achter elkaar aan [7] .
Bij de rechter-commissaris heeft zij onder meer nog verklaard:
[slachtoffer 1] stond op zijn stoepje en had een bijl in zijn hand. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] tegen de vrouw van [verdachte] zei dat ze haar man beter mee kon nemen, omdat het zo niet goed zou gaan. [verdachte] flipte daarop. Hij pakte een plank en maakte dreigende bewegingen. De plank was van het afgebroken hek. [verdachte] raakte [slachtoffer 1] op de schouder. [slachtoffer 1] ging achter [verdachte] aan [8] .
Getuige [getuige 2] , de bewoner van [adres 4] , heeft in dit verband onder meer verklaard:
“De zoon van de vrouw op de hoek noem ik man 1. Man 2 woont twee huizen verderop. Ik hoorde beiden roepen: “ik maak je kapot”. In die trant ging het geschreeuw.
Ik zag man 1 op de stoep van zijn woning staan. Ik zag dat man 2 in de voortuin van zijn eigen woning stond. Ik zag dat man 1 een houten balk van straat pakte. Ongeveer 2 meter lang en 20 cm breed. Ik zag dat man 1 naar de woning van man 2 liep. Ik zag dat ze dreigend tegenover elkaar stonden. Ik zag dat man 2 ook wat in zijn handen had. Ik zag dat man 1 mijn kant op gerend kwam. hij gooide de plank weg. Man 2 kwam achter hem aan gerend met een bijl in zijn handen” [9] .
De vriendin van verdachte, [getuige 3] , heeft in dit verband onder meer verklaard: “ [verdachte] kreeg een telefoontje van zijn zus. [verdachte] wilde naar zijn moeder aan de [adres 3] in Tiel, omdat buurman [slachtoffer 1] het hekje van de moeder van [verdachte] had vernield. Wij zijn in de auto gestapt en naar de moeder van [verdachte] gereden. Toen we daar aankwamen heeft [verdachte] de auto midden op straat neergezet. [verdachte] is vervolgens naar het raam van de woning van [slachtoffer 1] gelopen en heeft op het raam geklopt. [slachtoffer 1] kwam niet naar buiten. [verdachte] is vervolgens naar zijn moeder gelopen. Vervolgens kwam [slachtoffer 1] naar buiten gestormd. [slachtoffer 1] kwam in de richting van de moeder van [verdachte] gerend. [verdachte] liep richting [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] een bijl in zijn hand had. In een flitsreactie kreeg [verdachte] een klap met de bijl. [verdachte] pakte een stuk hout bij de woning van zijn moeder, afkomstig van het hekje dat [slachtoffer 1] vernield had. [verdachte] sloeg [slachtoffer 1] met de houten plank tegen de rechter schouder. [verdachte] gooide de plank neer en rende weg. [slachtoffer 1] rende achter hem aan. [verdachte] draaide om en vloog om de nek van [slachtoffer 1] . Ze vielen samen op de grond” [10] .
[getuige 4] (dochter van [getuige 1] ) heeft hierover onder meer verklaard:
“Ik zag dat [slachtoffer 1] planken hout van het hekje in de tuin van de overbuurvrouw gooide.
Een tijdje later hoorde ik een auto aan scheuren en hoorde ik deuren klappen en schelden. Ik hoorde woorden als: ik ruk je kop eraf of: kom naar buiten. De zoon van de overbuurvrouw sloeg bij [slachtoffer 1] op de ramen, heel hard, ik dacht dat hij erdoor zou gaan. Niet lang daarna kwam [slachtoffer 1] naar buiten, met een bijl in zijn hand. [verdachte] bleef schreeuwen.
Het volgende dat ik me kan herinneren is dat [verdachte] een van de planken van het hek pakte en daarmee uithaalde naar [slachtoffer 1] . Hij raakte hem op de schouder. Toen was het even stil en rende [slachtoffer 1] achter [verdachte] aan” [11] .
