ECLI:NL:RBGEL:2015:6156

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
15/1044
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 182 Sv gegrond verklaard na vernietiging beschikking rechter-commissaris

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door klager tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 9 juli 2015. Klager had eerder, op 17 januari 2014, verzocht om het horen van getuigen in Polen, wat op 28 mei 2014 door de rechter-commissaris was toegewezen. Echter, de rechter-commissaris die op 9 juli 2015 besliste, wijzigde deze eerdere beschikking en stelde voor om de getuigen via videoverhoor te horen. Klager betwistte de rechtmatigheid van deze nieuwe beschikking, stellende dat de rechter-commissaris niet bevoegd was om een eerdere onherroepelijke beslissing te herzien zonder relevante wijziging van omstandigheden.

Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 18 september 2015, werd klager bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H. Peek, terwijl de officier van justitie, mr. C.C.M. Poland, het standpunt innam dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris niet de bevoegdheid had om terug te komen op een eerder gegeven beschikking zonder dat er relevante nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de rechter-commissaris in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, omdat hij de verdediging niet in de gelegenheid had gesteld om zich uit te laten over de wijziging van de modaliteit van het horen.

De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond en vernietigde de beschikking van de rechter-commissaris van 9 juli 2015. Dit besluit werd genomen in raadkamer door de drie rechters, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van hoor en wederhoor in het proces en de noodzaak voor een deugdelijke motivering van beslissingen door de rechter-commissaris.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Rechtbanknummer: 15/1044
Beschikking van de meervoudige raadkamer inzake het op 14 juli 2015 bij deze rechtbank ingekomen bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering van:
naam :
[klager], hierna te noemen: klager,
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres : [adres] ,
plaats : [woonplaats] ,
Raadsman: mr. J.H. Peek, advocaat te Amsterdam.

De feiten

Klager heeft op 17 januari 2014 op grond van artikel 182 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de rechter-commissaris verzocht om onderzoekshandelingen te verrichten, te weten – onder meer – het horen van een negental getuigen in Polen. Bij beschikking van 28 mei 2014 heeft de rechter-commissaris dit verzoek toegewezen.
De rechter-commissaris (niet zijnde de rechter-commissaris die de beschikking van 28 mei 2014 heeft gegeven) heeft op 9 juli 2015 opnieuw een beslissing genomen op het voormelde verzoek van klager. De rechter-commissaris wijst het verzoek om een negental getuigen te horen toe, zulks onder de toevoeging dat het horen zal worden verricht door middel van videoverhoor. In zijn brief van eveneens 9 juli 2015, gericht aan de raadsman van klager, heeft de rechter-commissaris opgemerkt dat hij als behandelend rechter-commissaris de lijn van zijn collega om de verhoren in Polen bij te wonen niet volgt. Hij heeft daarbij vermeld dat (1) er (pas) drie getuigen zijn gevonden en dat dat betekent dat er mogelijk vaker getuigen gehoord zullen moeten worden, hetgeen zou neerkomen op meerdere reizen, (2) dat de technieken voor videoverhoor steeds beter zijn en (3) dat de kosten van een verhoor ter plaatse een veelvoud zijn van die van een videoverhoor.

