ECLI:NL:RBGEL:2015:6178

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1596
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en heffingsrente 2006, beroep gegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2006, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 244.775 had vastgesteld, naast andere belastbare inkomens. Na bezwaar had de inspecteur de aanslag verminderd, maar eiser was het niet eens met de opgelegde boete en de hoogte van de belastingaanslag. Tijdens de zitting op 10 september 2015 hebben partijen overeenstemming bereikt over de vaststelling van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en sparen en beleggen. De rechtbank heeft de aanslag en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking had op de aanslag. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 980, en is bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 45 vergoed moet worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/1596

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 13 oktober 2015

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.66) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 244.775, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 314.878 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.929. Tevens is bij beschikking € 30.879 aan heffingsrente in rekening gebracht. Voorts is een verzuimboete van € 113 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 februari 2015 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.275, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 99.877 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 20.929. De beschikking heffingsrente is verminderd tot € 4.242. De boetebeschikking is gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 20 maart 2015, ontvangen door de rechtbank op 23 maart 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2015.
Namens eiser is verschenen [A] en zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [B] .
Verweerder heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank. Een exemplaar hiervan is ter zitting overgelegd aan de wederpartij die tevens de gelegenheid is geboden kennis te nemen van en te reageren op deze pleitnota.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat eiser geen recht heeft op vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte kosten.
2. Eiser heeft ter zitting verklaard dat de opgelegde boete niet in geschil is.
3. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt en wel in die zin dat het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang moet worden vastgesteld op € 58.131 en dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen moet worden vastgesteld op € 2.529. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen. De rechtbank zal tevens de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderen.
4. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de aanslag IB/PVV en beschikking heffingsrente;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.275, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 58.131 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.529;
- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 980;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 13 oktober 2015
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.