ECLI:NL:RBGEL:2015:6184

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
05/760205-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 21 september 2015 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak tegen een 32-jarige man uit Joure. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 6-jarig meisje. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van de vagina van het slachtoffer en het likken van de vagina. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de handelingen enkel verzorgend van aard waren en niet seksueel bedoeld.

Tijdens de zitting werd de verklaring van het slachtoffer kritisch beoordeeld. De militaire kamer oordeelde dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen, zoals vereist door artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. De verdediging stelde dat de verdachte zalf had aangebracht op de schaamlippen van het slachtoffer vanwege een schimmelinfectie, en dat er geen seksuele intentie was. De militaire kamer concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om te stellen dat de verdachte meer had gedaan dan het aanbrengen van zalf, en dat deze handeling niet als ontuchtig kon worden gekwalificeerd.

Uiteindelijk sprak de militaire kamer de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in zedenzaken, waar vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/760205-14
Datum uitspraak : 21 september 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [woonplaats]
raadsman: mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 07 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 mei 2014 te Joure, gemeente De Friese Meren, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboortedatum [geboortedatum 2] , buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door die [slachtoffer]
(met zijn vingers) te betasten aan haar vagina en/of haar vagina te likken, terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer] .
Ter terechtzitting zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , de ouders van de benadeelde partij.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Indien de militaire kamer het likken van de vagina niet bewezen acht, eist de officier van justitie - ten aanzien van het betasten van de vagina - een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.De beslissing inzake het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten feit. Dat behelst zowel het likken van de vagina als het betasten van de vagina. Subsidiair kan in elk geval wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte met zijn vingers de vagina van [slachtoffer] heeft betast. De officier van justitie vindt dat het steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] gelegen is in het feit dat [slachtoffer] vertelt over hetgeen haar is overkomen en dat dit ‘uit de lucht komt vallen’, [slachtoffer] consistent is in haar verhaal en dat verdachte heeft bekend dat hij zalf op de vagina van [slachtoffer] heeft gesmeerd.
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Niet kan bewezen worden dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] . Verdachte heeft zalf op de schaamlippen van [slachtoffer] gesmeerd omdat zij last had van jeuk. Verdachte had hierbij geen seksuele intentie en heeft zijn handelen gemeld aan de moeder van [slachtoffer] . Dit kan niet als ontuchtige handeling worden gekwalificeerd. Ook blijkt niet dat verdachte [slachtoffer] anderszins heeft betast. Ten aanzien van het likken van de vagina is er enkel de verklaring van [slachtoffer] , die veel losse eindjes bevat. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de militaire kamer
Zedenzaken kenmerken zich door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer de veronderstelde dader de seksuele handelingen ofwel het seksuele van zijn handelingen ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als direct bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in de zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
In deze zaak heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte haar vagina heeft betast en aan haar vagina gelikt heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij zalf op de “plasser” van [slachtoffer] heeft gesmeerd omdat hij ermee bekend was dat [slachtoffer] last had van een schimmelinfectie en zij klaagde over jeuk. Hij heeft daarvoor de zalf gebruikt die hij gebruikte voor de schrale billen van zijn eigen dochtertje, nadat hij op internet informatie daarover had ingewonnen over de toepasbaarheid bij deze jeukklachten. Hij ontkent dat hij hierbij enige seksuele bedoeling had. Hij heeft de ouders van zijn handelen steeds op de hoogte gesteld. De door [slachtoffer] verdere genoemde handelingen, waaronder het likken van de vagina, worden door verdachte ontkend.
Bij de beoordeling van deze zaak is het van belang vast te stellen in hoeverre de verklaring van [slachtoffer] steun vindt in ander bewijsmateriaal. De militaire kamer overweegt daartoe als volgt. Hoewel [slachtoffer] inderdaad specifiek is in haar beschuldiging, die kennelijk zonder aanwijsbare aanleiding spontaan is geuit, laat dit onverlet dat de beschuldiging nog steeds van één en dezelfde bron afkomstig is. Er is dus geen wettig bewijs voorhanden dat verdachte meer heeft gedaan dan het smeren van zalf op “de plasser”, waarover verdachte zelf verklaard heeft.
Ten aanzien van die handeling kan echter niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat dit een ontuchtig karakter had. De militaire kamer overweegt dat het aanraken van het kruis van een aan je toevertrouwd 5-jarige kind van een ander, zonder voorafgaand overleg met de ouders en zonder duidelijke noodzaak (voor welke noodzaak een klacht van het kind over jeuk onvoldoende is) snel grensoverschrijdend en ontuchtig zal zijn. Anderzijds kan uit het dossier worden opgemaakt dat [slachtoffer] inderdaad last had van een schimmelinfectie en wordt de verklaring van verdachte dat hij de ouders beide keren dat hij zalf heeft aangebracht (direct achteraf) op de hoogte heeft gesteld, ondersteund door de in het dossier aanwezige berichtenwisseling met de ouders: [verdachte] “Heb [slachtoffer] weer zalf gegeven ze had weer last van haar plasser dus dat ook weer opgelost” [antwoord] “Ooh oke. Had ze geen last van thuis. Maar is goed”. Niet gebleken is dat verdachte nog zalf heeft aangebracht nadat de ouders hadden gevraagd om in verband met de infectie van [slachtoffer] geen andere handelingen te verrichten dan haar tijdig een schone onderbroek te geven.
In deze omstandigheden kan de verklaring van verdachte over de reden voor dit smeren van de zalf, namelijk enkel verzorgend, vanwege haar infectie, niet als onaannemelijk worden verworpen. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden dat het aanbrengen van de zalf (mede) een seksuele aard had.
De militaire kamer zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem tenlastegelegde feit.
De militaire kamer overweegt dat hierin niet gelezen mag worden dat de militaire kamer daarmee vaststelt dat [slachtoffer] niet de waarheid heeft verklaard, dit betekent slechts dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat het tenlastegelegde is begaan.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.002,11, bestaande uit een bedrag van € 77,11 aan materiële kosten en een bedrag van
€ 925,-- aan immateriële kosten.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2014. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De militaire kamer zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken en aan verdachte dus geen straf of maatregel is opgelegd en geen toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De militaire kamer, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gegeven door mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. H.G. Eskes, rechter en kolonel mr. J. Wiersma, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 september 2015.