Ten laste gelegd is onder meer dat verdachte [verdachte] [slachtoffer 1] met een houten plank/paal tegen/op het zijn linker onderbeen heeft geslagen. Weliswaar is genoegzaam gebleken dat [slachtoffer 1] na dit incident een enkelfractuur links bleek te hebben, maar uit de in het dossier voorhanden zijnde stukken kan niet worden opgemaakt hoe dit letsel is ontstaan. Er is geen letselrapportage voorhanden over dit letsel en het mogelijke ontstaan daarvan. Niet uit te sluiten valt dat dit letsel op andere wijze tijdens de gebeurtenissen op die 22e september 2013 is ontstaan. De verklaring van aangever dat hij ook tegen het linkeronderbeen is geslagen vindt onvoldoende steun in de overige verklaringen. Getuige [getuige 2] heeft weliswaar bij de rechter-commissaris verklaard: “dat die “buurjongen” een klap met dat hout uitdeelde. Volgens mij raakte hij het been of de middel van [slachtoffer 1] ”, maar die verklaring acht de rechtbank naast de verklaring van aangever dat dat hij tegen het linker onderbeen werd geslagen te onbestemd om daarmee het letsel toe te kunnen rekenen aan het gedrag van [verdachte] . Daarbij is ook van belang dat verschillende getuigen verklaren dat [slachtoffer 1] en [verdachte] na het slaan met de plank nog achter elkaar aan zijn gerend.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten gevolge van het slaan met een houten plank/paal op het linker onderbeen, zowel ten aanzien van het onder 1 primair als onder 1 subsidiair tenlastegelegde, nu over het ontstaan van dit letsel te veel twijfel bestaat.
Voor het overige komt de rechtbank op basis van het vorenstaande tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op
of omstreeks22 september 2013 te Tiel opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1] ), (met kracht) met een houten plank/paal,
althans
een stuk hout,tegen/op
het (linker)(onder)been en/ofeen/de arm(en) en/of het
lichaam heeft geslagen, tengevolge waarvan deze
zwaar lichamelijk letsel
(gebroken (onder)been), althansenig lichamelijk letsel, heeft bekomen en
/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op
of omstreeks22 september 2013 te Tiel [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht
, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik vermoord je", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking en
/ofheeft hij, verdachte, ten overstaan van en
/ofzichtbaar voor
die [slachtoffer 1] een (lange) plank/balk
, althans een stuk hout,getoond en
/ofmet
een (lange) plank/balk
, althans met een stuk hout,slaande bewegingen heeft
gemaakt naar of in de richting van die [slachtoffer 1] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1subsidiair:
mishandeling;
Ten aanzien van de feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. De strafbaarheid van het feit
De feiten zijn strafbaar.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte gehandeld heeft uit noodweer. De gedragingen zouden zijn geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen en eens anders lijf en goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] zich niet met succes op een noodweersituatie kan beroepen.
[verdachte] heeft volgens de officier zelf de situatie opgezocht, hij is [slachtoffer 1] vervolgens gericht op een confrontatie provocerend tegemoet getreden, ook nadat hij de bijl in handen van [slachtoffer 1] had gezien, hij heeft nadat hij met de bijl was geslagen een plank/paal gepakt en heeft [slachtoffer 1] daarmee geslagen terwijl hij zich aan de situatie had kunnen onttrekken door bijvoorbeeld de woning van zijn moeder binnen te gaan. Op het moment dat hij de plank/paal pakte zou er geen noodzaak meer zijn geweest om zich te verdedigen. Na [slachtoffer 1] geslagen te hebben is hij weggelopen – waarmee ook niet aannemelijk is dat hij zijn moeder of vriendin wilde beschermen – en daarna is hij nog weer in de richting van [slachtoffer 1] gelopen. Het noodweerverweer kan derhalve niet slagen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich op 22 september 2013 naar aanleiding van een telefoontje van zijn zus vanuit Maurik naar de woning van zijn moeder aan de [adres 3] in Tiel begeven. Verdachte parkeerde naar eigen zeggen zijn auto midden op de weg. Diverse getuigen (waaronder zijn moeder, verklaring bij de RC) bevestigen dat verdachte vervolgens direct naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan, al tierend/scheldend en bedreigingen uitend (verklaringen aangever [slachtoffer 1] , [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] ). Uit de diverse verklaringen komt naar voren dat verdachte, anders dan hij doet voorkomen, op de ramen heeft staan bonken. Op grond hiervan neemt de rechtbank aan dat verdachte de confrontatie heeft gezocht. Nadat hij vervolgens met een bijl werd geslagen, is verdachte naar eigen zeggen naar de tuin van zijn moeder gelopen, heeft daar een plank/balk uit de tuin gepakt en is hij vervolgens weer naar [slachtoffer 1] gelopen en heeft hij [slachtoffer 1] geslagen. In die situatie is niet aannemelijk dat [verdachte] heeft geslagen uit noodweer, omdat er voor hem voldoende mogelijkheid was om zich aan de verdere confrontatie te onttrekken. Op het moment dat hij sloeg, was er van een ogenblikkelijke en wederrechtelijk aanranding geen sprake meer. Het verweer wordt dan ook verworpen.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis. In haar eis heeft de officier onder meer betrokken de ernst van de feiten, het tijdsverloop dat inmiddels heeft plaatsgevonden en het feit dat verdachte geen recente documentatie heeft. De officier heeft aangegeven dat zij, gelet op ieders aandeel, van mening is dat beide betrokkenen gelijk moeten worden gestraft.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is met het oog op de bepleite vrijspraak en het gevoerde noodweer verweer geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 juli 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte op 22 september 2013 in Tiel zich heeft schuldig gemaakt aan een mishandeling en een bedreiging van de buurman van zijn moeder. Verdachte heeft zich impulsief gedragen en uit zijn houding ter zitting blijkt dat hij nog steeds geen oog heeft voor het aandeel dat hij in die escalerende situatie heeft gehad. De impact die een dergelijke gewelddadige confrontatie heeft is aanzienlijk, niet alleen voor de betrokkenen zelf, maar ook voor de directe omgeving waarin een en ander heeft plaatsgevonden. Gelet op ieders aandeel (dader/slachtoffer) is de rechtbank met de officier van oordeel dat er reden is om beide betrokkenen gelijkelijk te straffen.
Anders dan de officier is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf. Het voorwaardelijk deel is er op gericht dat verdachte zich in de toekomst niet meer zal inlaten met dit soort delicten.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer 1] , bijgestaan door zijn raadsvrouw/gemachtigde mr. N.E. Sonnevelt, advocaat te Utrecht, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit van de tot op heden geleden schade. Gevorderd wordt een bedrag van € 23.029,40.
De vordering is samengesteld uit de navolgende posten:
Kosten eigen risico Agis € 642,00
Hulp en verzorging en huishoudelijke hulp € 2048,00
Kosten genezing en herstel € 374,71
Verlies verdiencapaciteit € 9600,00
Reiskosten € 293,96
Overige materiële kosten € 70,73
Immateriële schade € 10.000,00
Mr. Sonnevelt heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, aangezien het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel naar haar opvatting niet bewezen kan worden geacht. De beoordeling van de vordering is dan ook lastig, omdat niet duidelijk is welk gedeelte van de vordering (en met name van de immateriële schade) betrekking heeft op de bewijsbare feiten. De officier van justitie heeft voorts gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit vanwege de door hem bepleitte vrijspraak/ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat causaal verband tussen letsel (breuk in enkel en verwijdering teelbal) en de daarop geënte schade ontbreekt. Meest subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat deze benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu de beslissing over deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, enerzijds omdat verdachte wordt vrijgesproken van het overgrote deel van de tenlastegelegde feiten – met name van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – en onduidelijk is welk gedeelte van de vordering betrekking heeft op de wel bewezen verklaarde feiten. Ook is vooralsnog onduidelijk in hoeverre het overblijvende deel van de vordering beïnvloed wordt door eigen schuld van de verdachte. De behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan derhalve de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft
begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft
begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven
bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor voormeld en
verklaart de verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
160
uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende
hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen;
 bepaalt, dat een
gedeelte van de werkstraf groot 40 uren,
niet ten uitvoer zal worden
gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te
melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald:
 stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin de vordering.
Aldus gewezen door mr. J. [getuige 1] Klep, voorzitter, mr. W.A. Holland en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van L.E. [getuige 1] van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2015.
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Team strafrecht
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 24 september 2015.
Tegenwoordig:
mr. Klep , rechter,
mr. , officier van justitie,
en mr. Rikken , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere, is wel/niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Zuid, district De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL PL0800 2013102131, gesloten op 10 oktober 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Aangifte [verdachte] d.d. 22 september 2013, doorgenummerde dossierpag. 4 en 5
3.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 10 september 2015
4.Aangifte [slachtoffer 2] , doorgenummerde dossierpag. 10 en 11
5.Verklaring [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 maart 2014
6.Aangifte [slachtoffer 1] d.d. 1 oktober 2013, doorgenummerde dossierpag13 en 14
7.Verklaring getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpag. 21
8.Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 5 maart 2014
9.Verklaring getuige [getuige 2] , doorgenummerde dossierpag. 23
10.Verklaring [getuige 3] , doorgenummerde dossierpag. 28, 29
11.Verklaring K. [getuige 4] bij de rechter-commissaris op 5 maart 2014