Inhoud van het bezwaarschrift, samengevat

Volgens klager is de “nieuwe” beschikking van 9 juli 2015 nietig, aangezien op 28 mei 2014 reeds onherroepelijk op het verzoek ex artikel 182 lid 1 Sv is beslist. Uit de wet, noch uit de rechtspraak en/of de beginselen van een goede procesorde blijkt dat een opvolgend rechter-commissaris een reeds door de bevoegde rechter-commissaris genomen beslissing om onderzoekshandelingen uit te voeren, kan terugdraaien. Door dit wel te doen, heeft de rechter-commissaris artikel 1 Sv geschonden.
Naar de mening van klager is het begin januari 2014 ingediende verzoek door de rechter-commissaris, anders dan in de beschikking van 9 juli 2015 wordt vermeld, ook niet toegewezen. Het verzoek hield namelijk nu juist uitdrukkelijk en uitvoerig gemotiveerd in dat de getuigen vanwege redelijke verdedigingsbelangen fysiek in Polen dienen te worden gehoord. De nieuwe rechter-commissaris heeft het verzoek, zonder klager eerst deugdelijk en adequaat te horen en zonder enige motivering, afgewezen en daarbij volstrekt eenzijdig besloten tot een videoverhoor.
Van een wijziging van omstandigheden die het onmogelijk maakt om de onherroepelijke beschikking uit te voeren of waardoor het onredelijk zou zijn om aan de uitvoering van die beschikking vast te houden is geen sprake, aldus klager. Simpelweg geen uitvoering geven aan die beschikking, is in strijd met de wettelijke taak van de rechter-commissaris en met de beginselen van een goede procesorde.
Ook als de rechter-commissaris bevoegd zou zijn om een beschikking te geven als hij op
9 juli 2015 heeft gedaan, dan is die beschikking in de ogen van klager inhoudelijk onjuist en dient het bezwaar gegrond te worden verklaard. Het is - om meerdere in het bezwaarschrift nader genoemde redenen - redelijkerwijs in het belang van de verdediging om de negen getuigen in Polen te kunnen horen. De nieuwe rechter-commissaris heeft echter zelfs niet de moeite genomen om - onder meer - duidelijk te maken welke drie getuigen wel zouden kunnen worden gehoord en waarom de overige getuigen (nog) niet zouden zijn gevonden, noch waarom de door hem genoemde verbeterde technieken voor videoverhoor aan de bezwaren van klager tegemoet zouden komen en welke verbeteringen hij bedoelt.
Klager verzoekt de raadkamer het bezwaar gegrond te verklaren, de beschikking van 9 juli 2015 nietig te verklaren en de rechter-commissaris te gelasten om de verdediging in staat te stellen de negen getuigen in Polen te horen.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 18 september 2015 in besloten raadkamer behandeld.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. Peek voornoemd, en de officier van justitie, mr. C.C.M. Poland.
De raadsman heeft het bezwaarschrift nader toegelicht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard. Volgens de officier van justitie staat geen wettelijke bepaling eraan in de weg dat de rechter-commissaris zonder voorafgaand verzoek een beschikking geeft, noch dat hij op een eerdere onherroepelijk geworden beschikking terugkomt.
Voorts is volgens de officier van justitie de motivering van de rechter-commissaris om over te gaan tot videoverhoren niet onbegrijpelijk. De Poolse autoriteiten werken mondjesmaat mee en dat heeft ertoe geleid dat nog niet alle getuigen zijn gevonden. Meermalen naar Polen afreizen voor het horen van de wel gevonden getuigen, is om kostentechnische redenen onwenselijk, temeer nu ook geschikte digitale middelen tot de mogelijkheden behoren.

Beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. Klager kan dan ook in het bezwaar worden ontvangen.
Ten aanzien van de bevoegdheid van de rechter-commissaris
De raadkamer stelt voorop dat aan de rechter-commissaris niet de bevoegdheid toekomt om ten tweede male te beslissen op een ex artikel 182 lid 1 Sv gedaan verzoek waarop reeds eerder, en onherroepelijk, is beslist. Voorts dient aan een dergelijke beslissing naar het oordeel van de raadkamer in beginsel onverkort uitvoering te worden gegeven. Na die beslissing kan zich evenwel een zodanig relevante wijziging van omstandigheden voordoen dat wijziging van de beslissing dan wel wijziging van de daarbij bepaalde uitvoeringsmodaliteit noodzakelijk is. Naar het oordeel van de raadkamer staat geen wettelijke bepaling noch enig algemeen rechtsbeginsel eraan in de weg dat de rechter-commissaris in dat geval (geheel dan wel deels) terugkomt op een eerder gegeven onherroepelijke beschikking.
De raadkamer constateert vervolgens, aan de hand van de tekst van de beschikking van 9 juli 2015, gelezen in samenhang met de brief van de rechter-commissaris van diezelfde datum, dat de rechter-commissaris niet terugkomt op de beslissing van zijn collega van
28 mei 2014 om een negental getuigen te horen. Wel brengt de rechter-commissaris bij de beschikking van 9 juli 2015 wijziging in de bij de beschikking van 28 mei 2014 reeds bepaalde wijze waarop aan dat horen uitvoering dient te worden gegeven; in plaats van het horen van de getuigen in Polen wenst de rechter-commissaris gebruik te maken van de methode van videoverhoren.
De raadkamer is van oordeel dat de rechter-commissaris zijn aldus genomen beslissing om wijziging te brengen in de modaliteit van het horen terecht en op goede gronden in de vorm van een beschikking (ex artikel 182 Sv) heeft gegoten, teneinde de verdediging in staat te stellen zich in een bezwaarprocedure tegen die beslissing te verweren. Van nietigheid van de (op zichzelf bevoegd genomen) beschikking van 9 juli 2015 is naar het oordeel van de raadkamer geen sprake.
Ten aanzien van de inhoud van de beslissing van de rechter-commissaris
De raadkamer dient in het kader van onderhavig bezwaarschrift een oordeel te geven over de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Daarbij dient de raadkamer uit te gaan van de feiten en omstandigheden die de rechter-commissaris, op het moment dat hij zijn beslissing nam, ter beschikking stonden.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, kan de rechter-commissaris onder bepaalde omstandigheden terugkomen op een eerder gegeven onherroepelijke beschikking. De beginselen van een goede procesorde vereisen naar het oordeel van de raadkamer echter wel dat de rechter-commissaris - ook in lijn met het bepaalde in artikel 182 lid 4 Sv - ter zake hoor en wederhoor toepast, zeker in een geval als het onderhavige, waarin de wensen van de verdediging ter zake van de wijze van het horen na het uitvoerig wisselen van standpunten door de rechter-commissaris zijn gehonoreerd. Voorts dient de beschikking deugdelijk en kenbaar te worden gemotiveerd.
In dit geval heeft de rechter-commissaris aan geen van beide vereisten voldaan. Hij heeft de verdediging ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over zijn voornemen wijziging te brengen in de modaliteit van het horen, doch is kennelijk onverhoeds tot het geven van de beschikking overgegaan, zonder zich eerst op de hoogte te stellen van het standpunt van de verdediging. Voorts heeft de rechter-commissaris de beschikking niet gemotiveerd. Wel valt uit de eerdergenoemde brief van 9 juli 2015 af te leiden wat de beweegredenen van de rechter-commissaris zijn geweest. Met name de (hoge) kosten van het horen van de getuigen ter plaatse, en het daartoe mogelijk meermaals moeten afreizen naar Polen, liggen ten grondslag aan de beslissing, alsmede het voorhanden zijn van een geschikt kostenbesparend alternatief, namelijk het videoverhoor, dat door de technologische vooruitgang sterk zou zijn verbeterd. Naar het oordeel van de raadkamer zouden deze ontwikkelingen op zichzelf een gewijzigde omstandigheid kunnen opleveren die ertoe noopt dat wordt teruggekomen op de eerder bepaalde modaliteit van het horen van de getuigen. Voorafgaand aan de beschikking van 28 mei 2014 heeft echter een regiebijeenkomst plaatsgevonden, alwaar de verdediging haar verzoek om de getuigen in Polen te horen uitvoerig heeft beargumenteerd. Mede gelet hierop, had het op de weg van de rechter-commissaris gelegen om in de beschikking op zijn minst genomen inzichtelijk te maken in welke zin de videoverhoortechnieken sinds medio 2014 zijn verbeterd en om voorts aan te geven om welke reden die verbeterde technieken meebrengen dat ook met het horen van de getuigen via videoverhoren, in gelijke zin als met het horen ter plaatse in Polen, aan de door de verdediging naar voren gebrachte belangen tegemoet wordt gekomen. De rechter-commissaris heeft dit ten onrechte nagelaten, overigens ook waar het gaat om de reden dat kennelijk een zestal getuigen niet kan worden getraceerd (enige toelichting ter zake ontbreekt).
De raadkamer concludeert op grond van het voorgaande dat de beschikking van 9 juli 2015 is gegeven in strijd met de beginselen van een goede procesorde en dat deze een deugdelijke motivering ontbeert. De raadkamer zal het bezwaarschrift van klager daarom gegrond verklaren en de beschikking van 9 juli 2015 vernietigen.

Beslissing

De raadkamer:
Verklaarthet bezwaarschrift gegrond.
Vernietigtde beschikking van de rechter-commissaris d.d. 9 juli 2015.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer op 2 oktober 2015 door:
mr. A.M. van Gorp (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier.