Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 13 oktober 2015
[X] , te [Z] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
HR 16 januari 1974, BNB 1975/26, ECLI:NL:HR:1974:AX4567, HR 4 november 1981, BNB 1981/336, ECLI:NL:HR:1981:AW9752, en HR 22 juni 1994, BNB 1994/241, ECLI:NL:HR:1994:ZC5693) dient bij de waardering van een vordering per een bepaald tijdstip niet alleen rekening te worden gehouden met de waardebepalende omstandigheden die op dat moment aan de deelnemers aan het economische verkeer bekend zijn of kunnen zijn, maar ook met hetgeen na dat tijdstip bekend is geworden omtrent de destijds bestaande werkelijke toestand van de vordering. Vergelijkbare jurisprudentie is gewezen voor de waardering van andere vermogensbestanddelen in verband met de heffing van verschillende belastingen (onder meer HR 20 maart 1957, BNB 1957/152, ECLI:NL:HR:1957:AY1594 en HR 7 mei 1997, BNB 1997/268, ECLI:NL:HR:1997:AA2069).
Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;